Deze tekst is een van de drie teksten die werden voorgelegd om een discussie over de internationale situatie op gang te brengen tijdens de vergadering van het Internationale Comité van de 4e Internationale in februari 2022. Deze drie teksten zullen samen de basis vormen voor de werking van de 4e Internationale in de nabije toekomst. De andere twee teksten zullen we de komende weken publiceren.

Bijdrage tot de ontwikkeling van een ecosocialistisch programma in het kader van de noodzakelijke beperking van de wereldwijde materiële productie

1. Trek aan de noodrem

De ecocidale accumulatie van kapitaal bedreigt de voorwaarden zelf van het menselijk leven op de planeet.

De covid-pandemie bevestigt dit, in die zin dat de toename van zoönosen in de afgelopen veertig jaar is toe te schrijven aan de vernietiging van ecosystemen. De wereldwijde ecologische grenzen van duurzame menselijke ontwikkeling zijn op verschillende gebieden overschreden (klimaat, biodiversiteit, stikstof en landgebruik). Ze worden overschreden op het gebied van chemische en plasticverontreiniging, terwijl er grote onzekerheid bestaat over andere sleutelfactoren van duurzaamheid (zoetwatervoorraden, verontreiniging door fijne deeltjes, de fosforkringloop, enzovoort).

De kapitalistische vooruitgang is altijd al onverenigbaar geweest met een rationeel beheer van de uitwisseling van materie tussen de mensheid en de rest van de natuur, maar de huidige situatie is ongekend. Het productivisme dat de basis vormt van het systeem (dat noodzakelijkerwijs consumentisme impliceert) is een destructieve aardse kracht geworden die de aarde in een nieuw geologisch tijdperk heeft gebracht – het Antropoceen. De gevaren zijn enorm, maar het Kapitaal zet zijn koers voort, ondanks waarschuwingen vanuit de wetenschap. De catastrofe verdiept zich. Enerzijds treft ze de werkende klassen steeds harder, vooral in het Zuiden van de wereld. Aan de andere kant profiteren de kapitalisten van de ecologische crisis om hun privileges uit te breiden en nemen ze steeds vaker hun toevlucht tot geweld om ze te verdedigen. Nieuw extreem-rechts zet in op de uitroeiing van de armen als ‘uitweg’ uit de ecologische crisis. Het Malthusiaanse spookbeeld van een duik in de barbarij neemt toe.

Alleen het samengaan van de strijd van de uitgebuitenen en onderdrukten zal in staat zijn dit te stoppen. Maar deze strijd wordt en zal steeds meer worden bepaald door de ecologische crisis die objectief een radicale vermindering van de winning van materialen en het eindverbruik van energie voorschrijft. Degenen die strijden voor emancipatie moeten hieruit alle consequenties trekken. Het oude perspectief van ‘het opheffen van de kapitalistische barrières voor de (kwantitatieve) ontwikkeling van de productiekrachten’ moet dus uitdrukkelijk verlaten worden. In het kader van het Antropoceen vereist antikapitalisme het breken van de destructieve kracht van het kapitalistische productivisme, zijn extractivisme, zijn kolonialisme en zijn patriarchale ideologie van ‘overheersing van de natuur’. Er moet dringend aan de rem worden getrokken, zowel om de sociale ongelijkheid te bestrijden als om de weg vrij te maken voor een kwalitatieve ontwikkeling waarin de zorg voor de mens centraal staat via de bevrediging van reële menselijke behoeften, losgekoppeld van handelswaar, democratisch bepaald in zorgvuldig respect voor de ecosystemen.

2. Het fiasco van het kapitalistische beleid

De opwarming van de aarde brengt het grootste deel van de kapitalistische ecologische vernietiging tot uitdrukking. De opwarming versnelt en dreigt een snelle omwenteling te veroorzaken die het leven van honderden miljoenen mensen, de bestaansmiddelen van nog eens miljarden mensen en het voortbestaan van ecosystemen die het product zijn van miljoenen jaren natuurlijke geschiedenis, in gevaar brengt. Klimaatwetenschappers luiden al meer dan dertig jaar de noodklok, maar kapitalistische beleidsmakers hebben niets gedaan om de catastrofe in te dammen of zelfs maar te beperken. Erger nog, hun klimaatbeleid vergroot de ongelijkheid tussen Noord en Zuid en tussen rijk en arm binnen landen. De uitstoot van broeikasgassen blijft stijgen. Sinds 1990 is die met 60% toegenomen. In drie decennia (1990-2019), inclusief niet minder dan 25 ‘klimaattoppen’, is meer fossiele CO2 uitgestoten dan in de 240 jaar van 1750 tot 1990.

