Voor het uitbreken van de wereldwijde coronapandemie leek de Belgische federale politiek af te stevenen op een totale blokkering. Geen enkele regeringsformule bleek levensvatbaar. Een centrumlinkse coalitie genoot net niet genoeg parlementaire steun, net zomin als een centrumrechtse.(1)

In de media werd deze blokkering grotendeels toegeschreven aan de rol van CD&V. Hoewel de Vlaamse christendemocraten ten tijde van het zogenaamde ‘kibbelkabinet’ – de regering Michel I – voortdurend in het defensief werden gedrongen door de Vlaams-nationalisten van de N-VA, bleef de nieuwbakken CD&V-voorzitter Joachim Coens steevast aandringen op het vormen van een coalitie met diezelfde N-VA. Een vooruitzicht waar zo goed als geen enkele Franstalige partij warm voor liep. Nieuwe federale verkiezingen leken dan ook onafwendbaar.

Goocheltruc

De uitdaging van de coronapandemie gooide dit alles in een klap overhoop. Wat onmogelijk leek, werd opeens noodzakelijk. Onder druk van de omstandigheden werd vliegensvlug een merkwaardige goocheltruc uitgedacht en doorgevoerd. De rest-regering van Franstalige liberalen (MR), hun Vlaamse tegenhangers (OpenVLD) en de Vlaamse christendemocraten (CD&V) kwam opnieuw aan zet.

Voorheen meewarig bekeken als schamele minderheidsregering in lopende zaken – die niet eens ontslag kon nemen omdat ze sowieso al ontslagnemend was – verkreeg ze nu opeens het vertrouwen van een verbijsterend brede meerderheid in de federale Kamer van Volksvertegenwoordigers. Enkel de N-VA, het Vlaams Belang en de PVDA/PTB stemden er niet mee in. Als klap op de vuurpijl kreeg deze nieuwe, maar ook oude regering er nog volmachten bovenop, die – dankzij de goedkeurende stemmen van de N-VA – zelfs een nog grotere meerderheid wisten te bekoren.

Sussende bezweringen

Dat liep wel niet van een leien dakje. De nieuwe oude coalitie beschikt in de federale Kamer slechts over 38 zetels van de 150 (25%). Bovendien zorgen de voorschriften inzake taalevenwicht ervoor dat de MR, als enige Franstalige coalitiepartner, beschikt over de helft plus een (voor de premier) van het aantal ministerposten. Nogal wat partijen vreesden dan ook dat het gunnen van het vertrouwen aan deze minderheidsregering henzelf voor lange tijd buiten spel zou zetten. Voor de N-VA komt daar nog het ontbreken bij van een meerderheid in de Nederlandstalige taalgroep.

Om al deze twijfels zo niet weg te nemen, dan toch te milderen, vroeg premier Wilmès het vertrouwen van de Kamer enkel voor wat betreft de strijd tegen het coronavirus: “Voor de rest blijft de regering in lopende zaken.”

Het vertrouwen werd bovendien slechts gevraagd voor de beperkte tijdspanne van zes maanden (weliswaar verlengbaar), terwijl ook de opdracht van deze nieuwe oude regering in omvang beperkt werd tot het nemen van de noodzakelijke maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Deze sussende bezweringen waren op zich echter niet voldoende om zowel de vertrouwensstemming als de goedkeuring van de volmachten zomaar veilig te stellen.

Superkern’

Om zich te verzekeren van het wankel vertrouwen moest de regering er dan ook nog enkele extra tovertrucs aan toevoegen. De eerste van die tovertrucs is de instelling van een zogenaamde ‘superkern’. Het gaat daarbij om een wekelijkse bijeenkomst (op zaterdag) waar de premier en de vice-premiers – de zogenaamde ‘kern’ – samen zitten met de voorzitters (of hun afgevaardigde) van de partijen die de volmachtbesluiten mee goedkeurden. Het gaat dus om een soort ‘schoonmoederconclaaf’. Op die manier wordt het overwicht van de MR-ministers in de regering geneutraliseerd, terwijl de leiders van de halvelingse oppositiepartijen controle kunnen uitvoeren op wat de regering al dan niet uitspookt.

Eigenlijk wordt door deze constructie de parlementaire controle over de regering grotendeels onderuit gehaald. In de Belgische context zijn het niet zozeer de verkozenen des volks, dan wel de politieke partijen die – geleid door hun voorzitters – het parlementaire werk sturen. Men kan zich dan ook moeilijk voorstellen dat besluiten, goedgekeurd door de ‘superkern’, in het parlement in vraag zouden worden gesteld door volksvertegenwoordigers, die daarmee dienen in te gaan tegen wat hun eigen partijvoorzitter of (voor wat betreft de N-VA) fractieleider eerder reeds goedgekeurd heeft.

Concreet komt het er eigenlijk op neer dat de regering niet regeert en het parlement niet controleert, maar dat de ‘superkern’… beide doet. In zekere mate doet deze constructie denken aan de instelling van het ‘Comité de Salut Public’ ten tijde van het hoogtepunt van de Franse Revolutie. Ook dat comité beschikte over bijzondere machten, toegekend omwille van een ‘oorlogsituatie’; een metafoor die ook vandaag gretig wordt aangehaald.

Nongoverno

Tot nu toe hebben we het alleen gehad over de zichtbare tovertrucs en bezweringen. Er zijn er echter nog andere, die zich meer afspelen in de luwte, ver weg van de aandacht der publieke opinie. Reeds voor het uitbreken van de coronacrisis werd er op informele wijze nagedacht over een meer duurzame aanpak van wat het Belgische nongoverno genoemd wordt.

