Hoe kunnen we de sociale strijd en de milieustrijd met elkaar verzoenen? Die vraag levert problemen op voor vakbondsleden. Om een klimaatramp te vermijden, is het nodig de economische activiteit te verminderen, nutteloze of schadelijke productie te beteugelen, een aanzienlijk deel van de transportmiddelen op te geven… Maar wat gebeurt er dan met de werkgelegenheid? Hoe kunnen we een groei van de werkloosheid, een nieuwe toename van armoede en onzekerheid voorkomen? Gegeven de huidige krachtsverhouding, in het licht van het financiële en geglobaliseerde kapitalisme, lijken dit onmogelijke uitdagingen.

Het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (ITUC) (1)In België maken zowel ACV, ABVV als ACLVB deel uit van het ITUC. heeft een radicale conclusie getrokken: omkleed met mooie woorden over de ‘eerlijke transitie’ heeft ze ervoor gekozen om de overgang naar een onmogelijk groen kapitalisme te begeleiden. Haar resolutie van Vancouver (2010) is duidelijk: dit document pleit voor een transitie die ‘het concurrentievermogen van bedrijven niet in gevaar brengt en de overheidsbegrotingen niet onnodig onder druk zet’ (artikel 5). We lijken wel te dromen: het respect voor het concurrentievermogen gaat niet eens gepaard met een voorbehoud voor de sector van de fossiele brandstoffen, de belangrijkste veroorzaker van de klimaatverandering! Maar zonder de macht van deze sector van het kapitaal te breken, is het absoluut onmogelijk om de klimaatcatastrofe te vermijden…

Het ITUC wil geloven dat een ‘democratisch bestuur’ waarin de ‘eerlijke overgang’ is geïntegreerd, ‘nieuwe kansen’ zou bieden; dat het massaal, goede en ‘fatsoenlijke’ ‘groene banen’ zal creëren. Dit is wishful thinking. Kapitaal geïnvesteerd in de ‘energietransitie’ wijkt op geen enkele manier af van ander kapitaal met haar meedogenloze kapitalistische offensief tegen lonen, arbeidsomstandigheden en vakbonden. Duitsland loopt voorop op het gebied van zowel hernieuwbare energie als de uitbreiding van een onderklasse van arme werknemers. In veel landen gebruiken regeringen de ecologie om vakbondsbolwerken in traditionele sectoren te ontmantelen.

Het ontwikkelen van een echt vakbondsalternatief voor de politiek van klassensamenwerking van het ITUC-leiderschap is van strategisch belang. De arbeidersklasse neemt een doorslaggevende positie in de industrie en de dienstensector in. Zonder haar actieve deelname blijft een anti-productivistische transformatie van de economie onmogelijk. Maar hoe kunnen we de arbeiders winnen voor de strijd voor de verdediging van het milieu? Dat is de vraag. Het antwoord is moeilijk. Des te moeilijker omdat de krachtsverhoudingen verslechteren en het gif van de verdeeldheid zich verspreidt in de arbeidersklasse.

Zelforganisatie van de arbeidersklasse

Wat moet er gebeuren? Om te beginnen moet het probleem op theoretische niveau correct worden gesteld. Want het gaat hier om een fundamentele vraag: kapitaal is geen ding, maar een sociale relatie van uitbuiting die werknemers sterker onderwerpt dan ketenen zouden doen. Dit systeem dwingt elke werknemer om meer te produceren dan nodig is voor de bevrediging van zijn behoeften en om deze productie te realiseren in de vervreemde vorm van waren. Dus, om samen te werken in het productivisme, dat ‘de enige twee bronnen van alle rijkdom uitput: de Aarde en de arbeider’ (Marx). Vandaag de dag wordt deze samenwerking steeds onnatuurlijker, omdat het het voortbestaan van de mensheid in gevaar brengt. Maar in ‘normale’ omstandigheden legt de kapitalistische concurrentie dit aan iedereen op.

We moeten dus uit de ‘normale’ omstandigheden komen, uit de concurrentie van iedereen tegen iedereen. Hoe? Door de collectieve organisatie, door de actie van de uitgebuitenen voor hun eisen. ‘De emancipatie van de arbeiders zal het werk van de arbeiders zelf zijn’. Deze beroemde uitspraak van Marx is meer dan ooit geldig. Geconfronteerd met de ecologische crisis kan het enorme probleem van de onderwerping van arbeiders aan de productivistische wedloop van het kapitaal alleen maar worden overwonnen door een zelf-georganiseerde strijd. Praktische conclusie: elk collectief verzet tegen bezuinigingen, ontslagen en sluitingen moet worden ondersteund, zelfs kritisch (wanneer het niet echt democratisch is, of wanneer het uitgangspunt ervan in strijd is met de verdediging van het milieu). Want één ding is zeker: arbeiders die verslagen worden in de directe economische strijd tegen de bezuinigingen zullen geen hoger politiek bewustzijn ontwikkelen en de ecologische kwestie in hun strijd integreren.