Het Raamverdrag inzake Klimaatverandering (UNFCCC) werd in Rio (1992) aangenomen met als doel ‘gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem te voorkomen’. Pas in 2015 (Parijs, COP21) hebben regeringen op papier het plafond van 1,5°C opwarming ten opzichte van het pre-industriële tijdperk vastgesteld. Het beginsel van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en capaciteiten vormt de kern van het Raamverdrag. Het had als leidraad moeten dienen voor de rechtvaardige verdeling van het resterende ‘koolstofbudget’ tussen Noord en Zuid, maar de VS en de EU hebben het in Kopenhagen de facto laten varen.

Het resultaat is dat elke regering wordt aangemoedigd om minder te doen dan de andere, zodat de toezeggingen die tijdens COP26 (Glasgow) zijn gedaan, de planeet op een catastrofaal pad zetten naar een opwarming van ten minste 2,4°C. Het Britse voorzitterschap van de conferentie probeert de mythe in stand te houden dat de COP-machinerie nog steeds de 1,5°C-doelstelling kan halen, maar niemand laat zich voor de gek houden. COP26 kon niet eens besluiten tot een onmiddellijke stopzetting van het gebruik van steenkool (een stopzetting die zelfs werd bepleit door het zeer kapitalistische Internationaal Energieagentschap). Glasgow is in feite een complete mislukking: een mislukking van het voorzitterschap; een mislukking van het ‘bottom-up’ proces dat in Parijs is verzonnen om ‘de ambities van de staten te verhogen’; een mislukking van de neoliberale pogingen om de opwarming van de aarde te bestrijden door middel van marktmechanismen; en een mislukking van de klimaateconomen die hun neoliberale dogma’s verbergen in wiskundige modellen, om ze te vermommen als Wetenschap.

Nog fundamenteler is dit het falen van het kapitalisme, dat beweert dat de wereldeconomie zowel kan blijven groeien en dus steeds meer energie kan verbruiken – om steeds meer te produceren – als koolstofvrij kan worden gemaakt door het op 80% fossiele brandstoffen gebaseerde energiesysteem te vervangen door een nieuw, op hernieuwbare energie gebaseerd energiesysteem. Als alles echter verder gelijk blijft, vereist de bouw van het nieuwe systeem noodzakelijkerwijs een toename van het verbruik van fossiele energie en dus van de uitstoot van broeikasgassen. Het is dus onmogelijk om tegelijkertijd de groei te ‘stimuleren’ en de ‘netto-emissies’ ten gevolge van de verbranding van fossiele brandstoffen teniet te doen, want dat is een fysieke onmogelijkheid. Maar de wet van de winst gaat voor kapitalistische leiders boven de wetten van de fysica. De mislukking van hun klimaatbeleid is de duidelijkste en meest dramatische illustratie van het failliet van dit productivistische systeem, van zijn monsterlijke irrationaliteit en zijn misdadige klassekarakter.

3. Valse en gevaarlijke oplossingen

In haar logica van waarde-accumulatie blijft er voor het kapitaal als ‘oplossing’ niets anders over dan te proberen de fysieke barrières te slechten door een technologische vlucht vooruit. Door de doelstelling van ‘koolstofneutraliteit’ of ‘netto nuluitstoot’ te verdraaien, wijkt het af van de reële, maar beperkte mogelijkheid om het deel van de koolstofuitstoot dat onvermijdelijk zal blijven, te absorberen. Om de uitstoot te verminderen en te proberen het teveel aan CO2 op te slaan, terwijl men winst blijft maken en dood kapitaal blijft opstapelen, concurreren de tovenaarsleerlingen van de productivisten met elkaar in het maken van recepten.

Vanuit technisch oogpunt is elk van hun pseudo-oplossingen beladen met specifieke tegenstrijdigheden: aardgas beschouwen als ‘overgangsenergie’ is uiteraard een farce. Afgezien van de altijd mogelijke ongelukken en het gevaar van proliferatie van atoomwapens is het enige ‘duurzame’ van kernenergie voor civiele doeleinden het afval. Geologische afvang en opslag impliceert eeuwigdurende werken en een gevaarlijke gok op de waterdichtheid van de reservoirs. Energie-intensieve waterstof is vooral een middel om de chemische, petroleum- en nucleaire industrie groen te schilderen.