In de media wijt men dit nongoverno veelal aan partijpolitieke tegenstellingen. De verschillende politieke partijen worden daarbij beschouwd als monolithische blokken, die bovendien elk nog eens opgesloten zitten in de realiteit van hun eigen taal- of gewestgebied. Dat maakt het voor journalisten ongetwijfeld makkelijker om de dingen te plaatsen. Alleen wordt zo wel verdoezeld dat ook politieke partijen onderhevig zijn aan tegenstrijdige maatschappelijke krachten. Anders gezegd: zo worden de verhoudingen tussen de sociale klassen verdoezeld.

Franstalige Belgische bourgeoisie

Achter de mantra van de ‘twee democratieën’ die België rijk zou zijn, gaat een historische beweging schuil. Grof gesteld mogen we zeggen dat de Belgische bourgeoisie in oorsprong Franstalig was. Ook haar rijkdom in de vorm van fabrieken bevond zich grotendeels in het Franstalige deel van België. (2) In deze fabrieken groeide dan ook haar spreekwoordelijke schaduw op: het eveneens grotendeels Franstalige (of verfranste) proletariaat.

Het is in die omstandigheden dat de Belgische bourgeoisie heeft leren omgaan met de dikwijls explosieve fenomenen van de klassenstrijd. Om die fenomenen te bezweren koos en kiest de Franstalige Belgische bourgeoisie het liefst voor vormen van klassencollaboratie. Alleen is het zo dat het overwicht van de Franstalige Belgische bourgeoisie in de Belgische context gaandeweg meer en meer gekrompen is, eerst ten voordele van multinationaal kapitaal, later ook in het voordeel van Vlaamse kapitalisten.

Vlaamse bourgeoisie

Onder invloed van de industrialisering van het Vlaamse landsgedeelte ontstond er na de Tweede Wereldoorlog naast de klassieke (Franstalige) Belgische bourgeoisie inderdaad langzaamaan een Vlaamse bourgeoisie. Deze Vlaamse bourgeoisie lijkt in hoge mate op haar Franstalige evenbeeld, behalve in een cruciaal opzicht: zij is als het ware ‘omhoog gevallen’. Zij heeft zich niet met scha en schande moeten opwerken. Zij kon rekenen op de economische expansiepolitiek, die haar Franstalige broeders hadden weten te bekomen (gefinancierd door de belastingbetaler).

Vanzelfsprekend waren de Vlaamse bourgeois (zoals alle bourgeois) misnoegd over de fiscale bijdragen die daarmee samenhingen. Ook konden ze niet lachen met de kostprijs van de arbeid (onder de vorm van sociale afdrachten), die hun Franstalige collega’s aanvaard hadden in het zicht van hun relatief bescheiden krachtsverhouding tegenover de arbeidersbeweging. Zij waren en zijn kortom veel minder bekend met de explosieve fenomenen van de klassenstrijd. In de Vlaamse economische context zijn er veel minder bittere en uitgebreide conflicten geweest waarbij arbeidersklasse en bourgeoisie lijnrecht tegenover elkaar stonden.(3)

De Vlaamse bourgeois hebben dan ook weinig of geen begrip voor de voorzichtige aanpak, die hun Franstalige evenknieën lijken te hanteren tegenover de vakbonden. Voor de Vlaamse bourgeois is dat ook niet nodig, gezien de al bij al vrij inschikkelijke houding van vele Vlaamse vakbondsleiders. Die laatsten zul je niet gauw horen roepen om een algemene staking, laat staan ‘tot de finish’. Waarom dan zoveel egards betuigen aan dergelijke leiders?

Vlaams neonationalisme…

Zoals elders uitgebreid beschreven wordt, vertaalt de verschillende werkelijkheid van de Vlaamse versus de Franstalige vleugels van de Belgische bourgeoisie zich ook in verschillende politieke projecten. Aan Vlaamse kant ontwikkelde zich gaandeweg een ‘Vlaams neonationalisme’, dat wil profiteren van de economische, sociale en ideologische conjunctuur – die in Vlaanderen in het voordeel speelt van de rechterzijde – om zo te komen tot een ‘conservatieve ultraliberale revolutie’ à la Thatcher. Dit behelst een frontale aanval op de sociale zekerheid, op de collectieve arbeidsovereenkomsten en op de organisaties van de arbeidersbeweging (rechtspersoonlijkheid voor de vakbonden, inkrimping van hun financiering, ‘harmonisering’ van de ziekenfondsen, enz.).

Of dit nu werkelijk gericht is op het doen uiteenspatten van de ‘Belgische’ verbanden, is minder duidelijk. Het lijkt er eerder op dat het Vlaamse neonationalisme een breekijzer wil zijn om ook Wallonië en Brussel naar rechts te doen kantelen, de impact van het koningshuis (dat als volksvreemd bekeken wordt) te verminderen en – wellicht vooral – de goedkope arbeidskracht van de Waalse werklozen ter beschikking te stellen van de Vlaamse patroons.

…versus neofederalistisch unionisme

Daartegenover bevinden zich in het burgerlijke kamp echter de Franstalige ‘neofederalistische unionisten’. Zij gebruiken de dreiging van de Vlaamse neonationalisten om hun Waalse en Brusselse samenlevingen, net als de vakbonden en andere sociale bewegingen, onder druk te zetten en hen te doen instemmen met de uitdieping van de neoliberale, autoritaire politiek.

