Toen de coronacrisis uitbrak werd er direct geroepen dat de wereld nooit meer hetzelfde zou zijn. Mensen zouden gaan inzien dat onze huidige maatschappijvorm niet houdbaar is en hun gedrag en mentaliteit veranderen. Maar het kapitalisme is geen mentaliteitskwestie, maar systeem van dwang en uitbuiting met een bloedige ontstaansgeschiedenis.

Volgens schrijver Rutger Bregman betekent corona het einde van het neoliberale tijdperk. De coronacrisis laat volgens hem zien dat mensen wel deugen, in lijn met zijn laatste boek De meeste mensen deugen. Volgens Bregman vormt deze hernieuwde solidariteit, samen met een beteugeling van het kapitalisme door een Keynesiaanse staat, het antwoord op zowel de coronacrisis als het neoliberalisme.

Echter, zoals Anton Jäger in De Groene Amsterdammer al schreef, een altruïstische gedragsverandering is geen alternatief voor radicale politiek en systeemverandering. Langs dezelfde lijn als Bregman publiceerde Jesse Klaver een deltaplan om uit de coronacrisis te komen. Afgezien van het reformistische karakter van de vijf punten in het manifest, is de titel #SolidaireSamenleving veelzeggend.

We moeten inderdaad deze kans aangrijpen om over de samenleving na corona en het kapitalisme na te denken, maar we moeten er niet van uitgaan dat het allemaal vanzelf zal gaan zo lang we maar samen sterk staan. De hoogdravende energie waarmee het einde van het kapitalisme wordt aangekondigd, komt voort uit een gebrekkige analyse van het kapitalisme. In die analyse wordt het kapitalisme gezien als een mentaliteit waarvan de uitwassen met slechts een andere instelling uit te roeien zijn.

Dwang en uitbuiting

Maar kapitalisme is geen kwestie van instelling: het is een systeem van dwang en uitbuiting. Een systeem waarin de ongelijkheid tussen de bezittende en de werkende klasse alsmaar groter wordt. Werkende mensen zien hun arbeidspositie verslechteren terwijl de rijken, zelfs in tijden van crisis, de waarde van hun aandelen zien toenemen. Het systeem van economische en sociale verhoudingen werkt niet in ons voordeel.

De waarde die wij als werkende mensen door onze arbeid creëren wordt door een kleine groep ultrarijken toegeëigend. Slechts een deel vloeit terug naar de werkende mensen als loon, met geluk net genoeg om de vaste lasten te betalen. Deze economische verhouding tussen loonarbeid en kapitaal leidt tot de slavernij van de loonarbeider en de heerschappij van de kapitalist, zoals Marx beschrijft in Loonarbeid en kapitaal.

Tijdens de coronacrisis zien we deze mechanismen in volle werking. Veel werkende mensen zijn tegenwoordig afhankelijk van flexibele en onzekere contracten. Terwijl werkenden in de problemen raken nu het werk wegvalt, komt het de kapitalist maar al te goed uit dat hij deze kostenpost makkelijk kan lozen, nu hij hun arbeid niet meer nodig heeft.

Op andere werkplekken, zoals distributiecentra en winkels, moeten mensen onder onveilige omstandigheden werk verrichten dat enkel de winst van de kapitalist ten goede komt. Over de hele productieketen komen werkende mensen hierdoor onnodig met elkaar in contact en lopen daarmee risico op besmetting, enkel en alleen om er voor te zorgen dat de 24-uurseconomie van het kapitalisme draaiend blijft. Tegelijkertijd ontvangen ze slechts een minimumloon, terwijl de winsten van Ahold en Amazon door blijven stijgen.

De heerschappij van de kapitalist betekent niet alleen dat deze zich kan verrijken ten koste van arbeiders, maar ook dat de economische belangen van het kapitaal de politiek domineren. Hoe de regering is omgegaan met de coronacrisis maakt duidelijk dat de economie boven de gezondheid van de mensen wordt gesteld.

In veel landen stuit de heropening op verzet van de werkende mensen, desondanks worden de versoepelende maatregelen doorgedrukt. Het is exemplarisch voor de rol van de werkende klasse in het kapitalisme: zij hebben geen democratische controle over de economie – dat een groot deel van je leven beheerst – en zijn onderworpen aan het winstmotief.