De massale aanplant van bomen als tijdelijk en betrekkelijk schamel lapmiddel verhoogt de toch al buitensporige druk op het grondgebruik en de zoetwaterreserves, waardoor menselijke voeding, biodiversiteit en klimaatbescherming met elkaar wedijveren. De reproductie op aarde van de kernfusie – die de zon op afstand en veilig tot stand brengt (door haar afval te recyclen) – heeft alleen zin vanuit het oogpunt van de toenemende concentratie en centralisatie van het kapitaal en zijn macht (deze technologie zou hoe dan ook te laat komen om op de klimaatnoodsituatie te reageren).

Vanuit sociaal oogpunt – het neoliberalisme is hiertoe verplicht – wordt de uitvoering van deze recepten volledig toevertrouwd aan de ‘groene’ financiers, die in naam van ‘netto nul tegen 2050’ enorme mogelijkheden krijgen tot speculatie, greenwashing en toe-eigening door onteigening, ten koste van met name inheemse volkeren en plattelandsgemeenschappen. Tegelijkertijd maken regeringen steeds meer gebruik van neoliberale mechanismen (stimulansen, belastingen, enzovoort) om massaconsumptiegedrag te bestraffen en zo kansen te creëren voor groen kapitalisme, dat de ongelijkheid versterkt.

In het algemeen zijn de urgentie en de omvang van de emissiereducties die heel snel moeten worden gerealiseerd om onder de 1,5°C te blijven zonder over de schreef te gaan (tegen 2030 gemiddeld 5%/jaar wereldwijd voor kans van een op twee om onder de 1,5°C te blijven; 10%/jaar voor twee kansen op drie…) van dien aard dat deze pseudo-oplossingen gedoemd zijn te mislukken. Daarom groeit het gevaar dat het systeem overgaat tot de ergste vorm van technocratische dwaasheid: geo-engineering, dat wil zeggen het inzetten van apparatuur om de zonnestraling die de atmosfeer binnenkomt te verminderen. Deze geo-engineering zou de CO2-concentratie in de atmosfeer niet verminderen (en dus de verzuring van het water, die een bedreiging vormt voor het leven in zee, niet stoppen), maar zou voor het kapitaal een nieuw gebied van waardevermeerdering openen. Het zou ook de rivaliteit verscherpen tussen de imperialistische mogendheden, die het klimaat zouden kunnen manipuleren in overeenstemming met hun geostrategische belangen, ten koste van de armste volkeren.

4. De objectieve noodzaak van revolutie

Alle voorwaarden lijken aanwezig om de catastrofe te laten uitgroeien tot een cataclysme. Alleen een wereldwijde ecosocialistische revolutie zou haar kunnen stoppen, maar die staat niet op de agenda. Het kapitaal verstevigt overal zijn greep, de vakbonden klampen zich vast aan de kapitalistische opleving alsof het een reddingslijn is, sociale bewegingen zijn in het defensief, democratische en sociale rechten nemen af, het politieke veld verschuift naar rechts en in de meeste landen naar uiterst rechts…

Het kapitalisme heeft de mensheid al eerder in een dergelijke duistere situatie gestort, met name aan de vooravond van de  eerste wereldoorlog. Terwijl de nationalistische hysterie de massa’s in haar greep hield en de sociaaldemocratie, die haar belofte om de oorlog met revolutie te beantwoorden verried, het groene licht gaf voor de slachting, definieerde Lenin de situatie als ‘objectief revolutionair’ in die zin dat alleen revolutie de slachting kon stoppen. Vandaar de slogan ‘Brood, vrede, land’. De geschiedenis heeft hem gelijk gegeven: de revolutie in Rusland en haar neiging tot verspreiding dwongen de bourgeoisie ertoe een einde te maken aan de slachtpartij.