De kwestie van de sociale zekerheid speelt daarin een sleutelrol. In het kort komt het hierop neer: “aanvaard de beperkingen in de sociale zekerheid, want anders wordt de boze N-VA-wolf nog sterker en zal hij jullie opeten”. Gaandeweg wordt daarbij ook de ‘eenheid van het land’ en het populariseren van de monarchie (een antidemocratisch residu van het Ancient Régime!) voorgesteld als een garantie voor het redden van de sociale zekerheid, die de solidariteit incarneert.

Het draaien van de wind

Met het uitbreken van de coronacrisis is de Franstalige Belgische bourgeoisie nog meer beducht voor het opnieuw opduiken van de klassenstrijd. Zij hebben gezien hoe de neoliberale regeringspartijen forse klappen kregen bij de parlementsverkiezingen van 24 mei 2019. Zij hebben opgemerkt dat het niet de centrumlinkse oppositie van de PS was, die daar wel bij vaarde, maar wel de alternativo’s van Ecolo en de links-radicalen van de PTB.

Ze hebben ook gezien dat in Vlaanderen de klappen eveneens vielen bij rechts en centrumlinks, terwijl ook daar de PVDA vooruit ging en het Vlaams Belang ook wist te profiteren, maar dan wel mee dankzij sociaal-demagogische populistische programmapunten. De Franstalige Belgische bourgeoisie is er, kortom, niet gerust in. Zij beseft dat de ideologische wind gedraaid is en dat de coronacrisis die draaiende wind verder zal aanwakkeren.

Wijzigende inzichten

De Vlaamse bourgeoisie is over het algemeen niet behept met dergelijke fijnzinnige analyses. Maar ook daar beginnen de inzichten te wijzigen. De redenen daarvoor moeten we niet zoeken bij een opeens opduikend altruïsme. De van fraude verdachte iconische Vlaamse patron Marc Coucke begint heus niet te spreken over de ‘nood aan een sterke overheid’ omdat hij opeens ontdekt heeft dat zijn fiscale bijdrage toch wel nuttig besteed zal worden. Hij doet dat alleen omdat hij – net zoals vele van zijn collega’s – geconfronteerd wordt met een enorme bedreiging.

Zo blijkt uit een enquête bij 4.725 in België gevestigde ondernemingen (5) dat “vier op de tien bevraagde ondernemingen hun omzet met meer dan 75% zien dalen. De horeca, de sector van de kunst, amusement en recreatie alsook de handel, ondervinden de grootste impact. Bovendien meldt 50% van de ondernemingen liquiditeitsproblemen.” De daling doet zich ook iets meer voor in het Vlaamse Gewest dan in de andere gewesten.(6)

Naar eigen zeggen menen “de ondernemingen dat de daling van hun omzet voornamelijk toe te schrijven is aan de zwakke vraag en daarnaast ook aan de sluiting door de overheid in het kader van de strijd tegen de verspreiding van Covid-19, de onmogelijkheid om de social distancing-verplichtingen na te leven, problemen met aanvoerlijnen en een personeelstekort.”(7)

Hoewel alle economische sectoren de negatieve invloed van de coronacrisis ondergaan, is de omvang tegelijk ook ongelijk verdeeld. “Hoewel de energiesector slechts een daling van de omzet kent met 5%, is dit voor de de horeca, de sector van de kunst, amusement en recreatie en voor de handel helemaal anders. Zij rapporteren een gemiddelde daling van hun omzet met respectievelijk 93%, 74% en 59%.”(8) Bovenop deze daling van de omzet, kennen vele ondernemingen ook liquiditeitsproblemen. Anders gezegd: zij hebben het moeilijk “bij het verkrijgen van krediet of door onbetaalde facturen.”(9)

Vele ondernemers vrezen dan ook een neerwaartse spiraal. Het is daarom dat zij ineens gewonnen zijn voor hulp vanwege ‘een sterke overheid’.

Vlaamse liberale evoluties

Deze wijzigende inzichten vinden ook hun weg naar het politieke niveau. Dat kan worden aangetoond door te kijken naar de tegenstelling tussen bepaalde liberale persoonlijkheden (in dit geval in Vlaanderen). Voor het uitbreken van de coronacrisis leek de liberale OpenVLD nog meer naar rechts te bewegen. Haar voorzitter Gwendolyn Rutten had vruchteloos geprobeerd steun te verwerven voor een centrumlinkse regering rond de PS, zonder een meerderheid langs Vlaamse kant. Ze kreeg prompt te maken met een opstand in eigen geleden, aangevoerd door kamerlid Egbert Lachaert. Voor die laatste moesten de liberalen zich op het socio-economische terrein veel harder gaan opstellen, “om ons DNA te beschermen” (tegenover N-VA).(10)

Die opstand in eigen rangen bemoeilijkte het werk van liberaal partijgenoot Patrick Dewael. Die was net aangesteld door de koning om (samen met Sabine Laruelle van de MR) een oplossing te vinden voor de geblokkeerde federale regeringskwestie. Nog moeilijker werd het, omdat er zich binnen OpenVLD ook voorzittersverkiezingen aandienen. Lachaert is kandidaat en verdedigt daarmee zijn neoliberale opstelling. Hij leek de grote favoriet te zullen worden.

Tot Bart Tommelein – de als energiek bekendstaande Oostendse burgemeester – zich in het strijdgewoel begaf, met de steun van boegbeelden als minister van Volksgezondheid Maggie De Block en Gents burgemeester Matthias De Clercq. Het discours van deze vleugel van de Vlaamse liberalen is er veel meer een dat aansluit bij de inzichten van de Franstalige bourgeoisie. Zij wensen een ‘nieuwe maatschappelijke consensus’.

