In het weekend van 10-11 februari kwamen de Raad van Ministers en het Europees Parlement tot een akkoord over nieuwe begrotingsregels voor de lidstaten. Het is een nieuwe aflevering in het bekende Europees feuilleton van de ‘normen van Maastricht’ (u weet wel, de 3 en de 60 procent).

Tot nog toe werden deze normen nooit daadwerkelijk afgedwongen. In de Europese Unie (EU) kunnen de Europese Commissie en het Europees Hof van Justitie volgens de Verdragen enkel de regels van de gemeenschappelijke markt afdwingen. Op die gemeenschappelijke markt werd dan wel een gans bouwwerk opgebouwd van regels om die markt te laten werken. Maar de begrotingen van de lidstaten vallen daar niet onder. Sancties op een lidstaat die de begrotingsregels schenden kunnen alleen door de andere lidstaten genomen worden, en die passen daar wel voor op, want een volgende keer zijn ze misschien zelf aan de beurt. En nationale soevereiniteit ligt sowieso gevoelig.

Toen tijdens de coronacrisis de begrotingen van de lidstaten door het dak gingen werd het Stabiliteitspact, dat het toezicht op de begrotingen organiseert, opgeschort. Bovendien heerste een consensus dat de regels aan herziening toe waren.

Nieuwe regels

Dat weekend werden die nieuwe regels dus vastgelegd, al moet er formeel nog over gestemd worden. In september 2024 moeten de lidstaten hun begroting volgens de nieuwe regels voorleggen aan de Europese Commissie. Dan zullen we weten hoe heet de soep gegeten wordt.

De regels zijn nu een stuk flexibeler, en houden rekening met allerlei factoren. Details zijn te googelen, en te vinden in allerlei media en op de websites Van de Europese instellingen. Het is duidelijk de bedoeling de regels nu ook echt toe te passen.

De nieuwe flexibiliteit wordt verkocht als zouden ze meer inspraak geven aan de lidstaten (‘ownership’). Zo krijgen nationale toezichthouders op begrotingen ook een rol.

De vraag is of dit klopt. We krijgen in elk geval een lang proces van heen en weer gaande discussie tussen de lidstaten en de Commissie, met een complex geheel van criteria, waar alleen specialisten uit wijs raken. De tijd dat de nationale begroting het hart vormde van de democratie ligt echt wel achter ons.

Europese potjes

Bovendien maken de nieuwe regels al duidelijk waar de prioriteiten liggen: de klimaat- en digitale transitie, energieveiligheid en defensie. Wie daarin investeert kan rekenen op een groter mededogen van de Commissie.

Sterker nog: investeringen in Europese projecten op die terreinen tellen niet mee in een begrotingstekort. Dus als een lidstaat geld uitgeeft door deelname aan het Europees Herstelfonds, opgericht in het zog van corona, en meer bepaald aan NextGenerationEU (gefinancierd via Europese leningen), of in de zogenaamde Europese Vredesfaciliteit (defensie-uitgaven buiten de reguliere Europese begroting gefinancierd door de lidstaten), dan telt dat niet mee in het begrotingstekort.

Is daar iets mis mee? De consequentie is wel dat de lidstaat zich voegt naar het Europees beleid. Een lidstaat die openbaar vervoer belangrijker vindt dan elektrische auto’s komt dan niet aan de bak. Nu is het misschien geen goed idee dat pakweg België alles zet op elektrische auto’s en Nederland op openbaar vervoer. Gemeenschappelijk beleid is nuttig. Maar Elon Tesla Musk lijkt zo toch meer in de Europese pap te brokken hebben dan u of ik.

Of neem het landbouwbeleid. Heeft een lidstaat nog iets te zeggen wanneer Von de Leyen in haar campagne voor een nieuw mandaat vindt dat pesticiden moeten kunnen. Gemeenschappelijk geld voor een Europees beleid gericht op een ecologische en sociale transitie van de landbouw blijft zo marginaal.

Het Europees klimaatbeleid lijkt nu al op een blinde pletwals van CO2-heffingen die over de lidstaten wordt uitgerold (industriebeleid, transport, huisvesting, …). Zeker in Nederland wordt dat een interessant thema voor de komende verkiezingen voor het Europees Parlement, met de vader van de Europese Green Deal die nu de leider is van de PVDA/GroenLinks.

Als we ooit een linkse regering krijgen in een lidstaat dreigen al deze problemen van het Europees bestuur actueel te worden. Maar tot nog toe lijkt durven neen zeggen tegen de EU een monopolie van rechts, al dan niet extreem.

Meer debat?

De Europese instellingen lijken zich van het probleem bewust. Want de nieuwe regels bevatten ruimte voor meer uitleg aan het publiek en meer openbare rechtvaardiging van de diverse standpunten die in de overlegprocedure worden aangenomen.

En voor de volledigheid: ook het sociaal beleid, het ‘Europees semester’, blijft onderdeel van de gesprekken.