Deze vergelijking heeft natuurlijk haar grenzen. Het is één ding om heldhaftig de dood te trotseren, om niet je leven te riskeren door andere mensen te doden voor de winst van de wapenhandelaars, de imperialistische verdeling van de wereld en de glorie van de generaals. Iets anders is in opstand komen tegen het kapitaal omdat dat, door de arbeidskracht die de meerwaarde produceert in zich op te nemen, de proletariërs zozeer ontmenselijkt dat ze vervreemde werktuigen worden van de vernietiging van hun ‘anorganisch lichaam‘, waardoor de toekomstige generaties in gevaar worden gebracht. De wegen naar revolutionaire actie zijn hier oneindig veel ingewikkelder. Toch is dezelfde bewustwording noodzakelijk. Maar in het licht van de ecologische crisis is een antikapitalistische revolutie objectief gezien nog noodzakelijker. Het is dit fundamentele oordeel dat als uitgangspunt moet dienen voor het uitwerken van een programma, een strategie en een tactiek, omdat er geen andere weg is.

Juist met het oog op de klimaatcrisis moeten dus twee valkuilen worden vermeden: die van een abstract revolutionair maximalisme enerzijds en die van een pragmatisme dat geobsedeerd is door onmiddellijke antwoorden anderzijds. De eerste, in naam van ideologische zuiverheid, leidt tot sektarisch propagandisme en isolement; de tweede, in naam van de haalbaarheid, neigt ertoe groen reformisme, en dus groen kapitalisme als zodanig, te accepteren – ook in zijn imperialistische relatie met het mondiale Zuiden.

5. Een overgangsprogramma voor nu

Om de enorme afstand te overbruggen tussen wat objectief noodzakelijk is en wat subjectief mogelijk lijkt, is een programma nodig dat de kloof overbrugt tussen de huidige situatie en de verovering van de macht. Een programma met zowel een reeks voorstellen die een globaal antikapitalistisch antwoord schetsen op de objectieve situatie als actievormen die gebaseerd zijn op de democratische zelforganisatie van de uitgebuitenen en onderdrukten. Een programma waarvan de afzonderlijke eisen haalbaar zijn binnen het kapitalistische kader, maar waarvan de algehele samenhang het onverenigbaar maakt met de normale werking van het systeem, zodat het leidt tot de conclusie dat het noodzakelijk is de politieke macht te grijpen om de maatschappij van beneden  naar boven te veranderen.

Deze benadering van het overgangsprogramma is relevanter dan ooit. Maar om de uitdagingen van de 21e eeuw aan te gaan, is een beslissende vernieuwing nodig: het programma moet zorgen voor een wereldwijde daling van het eindverbruik van energie, en dus van de materiële productie en het vervoer. Dat is de noodzakelijke voorwaarde voor het herstel van het evenwicht in de energiebalans van de aarde en dus voor de stabilisatie van het klimaat.

Deze ‘krimp’ is uiteraard geen maatschappelijk project, maar een objectieve fysieke beperking waaraan de mensheid zich gedurende een bepaalde periode moet onderwerpen. Hoewel het duidelijk is dat bepaalde vormen van productie moeten groeien om te voldoen aan de enorme onbevredigde behoeften van grote delen van de mensheid, kunnen ze alleen groeien binnen een wereldwijd afnemen van het totale energieverbruik. Dit feit kan niet worden omzeild: het moet van meet af aan in het middelpunt van het programma worden geplaatst, omdat het de kern vormt van de klimaat/ecologische crisis die nu de hele sociaal-politieke situatie overheerst.

‘Alleen de waarheid is revolutionair’, zei Rosa Luxemburg. Dat betekent niet alleen dat leugens contrarevolutionair zijn, maar ook dat de waarheid de kracht heeft om de massa’s in de richting van revolutie te sturen. De noodzaak van materiële krimp is een essentieel onderdeel van deze waarheid, maar slechts een onderdeel. De volledige waarheid – de hele waarheid – is dat de fysieke beperking van de krimp noodzakelijk is omdat de kapitalistische productiewijze de mensheid over de ecologische grenzen heen heeft geduwd en haar naar de afgrond zal duwen als de productivistische illusies niet worden uitgeroeid.

De noodzakelijke krimp moet daarom zowel ecologisch als sociaal zijn – ecosocialistisch. Ze moet de sociale strijd versterken om de werkelijke veroorzakers van de ramp te laten betalen – de kapitalisten die zich door de catastrofe verrijken en versterken. Ze moet de strijd aanmoedigen voor het delen van rijkdom, kennis en macht tussen rijk en arm, niet alleen tussen Noord en Zuid, maar ook binnen de samenlevingen in Noord en Zuid.