Uittredend voorzitter Gwendolyn Rutten sprak op de Vlaamse openbare televisiezender dan weer over de nood aan ‘een nieuw sociaal pact’. Ook Lachaert heeft zijn discours ondertussen in dezelfde zin bijgesteld. Diens compagnon de route, minister van Financiën Alexander De Croo, spreekt ondertussen over de nood aan ‘een investeringspact’.

Een bocht van CD&V?

Dat de Vlaamse christendemocraten van CD&V zich al bij al nogal vlotjes lijken neer te leggen bij de merkwaardige minderheidsregering-annex-volmachten leidt her en der tot hoofdschudden. Wat blijft er over van het hardnekkig weigeren van welke federale coalitie ook, zolang de N-VA er geen deel van uitmaakt? In Franstalige media wordt dan ook ronduit gesproken over ‘een nederlaag’.

Eigenlijk gaat het meer om het spreekwoordelijke ‘voortschrijdend inzicht’. De CD&V is al enige tijd een vrij vreemde eend in de politieke bijt. Zij gedraagt zich zoals een grijsaard die meent nog steeds te beschikken over de fysieke krachten van een zestienjarige. Hoewel zij er allang niet meer de electorale omvang toe heeft, waant zij zich nog steeds ‘staatsdragend’ en onmisbaar. Precies daarom verlangde ze ernaar een regering te creëren, die kon rekenen op een meerderheid langs beide kanten van de taalgrens. Zou ze daarin geslaagd zijn, dan had ze meteen haar blijvend ‘staatsdragend’ belang aangetoond.

Helaas, de geschiedenis kent geen genade voor wie zich koestert in het verleden. Zulke mensen worden onverbiddelijk ingehaald door de gebeurtenissen. Dat is wat er gebeurd is met CD&V: zij werd ingehaald door de stroomversnelling, veroorzaakt door de uitdaging van de corona-pandemie. Paradoxaal genoeg leidt dit ertoe dat CD&V haar werkelijke betekenis – de partij te zijn van de georganiseerde klassencollaboratie! – onderweg verloren lijkt te hebben.

Vandaag moet CD&V ermee tevreden zijn dat haar gezicht uitgemaakt wordt door Pieter De Crem – als federaal super-gendarme aan de ene kant – en door Wouter Beke – als technocratisch (en vrij blunderend) Vlaams zorgminister aan de andere kant.

Hoop en vrome verwachtingen

Ondertussen wordt er weinig tot niets vernomen van de met financiële problemen worstelende christelijke arbeidersbeweging. Op het syndicale terrein komt het ACV – net als het ABVV – niet verder dan het verdedigen van de onmiddellijke belangen van hun leden. Niet dat zulks onbelangrijk is, verre van! De massale aangroei van het aantal tijdelijke werklozen zet een enorme druk op de vakbondswerking, om tijdig alles in goede banen te leiden, zodat deze werklozen snel hun uitkering kunnen ontvangen.

Peter Wouters, voorzitter van beweging.net (de koepel van de christelijke arbeidersbeweging), hoopt(11) ondertussen vooral dat “zowel de federale als de Vlaamse regering een taskforce zal oprichten om het crisisbeleid ten aanzien van de meest kwetsbaren samen met de sociale partners en armoedeverenigingen vorm te geven.”

De zelfbeperking tot het bekomen of veiligstellen van ‘een plaats aan de overlegtafel’ gaat samen met een hele waslijst aan vrome verwachtingen, die echter geen van alle gegarandeerd kunnen worden.

Vooral snakt de voorzitter van de christelijke arbeidersbeweging naar… ‘een nieuw sociaal pact’: “Na het applaus zullen we de zorgsector meer naar waarde schatten. (…) De loon- en arbeidsvoorwaarden, waaronder hun veiligheid, moeten opnieuw op tafel komen. Dan zullen we ook de Europese Commissie meer ruimte geven om leiderschap op te nemen en de solidariteit ook op Europees niveau structureel te organiseren. We zullen hernieuwde aandacht vinden voor de productieketens, met in het bijzonder aandacht voor onze landbouwers. Door de globalisering is er enorme druk ontstaan op deze beroepsgroep. Vandaag ziet iedereen waarom een volwaardige voedselproductie op korte afstand nodig is. We zullen werken aan oplossingen voor de mensen in kwetsbare arbeidsstatuten. Flexwerk, studentenjobs, interim-jobs, platformjobs,… We zorgen ervoor dat zij dezelfde sociale bescherming krijgen als alle andere werknemers.

Dan werken we voor hen aan een sociaal pact anno 2020. We vermoeden dat deze gezondheidscrisis zal gevolgd worden door een economische crisis, die gepaard gaat met een snel oplopende overheidsschuld. De klimaatcrisis gaat intussen zijn eigen gang. De politieke crisis is niet bedongen. De komende jaren worden zeer belangrijk op vele vlakken. We verwachten zeer fundamentele discussies, taboes moeten sneuvelen. We zullen het opnieuw moeten hebben over herverdeling, over een eerlijke fiscaliteit, over het belang van een sterke sociale zekerheid, over een duurzame economie, over de meerwaarde van sterke collectieve en sociale diensten en een sterke overheid.”

Hoe dat allemaal moet afgedwongen worden? Daarover zwijgt de eminente voorzitter in alle talen.

Herstel, herlancering en herverdeling?