Menselijke aard

Er wordt vaak beweerd dat er geen alternatief is, maar het kapitalisme is een relatief jong systeem met een specifieke ontstaansgeschiedenis. De marxistische historicus Ellen Meiksins Wood laat in haar boek Origin of Capitalism treffend zien hoe burgerlijke economen en historici deze ontstaansgeschiedenis proberen te verdoezelen.

Zij presenteren het kapitalisme namelijk als een logisch uitvloeisel van de menselijke aard. Die veronderstelde menselijke aard is wat Adam Smith aanduidde als de natuurlijke neiging om te onderhandelen, te ondernemen en te ruilen (‘truck, barter and exchange’). Deze aard zou transhistorisch en universeel in de menselijke geschiedenis aanwezig zijn.

In de hele geschiedenis was het kapitalisme als maatschappijvorm daarom latent aanwezig. Er was alleen nog wat technologische en intellectuele vooruitgang nodig om de homo economicus, die rationeel in het eigenbelang handelt, tot ontplooiing te laten komen. Volgens burgerlijke economen en historici is er altijd commercie aanwezig geweest. Het kapitalisme zou slechts een effectievere en kwantitatieve toename zijn van eerdere commerciele activiteit. Wood noemt dit het commercialisatiemodel.

Dit model legt echter niet uit wat de specifieke sociale en economische verhoudingen binnen het kapitalisme zijn en hoe deze verschillen van voorgaande maatschappijen. Voor deze historici en economen is er dan ook weinig noodzaak om de ontstaansgeschiedenis van het kapitalisme verder uit te zoeken, ze gaan er namelijk vanuit dat in embryo het kapitalisme altijd al aanwezig was.

Roof, moord en plundering

Marx veronderstelde juist dat de geschiedenis door menselijk handen voortgestuwd wordt en dat er een specifieke ontstaansgeschiedenis van het kapitalisme is. Elke voorgaande klassenmaatschappij had haar eigen productiewijze. Bijvoorbeeld de economie van de oude Grieken en Romeinen steunde op de slavernij en de middeleeuwen werden gekenmerkt door de relatie tussen landheer en boeren, waar de boeren een deel van hun oogst moesten afstaan in ruil voor het grondgebruik.

Marx noemt de overgang naar de kapitalistische economie het geheim van de oorspronkelijke accumulatie. Voordat er een maatschappij bestond waarin kapitaalkrachtigen de macht hadden over de economie en de arbeid, moesten ze eerst genoeg kapitaal vergaard hebben en moesten de randvoorwaarden voor uitbuiting en dus accumulatie aanwezig zijn.

Hiervoor was in de burgerlijke politieke economie nooit meer dan een mythische verklaring gegeven volgens Marx: ‘In een reeds langvervlogen tijd bestond er aan de ene kant een vlijtige, intelligente en vóór alles spaarzame elite en aan de andere kant luierende schooiers, die alles – en meer dan dat – verkwistten.’

Het volgende gedachte-experiment laat goed zien hoe de mythe van de spaarzame elite de plank misslaat: als de eerste homo sapiens zo’n 200.000 jaar geleden elk jaar het huidige modale inkomen zou verdienen en nooit een cent zou uitgeven zou hij 7,2 miljard euro gespaard hebben. Dat is nog niet eens de helft van het vermogen van de rijkste Nederlander, Charlene de Carvalho-Heineken.

In tegenstelling tot eerdere opvattingen over accumulatie van kapitaal toonde Marx aan hoe door onteigening van de arbeidersklasse de kapitalistische verhoudingen in het leven werden geroepen. Voordat er accumulatie op basis van uitbuiting plaats kon vinden, moesten er bepaalde voorwaarden zijn geschapen. Een van de belangrijkste was de privatisering van de productiemiddelen in handen van de kapitalist (de overgang van gemeenschappelijk naar privaat eigendom) en het creëren van een grote groep arbeiders die niets anders konden dan hun arbeidskracht verkopen. Dit is namelijk de economische verhouding waarop het kapitalisme drijft.