Aangetoond moet worden dat het in de ijskast zetten van het beginsel van gedifferentieerde verantwoordelijkheden en capaciteiten de uitdrukking is van de wil van de kapitalisten om precies de tegenovergestelde richting op te gaan. Het moet volkomen duidelijk worden gemaakt dat, als deze vampieren hun gang kunnen blijven gaan, als de armen de kapitalisten niet laten betalen voor de krimp, deze zal worden opgelegd door de menselijke catastrofe in de arbaarse vorm van de eliminatie van een deel van de armen in het voordeel van de rijken. Met de fysica kan niet onderhandeld worden… De politieke uitdrukking van deze ‘oplossing’ is het fascisme. De keuze is dus duidelijk: ecosocialisme of barbarij. De conclusie is ook duidelijk: we hebben een ecosocialistisch overgangsprogramma nodig voor een rechtvaardige krimp die uitbuiting en onderdrukking afschaft.

6. De rijken vernietigen het klimaat

Aan de ideologen die beweren dat de ecologische/klimaatcrisis de grenzen tussen de sociale klassen volledig doet vervagen, antwoorden wij dat de strijd voor het klimaat een klassenstrijd is in de meest directe betekenis van het woord: een strijd tussen arm en rijk. Onder de 1,5°C blijven betekent dat ieder mens in 2030 gemiddeld 2,3 ton CO2/jaar ‘mag’ uitstoten. Samen stoot de rijkste 1% van de wereldbevolking momenteel bijna twee keer zoveel uit als de armste 50%. Om 2,3 ton/persoon/jaar te bereiken met inachtneming van de verantwoordelijkheden en gedifferentieerde capaciteiten, zou de 1% zijn uitstoot door dertig moeten delen, terwijl de armste 50% zijn uitstoot met drie zou kunnen vermenigvuldigen.

Het klimaatbeleid van de regeringen sinds COP21 (2015, Parijs) gaat in de andere richting: het aandeel van de rijkste 1% in de wereldwijde emissies is gestegen van 13% in 1990 naar 15% in 2015; het zal de 16% bereiken in 2030. Het zal dan 25% hoger liggen dan in 1990 en zestien keer hoger dan het mondiale gemiddelde. Het aandeel van de armste 50% daarentegen zal stijgen van 8% naar 9% in 2030, met een uitstoot per hoofd van de bevolking die ruim onder 2,3 ton CO2  per jaar ligt. In feite zijn de reductieverplichtingen tegen 2030 omgekeerd evenredig met het inkomen: de rijkste 1% zal één twintigste doen, de 10% rijken één achtste en de middeninkomens 40% één zesde van wat klimaatrechtvaardigheid zou moeten voorschrijven.

Kapitalistische klimaatbeleidsmaatregelen die gericht zijn op de koolstofvoetafdruk van massaconsumptie laten de veel grotere koolstofvoetafdruk van luxeconsumptie (superjachten, privévliegtuigen, meerdere woningen, SUV’s, ruimtetoerisme…) buiten beschouwing. 50% van de vliegreizen wordt gemaakt door de rijkste 1%, maar slechts 1% van de klimaatmaatregelen is gericht op de luchtvaartsector. De 1% maakt ook gebruik van de ondoorzichtigheid van de financiële wereld om de koolstofvoetafdruk van hun kapitalistische investeringen te verbergen. Het grote onrecht bestaat erin dat de 50% van de wereldbevolking (die een marginale verantwoordelijkheid dragen voor de opwarming van de aarde!) in 2030 slechts een dertiende zullen gebruiken van het koolstofbudget waarop ze recht zouden hebben als het beginsel van ‘gedifferentieerde verantwoordelijkheden’ zou worden nageleefd.

Dat onrecht wordt nog verergerd door het feit dat het imperialisme weigert de ‘verliezen en schade’ in het Zuiden te compenseren en zich niet houdt aan de toezegging om honderd miljard dollar per jaar te betalen aan het Groene Klimaatfonds. Het onrecht ten gunste van de rijken in het Noorden en het Zuiden, treft echter alle werkende klassen in verschillende mate. De 50% bevinden zich overal in een relatief vergelijkbare situatie: in 2030 zal in vier van de vijf grote uitstotendee landen (VS, EU, VK, China) de uitstoot van de armste 50% iets boven of iets onder de 2,3t/pers/jaar blijven (in India zal hij veel lager blijven). Op mondiaal niveau zullen de verhoudingsgewijs grootste emissiereducties worden opgelegd aan de laagste inkomens in de ontwikkelde landen. Deze gegevens wijzen op de mogelijkheid van een eco-sociaal meerderheidsblok op klassenniveau. Zeker, de 40% van de zogenaamde ‘middenklasse’ moet zijn uitstoot in de EU en Groot-Brittannië met meer dan de helft, in China met een factor drie en in de VS met ongeveer een factor vier verminderen om onder de 1,5°C te blijven.

