Door slachtpartijen en sektarisme hebben de dictaturen in de Arabische wereld deze ronde overleefd. Maar op de lange termijn is een maatschappelijke orde gebaseerd op moord en bloedvergieten gedoemd om in te sto

Het begin van dit nieuwe jaar in de Arabische regio lijkt opmerkelijk veel op dat van het afgelopen jaar. 2018 begon met sociale onrust en protesten in Marokko, Tunesië, Jordanië en Soedan en Iran leek zelfs de Arabische omwenteling in te halen. Een jaar later, in het begin van 2019, is de sociale aardbeving nog steeds aan de gang in de Arabische regio die gekenmerkt wordt door zijn hoge dichtheid aan sociale vulkanen, of het nu actieve, ontploffende of sluimerende vulkanen zijn die op elk moment kunnen uitbarsten.

Tunesië, het epicentrum van de grote sociale aardbeving die op 17 december 2010 begon in de stad Sidi Bouzid in het verarmde centrum van het land was het land dat de Arabische Lente, het meest opwindende hoofdstuk van de moderne Arabische geschiedenis (tot de volgende ‘lente’) inluidde – gaat nog steeds van de ene explosie na de andere. De meest recente lokale opstand barstte los in de stad Kasserine, in dezelfde verarmde centrale regio van het land, en strekte zich uit naar andere gebieden in de buurt van de twee grote steden Tunis en Sfax.

In Soedan, waar de bevolking zich al vroeg bij de Arabische lente van2011 aansloot en werd getroffen door de harde onderdrukking van het despotische regime van Omar al-Bashir, is de volksbeweging keer op keer teruggekeerd. Als een onstuimige zee waarvan de gigantische golven op de muren van een enorme gevangenis beuken wordt de volksbeweging steeds sterker, staking na staking, tot de dag waarop de Soedanese Bastille zal afbrokkelen. Een dag die onverbiddelijk zal komen, ondanks alle inspanningen van de ‘broeders’ van de Soedanese despoot onder de Golfkoningen om hem te redden.

Het Arabische ‘ancien regime’ komt nu weer bijeen en de contrarevolutionaire krachten van de regio herenigen zich en overwinnen de religieuze sectarische verdeeldheid die ze een tijdje hebben uitgebuit in hun streven om de Arabische lente van zijn koers naar democratie en sociale gelijkheid het smerige moeras van de sektarische haatgevoelens in te duwen. Het is veelzeggend dat de man die als eerste Bashar al-Assad – het Syrische symbool van de despotische orde die standhield tegen de enorme revolutionaire golf die 8 jaar geleden in Tunesië begon – heeft omarmd niemand minder is dan het hoofd van wat momenteel de zwakste schakel is in de keten van Arabische regimes: Omar al-Bashir van Soedan, die eind vorig jaar een verrassingsbezoek bracht aan Damascus.

Hoe veelzeggend is het ook dat een van de regimes die de weg wijst om de Syrische regering terug te brengen in de stinkende kudde van Arabische despotische regimes – de kudde waaruit Damascus tijdelijk was uitgesloten, paradoxaal genoeg vanwege de overeenkomst van zijn eigen inspanningen met die van zijn ‘broeders’ bij het laten zinken van de Syrische revolutie in de troebele wateren van het sektarisme – niemand minder is dan de monarchie van Bahrein, de contrarevolutionaire lookalike van het Syrische regime. Beide regimes, in Damascus en Manama, gebruiken sektarisme in het consolideren van hun macht. Ook al is de sekte van de elite in het ene geval de sekte van de meerderheid in het andere geval en omgekeerd. Zowel de Syrische en de Bahreinse regimes werden gered van de Arabische opstand door buitenlandse interventies. De laatste werd gered door de Saoedische monarchie terwijl de eerste werd gered door de mullarchie van Iran, later aangevuld met het neo-tsaristische Rusland.

De Arabische regimes zijn nu druk bezig hun verbroken banden te herstellen en een Arabische top van verzoening voor te bereiden. Ze ademen diep in en proberen zichzelf ervan te overtuigen dat de Arabische revolutie dood is en dat er weer de normale repressieve orde heerst. Daarmee herinneren ze ons aan de welsprekende woorden die de grote revolutionaire leider en denker Rosa Luxemburg schreef in een tijd dat Europa’s reactionaire regimes opgelucht ademden, gerustgesteld door het falen van de revolutionaire golf die het continent in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog had getroffen. Een eeuw geleden, op 14 januari 1919, de dag voordat ze in Berlijn werd vermoord door contrarevolutionaire schurken, schreef Rosa die welsprekende woorden: ‘Orde heerst in Warschau!’ ‘Orde heerst in Parijs!’ ‘Orde heerst in Berlijn!’ Dat is wat elke halve eeuw de bewakers van ‘orde’ uitroepen van het ene centrum van de wereldhistorische strijd tot het volgende.’

Het is alsof we vandaag de echo horen van deze juichende uitroepen van de bewakers van de Arabische ‘orde’: ‘Orde heerst in Manama!’ ‘Orde heerst in Damascus!’ ‘Order heerst in Caïro!’ En hier komt de bijtende opmerking van Rosa : ‘En de jubelende ‘overwinnaars’ slagen er niet in om op te merken dat elke ‘orde’ die steeds moet worden gehandhaafd door bloedige slachtingen onverbiddelijk op weg is naar haar eigen ondergang.’ Ook de Arabische heersers beseffen niet dat hun despotische ‘orde’ die permanent moet worden gehandhaafd door middel van moord en slachtingen, gedoemd is om in te storten.

Hoe hard ze ook hun best doen zichzelf ervan te overtuigen dat hun despotische ‘orde’ weer normaal is, ze zullen niet in staat zijn om de revolutionaire dreun uit Tunesië en Soedan vandaag, Cairo en Damascus morgen, uit te sluiten. Want wat acht jaar geleden in Tunesië begon, is inderdaad een revolutionair proces op lange termijn dat niet zal stoppen zolang het Arabische ‘ancien regime’ nog steeds overeind staat. Vandaag in Tunesië of Soedan, en potentieel in alle  landen van de regio, ‘is de revolutie nog steeds op het plein,’ zoals de jonge Egyptische rebellen zongen voordat ze tot tijdelijke stilte gedwongen werden door wrede repressie. Tot de volgende explosie die onvermijdelijk zal komen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Al-Quds al-Arabi. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos, gebaseerd op de Engelse vertaling op Jacobin.