Van een lankmoedigheid zoals bij de christendemocraten kunnen we de sociaaldemocratie niet verdenken. Zij acht haar moment – opnieuw – gekomen. Het helpt dat de nieuwbakken voorzitter van de Vlaamse sp.a zijn nuttigheidsfactor tegenover de ‘powers that be’ eerder al wist te verhogen door de (mislukte) zogenaamd ‘constructieve rol’ die hij meende te moeten spelen om PS en N-VA dichter bij elkaar te brengen. Dit leidde weliswaar tot niets, maar het leverde Rousseau wel complimentjes op van… N-VA-voorzitter Bart De Wever. Wellicht zonder het zelf te beseffen heeft de jeugdige voorzitter van de sp.a op die manier de ‘draai’ van de Vlaamse bourgeoisie mee helpen vergemakkelijken.

De Parti Socialiste van haar kant lanceert dan weer een plan van 125 punten om het post-coronacrisis-tijdperk voor te bereiden. Sleutelwoorden zijn ‘herstel, herlancering en herverdeling’.(12) Voor wat betreft het ‘herstel’ schuift de PS de organisatie naar voor van massale tests om de risico’s te beperken bij het afbouwen van de ‘lockdown’. Tevens vraagt de PS een premie voor werknemers die tijdens de crisis actief moeten blijven, net als het optrekken van de welzijnsenveloppe. Doel daarbij is het snel verhogen van de koopkracht, waarbij de financiering van de sociale zekerheid en van de openbare diensten gegarandeerd wordt. De PS ziet die garantie voor de sociale zekerheid en de openbare diensten echter maar als een tijdelijke kwestie.

Uiteindelijk moet er “een groot investeringsfonds voor de overgang naar een nieuw model” opgericht worden. Wat de herlancering betreft, wil de PS dat er ook een nieuw begrotingskader wordt vastgesteld. “De Europese begrotings- en financiële regels zullen moeten worden gewijzigd”, aldus Paul Magnette.

Ook rond de kwestie van de eventuele nationalisering van sommige ondernemingen moet er duidelijkheid komen: “Er zijn al verzoeken gedaan in de luchtvaartsector, maar we zullen ook proactief moeten zijn, wat kan onder de vorm van participaties.” Voor de PS moet de overheid dus aandelen kunnen opkopen van privébedrijven.

Tegelijk wil de PS de bestaande politieke situatie niet overhoop gooien: “We steunen de regering Wilmès van buitenaf, we staan in de oppositie om een minderheidsregering te steunen, zoals dat het geval is in de helft van de Europese landen.”

Impact van de coronacrisis

De impact van de coronacrisis is ondertussen gigantisch. Jean-François Tamellini van het Waalse FGTB bijvoorbeeld raamt de financiële weerslag van de coronacrisis in België op ongeveer 30 miljard euro. Een bedrag dat veel groter uitvalt dan de 13 miljard euro van het oplopende begrotingstekort ten gevolge van de federale politieke blokkering. De Nationale Bank en het Planbureau gaan overigens nog verder.(13) Zij ramen het verlies voor de Belgische economie in 2020 op 45 miljard euro of zo’n 8 procent.

Het begrotingstekort van de federale regering zou dan weer toenemen met 7,5%, terwijl de globale overheidsschuld zou groeien tot zo’n 115% van het bruto binnenlands product. Het algemene welvaartsverlies tussen maart 2020 en december 2021 wordt dan weer geraamd op bijna 60 miljard euro! De eerder genoemde enquête bij Belgische bedrijven wijst dat ook uit.

De patroons van hun kant zijn dan ook vragende partij voor meer inbreng en ondersteuning door de overheid (zie ook verder). Voorlopig lijkt het er op dat ook de Europese instellingen een oogje zullen dichtknijpen, indien er stimulerende economische maatregelen zouden genomen worden, ondanks de daardoor veroorzaakte groei van de gigantische put in de overheidsfinanciën.

Gewijzigd bewustzijn

De omvang van de kostprijs van de coronacrisis is overigens niet de enige kant van het verhaal. De genomen bewarende maatregelen – het opleggen van fysieke distantie, het grotendeels lamleggen van het openbare leven, de focus die gericht wordt op de dienstverlening door de zorgsector en door bepaalde openbare diensten – zorgen ook voor een gewijzigd bewustzijn bij brede lagen van de samenleving, wat ook tot uitdrukking komt via het toenemende dagelijks applaus vanop de vensterbanken.

Niet toevallig schreef de Financial Times dit weekend in een editoriaal: “Het virus en de lockdown hebben een fel licht geworpen op de bestaande ongelijkheid en ze hebben zelfs meer ongelijkheid gecreëerd. Na het verslaan van het virus zal de grote vraag erin bestaan of het huidig gevoel van samenhorigheid de maatschappij kan hertekenen. Er moeten radicale hervormingen komen. De politiek van de voorbije vier decennia moet omgekeerd worden. De overheid moet een grotere rol krijgen in de economie. Ze moet openbare diensten en openbare dienstverlening niet langer zien als onkosten maar als investeringen. Ze moet middelen zoeken om arbeid minder precair en onzeker te maken. Herverdeling staat opnieuw op de agenda. De privileges van de rijken zullen herbekeken worden. Politieke maatregelen die nog maar onlangs voor gek verklaard werden, zoals een vermogensbelasting, zullen in de pijplijn komen.”(14)

Nieuw sociaal pact?

De coronacrisis – samen met de vorming van de nieuwe oude regering, bekleed met volmachten – opent kansen voor het vooralsnog diffuse denken over een ‘nieuw sociaal pact’ à la belge. In de machtscenakels is men zich maar al te goed bewust van het feit dat er ná deze crisis ook een of andere vorm van herstelbeleid nodig zal zijn. Langzaam maar zeker zien we dat de verschillende krachten zich opmaken om deel te nemen aan dit nieuwe verhaal: een ‘investeringspact’ voor Alexander De Croo, ‘een nieuw sociaal pact’ voor Gwendolyn Rutten en co., een ‘groot investeringsfonds voor een nieuw model’ voor de PS, enz.