Het veroveren van een sociale meerderheid zal dus niet zonder conflicten en soms pijnlijke herzieningen gaan. Maar de strategische conclusie die uit de cijfers moet worden getrokken, is niet dat ‘impopulaire’ marktmaatregelen moeten worden opgelegd aan werknemers in het Noorden om het Zuiden in staat te stellen zich te ontwikkelen. De ervaring leert dat dergelijke maatregelen ondoeltreffend zijn. Ze kunnen alleen maar verdeeldheid zaaien onder degenen die verenigd moeten worden, terwijl ze klimaatontkennende demagogen in de kaart spelen. De strategische conclusie is dat het noodzakelijk is te strijden om de rijken in het Noorden en het Zuiden te laten betalen en dat deze strijd de voorwaarden schept voor ophelderingen die ons in staat zullen stellen vooruit te komen naar het ecosociale meerderheidsblok. Dat is gebleken bij  de opstand van de Gele Hesjes in Frankrijk, die, vertrekkend van de weigering van een belasting op brandstoffen, naar links is geschoven en zich soms bij de klimaatbeweging heeft aangesloten (‘einde van de wereld, einde van de maand, zelfde strijd’) en zelfs bij de feministische beweging tegen geweld tegen vrouwen.

7. Enkele dringende ecosociale maatregelen

De uitwerking van deze strategische conclusie vereist een plan van structurele hervormingen, anti-neoliberaal en anti-kapitalistisch. De ecologische crisis vereist uiteraard een specifiek ecologisch programma, gebaseerd op deugdelijke wetenschap. Maar dat programma lost niets op zonder een pakket maatregelen dat de rijken en de kapitalisten laat betalen om de maatschappij, de natuur en de relatie tussen maatschappij en natuur te herstellen. Op het gebied van consumptie is de koolstofintensiteit van de levensstijl van de rijken veel groter dan de levensstijl van de arbeidersklasse. In de productiesfeer is de koolstofefficiëntie van de publieke sector veel hoger dan die van de privésector en die van de agro-ecologie oneindig veel hoger dan die van de agro-industrie.

Op het gebied van de sociale reproductie moet met autonomie en respect een cultuur van zorg voor de levenden, in tegenstelling tot de kapitalistisch-patriarchale ideologie van overheersing en dood bevorderd worden. In het algemeen beantwoorden eisen die de inbezitneming van meerwaarde door de rijken verminderen – of het nu is om hun consumptie te financieren, om hun investeringen te financieren, om hun greep op de wereld en op organisaties te vergroten, of om nieuwe financiële markten te creëren – niet alleen aan de sociale noodsituatie, maar ook aan de ecologische noodsituatie. Deze maatregelen maken deel uit van de reële mogelijkheid dat alle mensen een goed leven kunnen leiden door weinig energie te verbruiken en de totale effecten op ecosystemen te verminderen.

Ze kunnen worden gegroepeerd in vijf rubrieken:

1. ‘Dringende regelgeving, ten koste van de rijken en hun bedrijven’

Tegenover regeringen en de media die ons voortdurend aansporen om ‘ons gedrag te veranderen’, onmiddellijke eisen stellen die gericht zijn op de consumptie van de rijken: privéjets, superjachten, ruimtetoerisme en Formule 1… moeten verboden worden; de productie van SUV’s moet onverwijld worden stopgezet; vliegreizen moeten aan de schandpaal worden genageld (‘flight shame’) en onderworpen worden aan een jaarlijks quotum.

Gezien het falen van de marktmechanismen, moet het precedent van het Protocol van Montreal gebruikt worden (geleidelijke afschaffing van CFK’s, met steunfondsen voor aanpassing in de landen van het Zuiden) om strenge regelgevende maatregelen te eisen, op kosten van de kapitalisten: stop methaanlekken (het stoppen van methaanlekken uit het gasnet, oliebronnen en kolenmijnen is eenmalig, levert geen technische problemen op en komt overeen met een beperking van de opwarming met 0,5°C), stopzetting van de uitstoot van HFK’s, gefluoreerde gassen (van 1990 tot 2019 was er een toename met 250% van de uitstoot van deze gassen waarvan het stralingsvermogen honderden tot duizenden keren groter is dan dat van CO2 en die tot tienduizenden jaren in de atmosfeer blijven), nul ontbossing en stopzetting van de vernietiging van wetlands.