Marx beschrijft in Het Kapitaal hoe de onteigening van de plattelandsbevolking de kapitalist voorzag van kapitaal (geprivatiseerde grond) en arbeidskracht (weggedreven boeren). In de feodale sociale verhoudingen had de werkende klasse, de boeren, vaak nog toegang tot een deel van de productiemiddelen, namelijk een stukje land. Van de oogst van dit land moesten ze een deel afstaan aan de landheer. Voor de rest konden ze vaak gebruik maken van gemeenschappelijke gronden om wat extra’s te verbouwen of om hun vee te laten grazen. Door roof, moord en plundering werden de boeren verdreven van deze gemeenschappelijke gronden en naar de steden gejaagd, waardoor ze geen andere keus hadden dan hun arbeidskracht te verkopen.

Kolonialisme en ecologie

Voor het tot stand komen van het kapitalisme werden ook gemeenschappen buiten Europa verwoest. Marx dichtte het kolonialisme, waarmee geroofd kapitaal naar Europa werd gehaald, een centrale rol toe in de oorspronkelijke accumulatie. Hij noemde het een gruwelijk systeem: ‘De geschiedenis van het Hollandse koloniale beheer onthult een niet te overtreffen beeld van verraad, omkoperij, sluipmoord en laagheid’. Holland was in de zeventiende eeuw de kapitalistische natie bij uitstek.

De Guyanese revolutionair Walter Rodney liet met zijn boek How Europe underdeveloped Africa zien hoe het (neo-)kolonialisme niet alleen een moorddadig systeem is maar ook hoe de overuitbuiting van het mondiale zuiden de aanwezige economie daar verwoeste en de kapitaalaccumulatie in Europa versnelde.

In een recent artikel legt marxistisch ecoloog John Bellamy Foster ook de link tussen koloniale uitbuiting en ecologische vernietiging. Foster richt zich op de gebeurtenissen rondom de Ierse hongersnood (1845-1850) die meer dan een miljoen levens eiste. Eeuwen van Engelse kolonisatie had de Ieren verdrongen naar de minst vruchtbare gronden en de inheemse industrie verwoest.

Bovendien werd veel voedsel zoals graan, vis en boter geëxporteerd naar Engeland.

Als vervanging van het voedsel voor eigen gebruik begonnen de Ieren met het verbouwen van aardappelen omdat deze op de onvruchtbare gronden konden groeien. Om zowel de export van graan als het verbouwen van aardappelen voor eigen gebruik op peil te houden werd er door de Ierse boeren een verfijnd systeem van bemesting en wisselbouw opgezet.

Toen er een schimmel uitbrak die de aardappeloogst vernietigde en de Engelsen het overige voedsel bleven exporteren, brak er een hongersnood uit. Een miljoen arme boeren overleefden de hongersnood niet en nog eens 1,5 miljoen emigreerden naar Groot-Brittannië of een van de Engelse koloniën. De Engelse heersende klasse zocht niet naar oplossingen om de Ierse bevolking te helpen, maar naar nieuwe manieren om de Ierse kolonie winstgevend te houden.

Het Engelse parlement voerde wetten in die de verlaten en verarmde stukken land voor een spotprijs onder de hamer brachten. De kleine boeren waren door de honger al grotendeels verdreven van de gronden. Nu de gronden werden geprivatiseerd, werd de weg vrijgemaakt voor veehouderij. Met de afschaffing van de Corn Laws was het importeren van graan ook mogelijk geworden en was de noodzaak voor Iers graan verminderd.

Met het verdwijnen van de Ierse boeren verdween ook de wisselbouw en de natuurlijke bemesting. De grond verloor door de veehouderij aan vruchtbaarheid. In het begin van de 19de eeuw werd Ierland gezien als het meest vruchtbare van de Britse eilanden. Aan het eind van de 19de eeuw hadden de Engelsen zowel de grond als de Ieren zelf verwoest.

Met het exporteren van de handelsgewassen naar Engeland hadden de Engelsen de grond zo uitgeput dat deze niet meer geschikt was voor het herstel van de landbouw dat na de hongersnood zo nodig was. Marx bestudeerde het kolonialisme en de ecologie in Ierland om zijn ecologische theorie over de breuk in de stofwisseling tussen mens en natuur vorm te geven.