Werkgroepen

Niemand weet hoe lang en met welke draagwijdte de gewijzigde houding in het bewustzijn zal aanhouden. Voor de meer intelligente belanghebbenden komt het er dan ook op aan om de kans van het momentum te grijpen, voor het voorbij is. In plaats van daartoe te kiezen voor een frontale aanvalspolitiek tegenover de verworvenheden van de werkende klasse (zoals de regering Michel I het voordeed) wordt er nu gezocht naar een manier om de tegengestelde belangen van Arbeid en Kapitaal te integreren in een omvattende aanpak, zonder echter de fundamentele neoliberale koers in vraag te stellen!

Om deze integratie te bevorderen, heeft de federale regering zich omringt met – naast de reeds vermelde ‘superkern’ – verschillende werkgroepen. De eerste van deze werkgroepen is de Risk Management Group, die instaat voor het direct beheren van het gezondheidsaspect van de crisis. Het is deze werkgroep die de mobilisatie van het hospitaalwezen aanstuurt en de regering adviseert over de te nemen antipandemische maatregelen.(15)

De laatst opgerichte van deze werkgroepen is de Groep van Experten voor de Exit Strategie (GEES).(16) Het gaat om twaalf personen, de helft wetenschappers en de andere helft persoonlijkheden uit de economische en sociale wereld. Voor premier Wilmès gaat het om “levende krachten” van onze samenleving, die moeten instaan voor “collectieve intelligentie” om de terugkeer naar het normale leven voor te bereiden.(17) De GEES zal daartoe ook contacten leggen met de academische en economische wereld en (!) met het verenigingsleven.

Elders op deze website wordt deze werkgroep uitgebreider tegen het licht gehouden. Hier kunnen we volstaan met op te merken dat het doel van deze werkgroep er vooral uit bestaat de wetenschappers te gebruiken om de gevoerde politiek te doen aanvaarden en tegelijk het klassenkarakter van die politiek te verdoezelen. Het doel van de regering Wilmès is min noch meer het voorstellen van haar plan tot afbouw van de beperkingsmaatregelen als zijnde wetenschappelijk onderbouwd, eerder dan als een politieke keuze.

In elk geval zal deze werkgroep (net zo goed als andere) zich niet verdiepen in de voor de hand liggende vaststelling dat “het precies het kapitalisme zelf is, versterkt door de doorgeslagen neoliberale ideologie, dat verantwoordelijk is voor de huidige crisis. Alle recepten die door het grootkapitaal worden aangeprezen – zoals productie in lagelonenlanden, productie en levering ‘just in time’, voortdurend besparen op de openbare diensten, afbraak van de sociale zekerheid, ongebreideld vertrouwen in ‘de markt’, enz.; al deze recepten blijken volstrekt nutteloos en zelfs… gevaarlijk voor de publieke gezondheid!”(18)

We kunnen er het opzetten van de ene mens tegen de andere via racisme en vreemdelingenhaat, net als de vernietiging van de planeet, aan toevoegen.

ERMG

Naast de GEES is er de nog veel belangrijker werkgroep met opnieuw een Engelstalige benaming: de Economic Risk Management Group (ERMG). Deze groep heeft uitgebreide doelstellingen: “onder meer de voortdurende monitoring van de economische situatie in ons land; de identificatie van de zogenaamde “kritieke” economische activiteiten om de continuïteit ervan te garanderen; de identificatie van aanvullende maatregelen die tijdens de crisis zijn genomen om de ondernemingen te ondersteunen; en het definiëren van voorstellen voor acties die nodig zullen zijn wanneer de crisis voorbij is.”

Twee pijlers

Concreet functioneert de ERMG met twee pijlers.(19) Eerst en vooral is er de ‘cel opvolging’. Daarin bevinden zich personen vanuit overheidsinstellingen (zoals de Nationale Bank van België en het Federaal Planbureau), vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de sociale partners en experten. “Deze cel volgt de economische situatie van het land en het risico op.”(20)

Daarnaast is er de ‘centrale groep’, die bestaat uit vertegenwoordigers van de federale overheid en van de deelstaten, plus alle leden van de cel opvolging. “De centrale groep zal bepalen welke maatregelen moeten worden genomen om de effecten van Covid-19 op onze economie te verminderen.”(21)

Het is deze groep die enerzijds expliciet belast wordt met het formuleren van voorstellen die moeten leiden tot een herstelbeleid en die anderzijds moet waarborgen dat niet alleen de sociaaleconomische ‘levende krachten’ (van patronaat over middenstand tot arbeidersbeweging), maar ook de centrifugale communautaire krachten (Vlaams, Waals en Brussels) gebundeld en geïntegreerd raken.(22)

De ERMG wordt voorgezeten door Piet Vanthemse (voormalig voorzitter van de Boerenbond en goed bekend in christendemocratische kringen) en Pierre Wunsch (ex-Tractebel en voormalig kabinetschef van Didier Reynders, momenteel gouverneur van de Nationale Bank van België). Beiden zijn uitstekend ingewijd in de gang van zaken binnen de Belgische machtscenakels.