Een verbod op de exploratie en exploitatie van nieuwe fossiele reserves, bindende geleidelijke stopzetting van de elektriciteitscentrales op steenkool, gas en olie (volgens het tijdschema van het IEA en het IPCC), onmiddellijke agro-ecologische hervorming van het landbouwbeleid (volgens het klimaatprogramma van Via Campesina), transformatie van de vervoerswijzen (ontwikkeling van openbaar vervoer, terugdringing van de plaats van de privé-auto…)

2. ‘Belastingrechtvaardigheid, sociale rechtvaardigheid = klimaatrechtvaardigheid’

Een euro in de zak van de 1% geeft dertig keer meer CO2 dan een euro in de zak van de 50% en vijftien keer meer dan in de zak van de 40%. Invoering van een maximumloon en verhoging van het minimumloon. Uitbreiding van de sociale bescherming. Gratis diensten (water, verwarming, verlichting, stedelijke mobiliteit) tot op het niveau van de basisbehoeften, met een snel stijgend tarief daarboven, om verspilling en luxeconsumptie tegen te gaan (de toepassingen van dit model op het gebied van water, bijvoorbeeld, verslaat de liberale propaganda van de ’tragedie van het gemeengoed’: gratis diensten stimuleren zelfbeheersing, niet misbruik!). Herfinanciering van de publieke sector.

Onmiddellijke betaling van de honderd miljard dollar per jaar van het Groene Klimaatfonds, in de vorm van subsidies (geen leningen – nee tegen het wurgen van het Zuiden met schulden!). Vergoeding van verlies en schade. Handen af van de  hulpbronnen van de landen van het Zuiden, nee tegen de ‘koolstofcompensatie’, de schulden van het Zuiden moeten worden kwijtgescholden, patenten op groene technologieën moeten worden opgeheven, … om de mensen in staat te stellen in hun behoeften te voorzien met hernieuwbare energie, duurzame landbouw en productie: de zonnehulpbron moet ten dienste staan van de mensen. Om de gigantische middelen op wereldschaal vrij te maken die nodig zijn om de catastrofe te bestrijden, het bankgeheim opheffen, vermogens registreren, belastingparadijzen opheffen, belasting heffen op grote sommen geld, financiële transacties belasten, opnieuw een progressieve belasting invoeren volgens het systeem dat in de Verenigde Staten van kracht was onder de New Deal (een heffing van 95% op de hoogste inkomensschijf).

3. ‘Democratie om de controle over ons leven terug te krijgen, om voor de mens en de aarde te zorgen’

Ecofeminisme: de zorg voor de mens en het leven centraal stellen, het erkennen en waarderen van het werk van gezondheidszorg, onderwijs, zorg voor ouderen en/of afhankelijke mensen, zorg voor jonge kinderen, herstel van ecosystemen en activiteiten die essentieel zijn voor het leven en weinig uitstoot hebben, wat nu door het patriarchale kapitalisme onzichtbaar gemaakt en gedevalueerd wordt. Recht op en vrije toegang tot abortus en anticonceptie, strijd tegen seksistisch- en seksueel geweld.

Democratie: verplichting tot volksraadpleging over projecten met milieu-impact (extractivisme, compensatie…). Controle- en vetorechten van werknemers over de organisatie, de inhoud en het doel van het werk (tegen geprogrammeerde veroudering, herstelbare en recycleerbare producten…). Controle- en vetorechten van inheemse volkeren en plattelandsgemeenschappen over hun grondgebieden en hun hulpbronnen.

4. ‘Minder produceren, minder werken, beter leven’

Onderdrukking van nutteloze productie (reclame, wegwerp gadgets) en schadelijke (bewapening, geprogrammeerde veroudering). Oorlog tegen oorlog en militarisme. Afschaffing van legers, die zowel de klanten als de gewapende arm van het fossiele kapitaal tegen de bevolking zijn. Maximale verplaatsing van de productie om sociaal nutteloos transport uit te schakelen. Absolute garantie van collectieve omschakeling zonder loonverlies voor arbeiders naar sociaal en ecologisch nuttige activiteiten, onder controle van de arbeiders. Stop met consumentistische vervreemding als miserabele compensatie voor miserabele menselijke relaties. Niet aan gender of geslacht gebonden taakverdeling en socialisatie van taken.

