Met een zogenaamd ‘Zomerakkoord’ tracht de regering Michel zichzelf een nieuw elan aan te meten. Het resultaat is een lange lijst aan voornemens, waarin elke coalitiepartner wel iets vindt om tevreden over te zijn. Tegelijk hebben alle coalitiepartners ook gegronde redenen om te twijfelen aan de haalbaarheid van voornemens die ze minder interessant vinden.

De beoogde tweede adem voor de federale regering wordt mee mogelijk gemaakt door een verbeterde economische conjunctuur. Deze zorgt in heel de Europese Unie voor betere groeicijfers. Het geheel aan voorgenomen maatregelen is er dan ook op gericht deze prille groei niet in het gedrang te brengen. Daarom kiest het ‘Zomerakkoord’ ervoor om de collectieve koopkracht van de Belgische gezinnen te handhaven of ietwat te verbeteren.

De keerzijde van de medaille is dat de financiering ervan gebeurt door de inkomsten van de sociale zekerheid te verminderen, via nieuwe cadeaus aan het patronaat, onder de vorm van lastenverlagingen. Verder mikken verschillende voornemens op een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt, tot en met in de openbare sector. Daarnaast wordt ook ingezet op de (gedeeltelijke) privatisering van het staatsbelang in banken als Belfius en BNP Fortis Paribas. Een voorgespiegelde oplossing voor het ARCO-dossier en een homeopathische belasting op effectenrekeningen moeten deze pil verteerbaar helpen maken voor de christelijke arbeidersbeweging.

Zoals gezegd somt het ‘Zomerakkoord’ enkel voornemens op. Het gaat vooralsnog dus niet om concrete beslissingen. Weliswaar werd bij elk voornemen ook een timing vooropgesteld. Maar tegelijk spreken verschillende coalitiepartners zich achter de schermen smalend uit over de haalbaarheid van die timing voor punten die hen minder aanstaan. De regering Michel blijft dan ook in wezen een zwakke regering. De komende verkiezingscampagnes zullen die zwakte alleen maar verder uit de verf doen komen.

Deze zwakte zou goed nieuws kunnen zijn voor de oppositiepartijen. Alleen, die oppositiepartijen zijn verdeeld en daardoor nog zwakker dan de regering zelf. Vooral de sociaaldemocraten zitten met een groot probleem. Zij zinken weg in de grootste crisis uit hun bestaan: de Vlaamse sp.a verdampt in de peilingen; de Franstalige PS likt de wonden veroorzaakt door corruptieschandalen en wordt aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen geweerd uit verschillende deelregeringen.

De vakbonden blijven als enige geloofwaardige kracht over om de regering het vuur aan de schenen te leggen. Maar ook daar doen zich problemen voor.

Alle vakbonden spraken zich uit tegen het geheel van het ‘Zomerakkoord’ en veroordeelden unaniem de ondermijning van de sociale zekerheid door de toenemende lastenverlagingen voor het patronaat. Allemaal verwerpen ze de verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt, hekelen ze de blijvende fiscale onrechtvaardigheid en klagen ze de afbraak van de openbare sector aan. Vanuit verschillende vakbonden wordt dan ook opgeroepen tot een ‘hete herfst’.

Minder duidelijk is echter wat het doel van zo’n ‘hete herfst’ zou moeten zijn. Gaat het opnieuw over het verwerven van een plaats aan de tafel van het overleg? Gaat het om het herbevestigen van de band met de respectievelijke ‘politieke vrienden’? Of gaat het erom te verhinderen dat de regeringsplannen kunnen worden uitgevoerd? En wat zijn eigenlijk de alternatieven die de vakbeweging wil naar voor schuiven? Last but not least, hoe denken de vakbonden de massa met succes te mobiliseren na de afgelopen jaren van nu eens opgestarte, dan weer stilgelegde actieplannen?

De vakbeweging kan zich maar beter geen illusies maken. Als zij er voor zou kiezen zich in te schrijven in de verkiezingscampagnes van hun politieke vrienden, dan loopt zij een reëel risico om meegezogen te worden in de toenemende ongeloofwaardigheid van partijen als PS-sp.a en CD&V-CdH. Daarom moet de vakbeweging opkomen voor de eigen belangen van de werkende mensen.

Dat is ook mogelijk. Ten eerste door klaar en duidelijk te stellen dat haar eisen niet beperkt zijn tot het bijsturen van de regeringsplannen. De vakbeweging dient integendeel op te komen voor het terugdraaien van alle voor de werkende mensen negatieve beslissingen sinds de financiële crisis, zoals de jacht op jonge werklozen, de verlenging van de pensioenleeftijd, de besparingen op de openbare sector, de indexsprong, de loonblokkering, de lastenverlagingen in de sociale zekerheid, enz.

Ten tweede zou de vakbeweging er goed aan doen om een grootschalige informatie- en sensibiliseringscampagne op stapel te zetten. Met een echte ‘Operatie Waarheid’ kan zij de publieke opinie doen keren, het zelfvertrouwen van de werkende mensen doen herleven en een begin maken met een beslissende mobilisatie. Tegelijk kan de vakbeweging zo ook duidelijk maken wat haar eigen alternatieven zijn voor de samenleving in crisis: versterking van de sociale zekerheid, uitbouw van de openbare sector, een radicale arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met compenserende aanwervingen en de instelling van een draconische crisisbelasting op de 10% rijkste Belgen.

Ten derde dient de vakbeweging een geloofwaardig actieplan op poten te zetten. Dat moet opnieuw een plan zijn dat een oplopende lijn vertoont: van betoging, over provinciale en/of sectorale acties, uitlopend op de algemene staking. Dit keer niet om daarna alles te begraven ter meerdere eer en glorie van het overleg, maar wel degelijk tot en met de val van de regering.

Het is kortom goed dat de geweren in de centrales worden uitgedeeld. Tegelijk is er echter ook een helder actieplan nodig, een duidelijk strijddoel en wervende alternatieven. Laat ons daar vanaf nu aan werken!