Alles veranderen om alles te behouden

Met verbazing kijken sommige commentatoren ondertussen naar premier Sophie Wilmès, die nog niet zo heel lang geleden beschouwd werd als een ietwat onopvallende, nogal grijze figuur – misschien goed om begrotingsminister te zijn, maar ook niet meer dan dat. Vandaag blijkt ze met haar bescheiden aanpak een politica te zijn geworden, die zeer goed weet waar ze mee bezig is: het tot stand brengen van een brede maatschappelijke consensus, zonder de bestaande machtsverhoudingen in het gedrang te brengen. Ze ontpopt zich daarmee tot een waardige navolger van het dictum van Giuseppe Tomasi di Lampedusa: ‘Verander alles, zodat er niets verandert.’(23)

Vergeten we niet dat premier Wilmès als begrotingsminister namens de MR mee aan de basis lag van de veelbesproken ‘tax shift’, met een deficit van 14 miljard euro als gevolg, en dat ze mee de politiek van sociale afbraak heeft uitgetekend, zoals het pensioen op 67, de jacht op migranten, de aankoop van gevechtsvliegtuigen, enz. Dit ‘palmares’ zou iedereen in de linkerzijde tot voorzichtigheid moeten manen. Ondertussen staat diezelfde Wilmès aan het hoofd van een regering die beschikt over volmachten, bijgestaan wordt door een ‘superkern’ en door meerdere werkgroepen, zonder gehinderd te worden door een al te actief parlement. Er is kortom een afglijden bezig naar de Sterke Staat.

Uitsluiting vakbonden?

Er zijn er die vrezen dat de vakbeweging en de ziekenfondsen niet betrokken worden bij de diverse werkgroepen waar de regering Wilmès op kan steunen. Dat is echter maar in beperkte mate het geval. Om te beginnen worden de ‘sociale partners’ wel degelijk geraadpleegd door meerdere van die werkgroepen. Bovendien blijven de zogenaamde ‘Groep van Tien’ (waarbinnen het patronaat overlegd met de vakbondsleidingen), de Nationale Arbeidsraad (idem) en het Comité A (waarin de publieke overheden overleggen met de vakbonden van de openbare diensten) bijeenkomen zoals gebruikelijk. Wat daarbij echter opvalt, is het gebrek aan offensieve opstelling door de leiders van de vakbewegingen.

De afwezige eisen van het ABVV

Zo vraagt het ABVV bijvoorbeeld dat de sociale zekerheid gevrijwaard wordt door middel van de de zogenaamde evenwichtsdotatie (waardoor de federale regering tekorten in de sociale zekerheid bijpast). Deze evenwichtsdotatie werd door de vorige regering (mét mevrouw Wilmès als begrotingsminister!) echter geplafonneerd!

Het ABVV zou ook de afschaffing kunnen eisen van de vermindering der patronale RSZ-bijdragen naar 25%, de afschaffing van de ‘tax shift’, de afschaffing van het niet doorstorten van de bedrijfsvoorheffing voor ploegarbeiders en van alle extralegale verloningen. Het ABVV zou ook het optrekken van de minimumlonen tot 14 euro/uur terug op tafel kunnen leggen – het absolute minimum om te kunnen voorzien in basisbehoeften.

Het ABVV zou verder ook kunnen opkomen voor het (her)socialiseren en onder gemeenschapscontrole brengen van vitale en essentiële sectoren en/of bedrijven. Het zou zich daarbij zelfs kunnen steunen op het ministerieel besluit van de regering Wilmès zelf, met daarin een mooie oplijsting van wat beschouwd moet worden als de sleutelsectoren van de economie.

Het ABVV zou tenslotte ook de instelling kunnen eisen van een uitzonderlijke, progressieve, antikapitalistische crisisbelasting op de vermogens van de 10% rijkste inwoners van België. Niets van dat alles is helaas het geval!

De G10 overlegt, de regering beslist

Het gebrek aan offensieve opstelling van de leiders van de christelijke, zowel als de socialistische arbeidersbeweging wordt niet weerspiegelt door een even grote terughoudendheid vanwege de kapitalistische patroons. Integendeel! Zij smeden het ijzer als het heet is, vooral om de arbeid verder te flexibiliseren in hun eigen voordeel. Voor de (virtuele) bijeenkomst van de Groep van Tien – het centrale overlegorgaan tussen vakbonden en patroons – legden alleen de werkgevers eisen op tafel.

Zo wilden ze het plafond op het aantal overuren opheffen, het aantal werkuren die studenten mogen presteren uitbreiden, maatregelen om het inschakelen van migranten voor seizoensarbeid te vergemakkelijken en de mogelijkheid om in functie van de meest dringende behoeften personeel van de ene werkgever naar de andere over te dragen.

Zoals Robert Vertenueil, de voorzitter van het ABVV zelf zegt,(24) gaat het om “een catalogus met door de werkgevers geïnspireerde voorstellen.” Toch gingen de vakbonden akkoord om “het spel mee te spelen”. Erger nog, de vakbonden waren bereid om de voorstellen die op tafel lagen te aanvaarden, vervolgt Vertenueil, op voorwaarde dat expliciet werd vermeld dat de ze “van uitzonderlijke en tijdelijke aard” zijn en in geen geval een “precedent” kunnen vormen. Maar dat volstond dus niet om een compromis te sluiten.

De vakbonden legden wel het bevriezen van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen op tafel. “Dat is de logica zelve, hoe kan je nu willen dat mensen op dit moment werk vinden? Maar de werkgevers zegden van meet af aan dat dit onbespreekbaar was. Dat was dus al een slecht begin…”

Desondanks kwamen werkgevers en vakorganisaties wel overeen om aan de regering, in naam van de Groep van Tien, enkele opmerkingen en overwegingen over een aantal punten over te maken. Het resultaat van dit ‘overleg’ is dan ook dat… de regering de knopen heeft doorgehakt. Zo wordt aan de ene kant de degressiviteit van de werkloosheid door de coronacrisis met drie maanden – van 1 april tot 30 juni – bevroren. Aan de andere kant echter wordt het toegestane aantal overuren dat uitbetaald kan worden, opgetrokken tot 120, zonder dat er sprake is van een of andere vorm van aanmoedigingspremie.

