Patrick Goethals doceert in Gent Spaanse cultuur. Wat dat inhoudt weet ik niet: ¿castagnetten, stierengevechten, paella, tapas, cava, flamenco, chorizo voor doorsnee studenten (de massa), en Cervantes, Miguel de Unamuno en Ortega y Gasset voor meer intellectueel gerichte jonge geesten (de elite)?

Uit hoofde van zijn docerende positie heeft hij zich gemengd in het verwarde debat over Catalonië (De Standaard, 30 oktober). Hij vindt dat de politici aldaar de controle kwijt zijn. Ze hebben zich laten meeslepen door de massa, meer bepaald door de burgerbewegingen. Ik heb de indruk dat Meneer Goethals veel gemeen heeft met hoger genoemde Ortega y Gasset, de pessimistische conservatieve cultuurfilosoof en auteur van La Rebelión de las masas (1930).

Zijn traktaat verscheen in 1935 in Nederlandse vertaling onder de titel De Opstand der Horden (de massa’s werden plots bestiale Hunnen); in 2015 verscheen een nieuwe vertaling onder de titel De opstand van de massamens. Boekentitels zijn ideologische boodschappen. De nieuwe editie heeft trouwens haar ideologische plaats in het huidige tijdsgewricht waarin de gevestigde burgerlijke partijen af te rekenen hebben met het populisme.

Ortega y Gasset twijfelde of de “massamens”, dat is de gewone man (niet de vrouw) die na de eerste wereldoorlog in Europa een doorslaggevende rol in het politieke bedrijf begon te spelen, geschikt was om de macht humanitair uit te oefenen. Onbescheiden, gespeend van zelfkritiek, egalitair, zelfvoldaan, zonder zelfrespect en zonder respect voor autoriteit, rancuneus wilde hij gewoonweg de baas zijn. En dat allemaal natuurlijk ten koste van de elite. De aristocratie (de echte) en die van de geest (Ortega) moet ons verdedigen tegen het culturele verval.

In dit alles klinkt de wanhoop van een cultuurbeoefenaar tegenover de parlementaire democratie, die zelf berust op de burgerlijke opvatting van de samenleving, die zelf weer stoelt op het particulier bezit van de productiemiddelen. Maar tegen het kapitalisme trok Ortega y Gasset niet ten strijde. Hij beperkte zich braafjes tot een oproep voor een verenigd Europa en tegen het nationalisme.

Terug naar onze docent Spaanse cultuur. Hij vindt dat niet meer de politici (vertegenwoordigers van het volk nietwaar?) Catalonië besturen maar wel “de burgerbewegingen, het intellectuele middenveld en de anti-systeempartijen”. Goethals geeft toe dat de burgerbewegingen iets waardevol hebben; “maar ze houden ook een fundamenteel gevaar in, namelijk dat ze uitgroeien tot totalitaire en sektarische monsters”.

Hoor ik daar Bart de Wever en zijn kritiek op de Verlichting? Verder: “Als het dan om bewegingen van intellectuelen gaat, krijg je er nog het risico bovenop dat ze gaan freewheelen uit pure goesting en verrukking door de strijd der ideeën”. Dus: de autonomie van de staatsburger heeft grenzen, de strijd der ideeën moet ingeperkt worden en de samenleving moet een blijven. Hoor ik alweer Bart de Wever?

Teveel aan democratie is namelijk nooit goed volgens sommigen. Maar wie moet die beperkingen van de autonomie opleggen? De politici? Het gezonde Spaanse volksgevoel? De koning? Het parlement in Madrid? Et quis custodiet ipsos custodes? Dat is Latijn voor “En wie bewaakt de bewakers?”