Als  de materiële voorwaarden voor een comfortabel leven voor iedereen gegarandeerd zijn, zijn tijd, sociale relaties en natuurbeleving de echte rijkdom. Hervat de anti-productivistische strijd voor een radicale collectieve vermindering van de arbeidstijd, zonder verlies van loon of verhoging van het werktempo. Alleen een beleid dat resoluut inzet op een nieuwe, waarlijk menselijke beschaving kan de maatschappelijke voorwaarden scheppen voor het op grote schaal ter discussie stellen van niet-duurzaam individueel gedrag, met name op het gebied van vrije tijd en voeding (met een drastische vermindering van de vleesconsumptie in het bijzonder).

5. ‘Ontwapening van de mensen die niet van het leven houden’

We zullen niet uit het kapitalisme wegkomen en we zullen de catastrofe niet stoppen door alternatieve lokale ervaringen te vermenigvuldigen. Het redden van het klimaat en de biodiversiteit zal een hersenschim blijven zolang het kapitaal de sleutelsectoren in handen houdt. Deze moeten gesocialiseerd worden door onteigening, te beginnen met energie en financiën. Om de uitdaging aan te gaan van de democratische planning die onontbeerlijk is op alle niveaus (van lokaal tot globaal) met respect voor de ‘gedifferentieerde verantwoordelijkheden’ is de verovering van de macht nodig en de opbouw van een nieuw soort machtsnetwerk, gebaseerd op de mobilisatie van de volksklassen en door hen gecontroleerd. Een machtsnetwerk geïnspireerd op de ervaring van de Parijse Commune om de democratische controle over de productie van het sociale bestaan terug te winnen, om de uitstoot voor iedereen op rechtvaardige wijze te verminderen, om de ecosystemen te herstellen en om iedereen een comfortabel en energie-efficiënt leven te verzekeren.

8. Bouwen aan een ecosocialistische hegemonie

Deze ‘Bijdrage tot de ontwikkeling van een ecosocialistisch programma in het kader van de noodzakelijke vermindering van de wereldwijde materiële productie’ is geen pure propaganda, maar een leidraad voor actie. Actie vereist een strategische hypothese. Het is een waarheid als een koe dat de productiewijze van het maatschappelijk bestaan niet zal worden veranderd zonder de bewuste deelneming van de producenten. Hoe leiden we arbeiders op om zich te verzetten tegen de productivistische waanzin waarvan hun dagelijks bestaan afhangt? Dat is de cruciale vraag. Het antwoord kan alleen komen van strijd en het samengaan van strijd. We moeten hier systematisch aan werken, wat betekent dat we inventieve strijdbare teams moeten opbouwen in de verschillende sociale bewegingen, die in staat zijn ervaring, kennis en know-how uit te wisselen en te vergaren. Ondanks de zeer defensieve situatie moet deze strategie ambitieus gekoppeld worden aan een strijd om de hegemonie in de samenleving.

De dubbele historische mislukking van de sociaal-democratie en van het stalinisme heeft het socialistische project ongetwijfeld in een diepe crisis gestort. Maar de ethische boodschap die altijd aan dit project ten grondslag heeft gelegen, kan meer dan ooit weerklank vinden, om de eenvoudige reden dat de ecologische crisis onze gezondheid ondermijnt en ons voortbestaan en dat van onze kinderen in gevaar brengt. Het kapitalisme verdrinkt de wereld, haar schoonheid, haar rijkdommen ‘in het ijzige water van zelfzuchtige berekening’. Het onvermoeibaar aan de kaak stellen van deze absurde en weerzinwekkende realiteit kan bij gelegenheid op massale schaal worden omgezet in een krachtig categorisch gebod dat kloven kan slaan in de klassensamenwerking van de ‘pro-groei’ vakbondsleiders. Alleen de omstandigheden zullen beslissen wanneer. We kunnen ons er alleen op voorbereiden. De kans op succes zal afhangen van de compromisloze radicaliteit van de strijd van degenen die vandaag de dag praktisch in de voorhoede van de ecosocialistische strijd staan: de jongeren, de inheemse volkeren, de boeren en de vrouwen.

Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.