In de jaren tachtig belichaamde Nicaragua de trots en de hoop van progressieven over de hele wereld. De Sandinistische volksrevolutie – die in 1979 een einde maakte aan de bloedige dictatuur van de familie Somoza – bracht de arme meerderheid van de bevolking onderwijs, gezondheidszorg, hoop en zelfvertrouwen. Het was een revolutie van vrijheid en pluriformiteit die in de hele wereld tot enthousiasme en solidariteit leidde.

Nu, bijna veertig jaar later lijken de tijden van Somoza te zijn teruggekeerd. De bevolking is massaal in opstand gekomen tegen het bewind van president Daniel Ortega en zijn vrouw en vicepresident Rosario Morillo. Het regime reageert met ongekende bruutheid en geweld op de vreedzame protesten. Er zijn inmiddels meer dan 500 doden gevallen, ruim 4.000 gewonden en zo’n 1.500 mensen zijn – al dan niet tijdelijk – ontvoerd door paramilitaire groepen. Velen daarvan zijn zwaar mishandeld en enige tientallen zijn vermist. Tienduizenden zijn het land en de repressie ontvlucht. Medici en paramedici die gewonde demonstranten behandelen worden bij staatsziekenhuizen ontslagen.

Het door Ortega en zijn aanhangers gedomineerde parlement heeft wetgeving aangenomen waardoor iedere vorm van verzet tegen het regime als ‘terrorisme’ wordt aangemerkt en iedere steun aan welk protest dan ook als steun aan terrorisme. Demonstraties zijn verboden en wie met een spandoek of protestbord de straat op gaat wordt of opgepakt of door de knokploegen van Ortega te grazen genomen.

De demonstranten hebben het blauw en wit van de Nicaraguaanse vlag als hun kleuren gekozen, en wie zich in die kleuren op straat vertoont heeft een probleem. De strijd tegen de blauw-witten neemt soms absurde en hilarische vormen aan, zoals politieagenten en gewapende en gemaskerde leden van Ortega’s knokploegen die verwoede pogingen doen om een zee van blauwe en witte ballonnen kapot te trappen.

Ortega is er in de loop van de tijd in geslaagd om zijn partij, het FSLN, om te vormen van een bevrijdingsbeweging tot een repressief instrument ter verdediging van de belangen van hem, zijn familie en de kring om hem heen, bestaande uit grote ondernemers – al dan niet van sandinistische huize.

Uitverkoop

In vrijwel alles is het huidige regime van het koppel Ortega-Morillo het tegendeel van dat van de eerste jaren na de revolutie van 1979. Dat geldt niet alleen voor de repressie en het gebrek aan democratie, maar zeker ook voor het economische beleid. Toen Ortega in 2007 – na zeer dubieuze verkiezingen – weer aan de macht kwam, zette hij het neoliberale beleid van zijn rechtse voorgangers voort en verscherpte dit.

Nicaragua sloot zich aan bij vrijhandelsverdragen met de VS (CAFTA), met Taiwan en met de EU. Het volgde trouw de richtlijnen van het IMF en privatiseerde een groot aantal bedrijven en sectoren die daarmee in buitenlandse handen kwamen. Zo kwam de energiesector in handen van het Spaanse Unión Fenosa, de mijnbouw in handen van een Canadees bedrijf (B2Gold) en vrijwel alle concessies in de visserijsector (met name kreeften) kwamen in handen van het Spaanse Pescanova.

De grootste uitverkoop was echter de concessie aan een Chinees consortium voor de aanleg van een kanaal dwars door het land, van de Atlantische naar de Stille Oceaan. Deze uitverkoop had voor de lokale bevolking ernstige gevolgen op het vlak van werkgelegenheid, kosten van levensonderhoud en milieu degradatie.

Hulpprogramma’s

De daling van de levensstandaard als gevolg van de neoliberale politiek werd voor een deel gecompenseerd door speciale hulpprogramma’s. Het geld hiervoor was afkomstig van Venezuela onder Hugo Chavez (ongeveer 200 miljoen dollar per jaar). Die fondsen werden buiten de nationale begroting gehouden (en daarmee buiten ieder vorm van controle) en gebruikt voor allerlei speciale projecten: beurzen voor studenten, extra premies voor ambtenaren, golfplaten voor de daken in arme buurten, enz. enz. En daarbij werd dan nadrukkelijk vermeld dat de ontvangers deze gunst te danken hebben aan het echtpaar Ortega-Murillo. Dit cliëntelisme verklaart waarom naast mensen in overheidsdienst – die hun baan te danken hebben aan hun (vermeende) loyaliteit aan Ortega – ook een deel van de bevolking Ortega nog steeds steunt.

De neoliberale politiek van Ortega viel goed in de smaak bij de VS. Het regime onderhield uitstekende relaties met de Amerikaanse Kamer van Koophandel, en, ondanks de links retoriek van Ortega, ook met de Amerikaanse overheid. Er was onder andere sprake van samenwerking op het gebied van de veiligheidsdiensten.

Isolement

De opstand die in april uitbrak en de daarop volgende repressie hebben Ortega-Morillo sterk in een isolement gedreven. De werkgevers organisatie COSEP, die tot dan toe uitstekende relaties met het regime had, zag dat de economie instortte en keerde zich er tegen. Ook de Amerikaanse regering ziet de ontwikkelingen met bezorgdheid aan, al was het maar door de vluchtelingenstroom die op gang is gekomen.

Door de repressie is het verzet minder zichtbaar. Ortega beweert in internationale media dat de situatie in zijn land genormaliseerd is en dat de terroristen, drugshandelaren en delinquenten inmiddels opgepakt zijn. In werkelijkheid vinden er iedere dag nog allerlei protesten plaats, is de economie in een duikvlucht terecht gekomen en ligt de zo belangrijke toeristensector bijna helemaal stil. Het verzet heeft zich in een brede coalitie van sociale bewegingen georganiseerd.

Hoe lang Ortega nog aan de macht kan blijven hangt vooral af van de opstelling van het leger. Formeel houdt dat zich afzijdig, maar in de praktijk steunt het nog steeds het regime. Internationaal groeit het isolement van Ortega. Verschillende internationale gremia hebben zich tegen de schendingen van de mensenrechten uitgesproken en er groeit een internationale solidariteitsbeweging.

Informatie over de actuele ontwikkelingen vindt u op de facebookpagina van SOS Nicaragua Holanda of in de tweewekelijkse nieuwsbrief Nicanieuws.

Dit artikel werd geschreven voor het komende nummer van Vredesspiraal, het blad van de vredesbeweging Kerk en Vrede.