Arbeiderscontrole en democratische zelforganisatie kunnen wonderen verrichten in termen van bewustzijn. Zelfs op het niveau van een onderneming. Een opmerkelijk voorbeeld werd in 1975-1985 gegeven door de ‘overtollige arbeiders’ van de glasbedrijven in Charleroi: na de strijd tegen de sluiting van hun bedrijf, dwongen zij de omschakeling af naar een overheidsbedrijf voor isolatie en renovatie van woningen (de onderneming werd opgericht maar later gesaboteerd door politici en werkgevers).

Een ecosocialistisch bewustzijn

Dergelijke voorbeelden blijven echter uitzonderingen. In het algemeen vereist de vorming van een ecosocialistisch bewustzijn een aanpak en ervaringen op een breder niveau dan de onderneming. De vakbeweging kan het beste op intersectoraal niveau structurele eisen stellen die in overeenstemming zijn met een antikapitalistische benadering van de overgang. Om enkele voorbeelden te noemen: de uitbreiding van de publieke sector (bijvoorbeeld gratis openbaar vervoer); de onteigening van de fossiele brandstoffensector (een noodzakelijke voorwaarde voor een snelle overgang naar hernieuwbare energiebronnen); de radicale verkorting van de arbeidstijd zonder salarisverlies (een noodzakelijke voorwaarde voor het combineren van dalende productie met behoud van werkgelegenheid).

Maar het programma en de strijd volstaan niet. Een ecologisch en strijdbare vakbondspolitiek vereist dat we verder kijken dan het intersectorale niveau. Er moet een strategie van samengaan met andere sociale bewegingen – boeren, jongeren, feministisch, ecologisch – worden bedacht. Dit houdt in dat de misvatting dat werk de bron van alle rijkdom is, moet worden losgelaten. In werkelijkheid veronderstelt de uitbuiting van loonarbeid de toe-eigening en uitbuiting van de natuurlijke hulpbronnen, die noodzakelijkerwijs het materiële object van arbeid vormen, en daarnaast de patriarchale uitbuiting van zorgwerk, voornamelijk door vrouwen en ‘onzichtbaar’ in het kader van het gezin. De tegensteling tussen kapitaal en arbeid is dus ingebed in een breder antagonisme tussen kapitaal enerzijds en reproductie anderzijds.

Als ze zich in het hart van dit antagonisme plaatst, kan de vakbeweging uit het defensief komen, allianties aangaan met andere sociale bewegingen en met hen een aantrekkelijk ecosocialistisch project ontwikkelen. Het gaat er niet om het fabeldier van een progressieve sociale transformatie nieuw leven in te blazen door de opeenstapeling van microervaringen die het mogelijk moeten maken een wereldwijde krachtproef te vermijden. Integendeel, het gaat om het voorbereiden van deze krachtproef op territoriaal niveau, door systematisch praktijken van controle, solidariteit, zelforganisatie en zelfbeheer te ontwikkelen. Deze zullen de uitgebuitenen en onderdrukten aanmoedigen om de zaken in eigen hand te nemen, om zich bewust te worden van hun kracht en zo een algemeen ecosocialistisch en feministisch bewustzijn te bevorderen dat de vakbeweging zal versterken.

Dit strategische voorstel zal voor sommigen ver verwijderd lijken van de bestaande krachtsverhouding. Laten ze dit niet vergeten: de relatieve rust aan de oppervlakte van de sociale relaties is misleidend. Het kapitalisme verminkt het leven en de natuur, de menselijke natuur in het bijzonder. De meerderheid van de bevolking wordt gedwongen zichzelf uit te putten en het milieu uit te putten in vervreemdend werk, steeds nuttelozer, ethisch ondraaglijker en met een ellendig bestaan als gevolg. Het explosieve materiaal dat op deze manier wordt verzameld, kan zijn energie naar links of naar rechts afgeven.

De klimaatacties van jongeren in de afgelopen maanden in een toenemend aantal landen zijn slechts één positief voorbeeld van deze dynamiek – die we ook zien bij bewegingen als Black Lives Matter en de vrouwenstakingen die voor 8 maart van dit jaar zijn gepland. De politieke discussies, ook over kwesties als productivisme en groei, die plaatsvinden onder jonge klimaatactivisten, moeten in vakbondskringen worden uitgedragen – evenals de energie en de militante inzet van hun mobilisaties.

Het is een understatement om te zeggen dat de vakbonden belang hebben bij het aan de linkerkant loskomen van de sociale energie die in de samenleving is opgebouwd door veertig jaar neoliberaal beleid. Door de strijd voor sociale rechtvaardigheid en milieu rechtvaardigheid in een antikapitalistisch en anti-productivistisch perspectief met elkaar te verbinden, heeft dit de grootste kans van slagen.

Voetnoten

Voetnoten
1 In België maken zowel ACV, ABVV als ACLVB deel uit van het ITUC.