Destructief

De injectie van kapitalistische verhoudingen had niet alleen een desastreus effect op de economie en ecologie, ook pre-kapitalistische sociale relaties werden vernietigd. Dit toont nogmaals aan dat het kapitalisme een uniek systeem is dat vorige maatschappijvormen vervangt, en er niet slechts een efficiëntere vorm van is.

Rosa Luxemburg schreef over deze destructieve kracht, die uniek was aan het kapitalisme. Overal waar het kapitalisme ontstond, verstoorde het de pre-kapitalistische relaties die meer nadruk legden op de gemeenschap. Hierbij maakte Luxemburg een interessant onderscheid met het veroveren van landen in de middeleeuwen. Dit kwam natuurlijk ook voor, maar bijna nooit ging het daarbij om de volledige overname van het land of een genocide op het volk, zoals dat onder kapitalistisch imperialisme wel zo was. In de middeleeuwen werden veroveringen vaak gebruikt om belasting te persen uit de lokale economie of om ongelijke handelscontracten af te dwingen.

Maar bij het kapitalisme gaat het om de ander soort uitbuiting. Het gaat om het ‘vrij’ maken van de arbeider van grond en bodem. Kapitaalaccumulatie in het koloniale land is dan niet genoeg; de accumulatie wordt met geweld voortgezet over de grens. De bestaande sociale en economische relaties werden niet vanzelf van binnenuit omgezet naar kapitalistische verhoudingen, maar met geweld afgedwongen door de koloniale macht.

Luxemburg noemt het voorbeeld van Frans en Brits kolonialisme in respectievelijk Algerije en het Indiase subcontinent. Beide gebieden waren in de eeuwen voor de Europese overheersing bezet geweest, maar geen enkele veroveraar had zo ingrijpend de maatschappij veranderd als de Fransen en Britten. Door het land over te nemen en kapitalistische verhoudingen tot stand te brengen werden alle pre-kapitalistische sociale relaties – van tradities van gemeenschappelijk bezit tot matriarchale structuren – verwoest en vervangen door de heerschappij van het private eigendom en de uitbuiting van arbeiders.

Kapitalisme is geen mentaliteit

De kapitalistische mentaliteit waar we tijdens corona vanaf zouden moeten stappen, bestaat alleen maar bij de gratie van de kapitalistische verhoudingen en de gevolgen daarvan. Het systeem dwingt ons om bepaalde keuzes te maken. Dit systeem is geen logisch gevolg van onze menselijke aard, maar is tot stand gekomen met geweld en zal met geweld verdedigd worden.

Zoals aangetoond werd, is het kapitalisme een specifieke vorm van het organiseren van de economie en de bredere maatschappij. Dit systeem heeft een bloedige ontstaansgeschiedenis van kapitaalaccumulatie en zal niet zomaar ten val komen. Juist het tegenovergestelde is waar. Zoals vorige crises ons geleerd hebben, zal het kapitalisme alles uit de kast halen om zichzelf in stand te houden.

Het enige alternatief voor het onrecht van het kapitalisme is dan ook een economie met fundamenteel andere verhoudingen: een economie waarin de productie gebaseerd is op menselijke behoeften en gelijke verdeling. Wat hier logischerwijs uit voortvloeit, is dat wij ons politiek moeten organiseren tegenover de belangen van de heersende klasse.

Deze vorm van politieke organisatie betreft serieuze machtsvorming op de werkplekken en op straat en vergt veel meer dan een verandering van ideeën. Het doorgronden van het kapitalisme door het bestuderen van haar geschiedenis vormt hier ook een belangrijk onderdeel van. Alleen dan zullen wij in staat zijn om de werking ervan te snappen en te komen tot daadwerkelijke verandering in plaats van liberale hervormingen.

De coronacrisis biedt inderdaad openingen om na te denken over een wereld na corona. Maar deze wereld komt er niet vanzelf. De coronacrisis legt slechts de mechanismen en uitwassen van het kapitalisme bloot. Om de uitbuiting die zo fundamenteel is voor het kapitalisme te stoppen, hebben we veel meer nodig dan een ideeënstrijd.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.