Werknemers die tijdelijk werkloos zijn omdat hun bedrijf stilligt, zullen getransfereerd kunnen worden naar bedrijven die handen te kort komen. Korte, elkaar opvolgende contracten van bepaalde duur zullen toegelaten worden. De uren die studenten presteren, zullen dan weer geneutraliseerd worden voor het contingent van 475 maximale uren die ze jaarlijks mogen presteren.

Ook zal wie tijdelijk werkloos is, of met tijdskrediet of brugpensioen is, 75% van zijn of haar uikering kunnen cumuleren met een loon in de sector van de land- en tuinbouw, waar er een groot gebrek aan seizoensarbeiders is. Kortom, de regering bedient de patroons op hun wenken…

Retoriek en werkelijkheid

De retoriek van de machthebbers en hun adviseurs – gaande van de Financial Times, over de Europese Unie, tot regeringsleiders – klinkt vandaag eerder keynesiaans en politiek reformistisch. Tegelijk echter bereiden het patronaat en haar opiniemakers zich voor op een ongezien offensief voor het post-corona tijdperk.

Yvan Van de Cloot, econoom bij de patronale denktank Itinera zegt het zo: “In ons land worden complexe beslissingen heel traag genomen. Echt ingrijpende beslissingen komen er in België pas bij een grote externe schok, zoals de devaluatie van de Belgische frank in 1982 door wijlen Wilfried Martens of het Globaal Plan van wijlen Jean-Luc Dehaene voor de toetreding tot de euro. In beide gevallen stond het land er slecht voor en werden er noodscenario’s met volmachten uitgedokterd die onze democratie en ons overlegmodel volledig buiten spel zetten.”(25)

Zijn collega Leo Neels voegt er in hetzelfde interview aan toe: “Corona is een kans om België te resetten. Elke baby die nu geboren wordt, torst meteen 50.000 euro staatsschuld. Die absurditeit moeten we stoppen. Nu moet de overheid niet in soberheid wegvluchten, maar bedrijven, gezinnen en mensen in moeilijkheden selectief en verstandig steunen. Dat is haar sociale opdracht. Maar daarna moet ze wél een twintigjarenplan opstellen voor fundamenteel herstel. We mogen onze kleinkinderen niet met de schuld van onze luxe opzadelen.”

Deze opiniemakers zeggen luidop wat de gehele kapitalistenklasse denkt. Het is bedroevend dat de leiders van de arbeidersbeweging zich daar tegenover blijven behelpen met aftandse overlegrecepten en eisen die niet op het niveau van de uitdaging staan.

Terug naar de oude vertrouwde (overleg)tactiek?

Friedrich Engels heeft ergens geschreven dat men niet zomaar “terug kan keren naar de oude, vertrouwde tactiek”. De omstandigheden waarover hij toen sprak, zijn vandaag uiteraard volledig anders. Toch, indien de leiders van de arbeidersbeweging zich in slaap laten wiegen door de retoriek van het moment en daardoor vandaag zouden denken dat zij ‘zomaar’ kunnen terugkeren naar de oude tactiek van het overleg en dus van de klassensamenwerking, dan draagt dat enorm grote risico’s in zich.

Want een groot gevecht ligt in het verschiet. Het is een gevecht dat niet gewonnen kan worden met louter technische voorstellen of argumenten. Het is een gevecht waarbij, naast en doorheen mobilisatie, ook een alternatief voor de heersende wanorde van het kapitalisme nodig is; een sociaal, ecologisch, feministisch en antiracistisch alternatief.

De arbeidersbeweging – vakbonden, ziekenfondsen, verenigingen, enz. – heeft de middelen om zulk alternatief uit te werken en vorm te geven. Het bijeen roepen, samen met het verenigingsleven, van een alternatieve groep experten vanuit het terrein, die transparant functioneert, zonder politieke of patronale schoonouders, die via de media en de sociale netwerken communiceert naar de grote massa van de bevolking, kan daartoe een eerste stap zijn.

Tegen de systeemfouten!

Citeren we tot slot dr. Wouter Arrazola de Oñate – directeur van de Vereniging voor Respiratoire Gezondheid en Tuberculose: “Deze epidemie legt wereldwijd dodelijke systeemfouten bloot. De lessen die we eruit trekken, moeten mee richting geven aan een andere manier van samenleven. Als Global Health-gemeenschap hebben wij gewaarschuwd dat een nieuwe ziekte met ongeziene omvang er zat aan te komen en dat de wereld daar niet klaar voor was. We wezen op de nood aan massale investeringen in volwaardige preventie. Maar iedereen heeft dat genegeerd. Zonder een extra bijdrage van de sterkste schouders en zonder extra sociale bescherming raken we niet uit deze gezondheids- en economische crisis.”(26)

Laten we de strijd tegen deze systeemfouten en voor antikapitalistische alternatieven vanaf nu voeren!

 

 

Voetnoten

1) We kunnen alleen maar betreuren dat de PVDA/PTB daar niet op heeft ingespeeld door – mits het vereisen van keiharde inhoudelijke garanties! – gedoogsteun aan te bieden voor de vorming van een linkse regering.

2) De textielsector bevond zich voor een groot deel weliswaar in (Oost-)Vlaanderen, maar de fabrieken daar waren ook in handen van Franstalige kapitalisten.

3) Dat wil niet zeggen dat er helemaal geen sociale strijd is geweest, maar de maatschappelijke dynamiek ervan bleef vrijwel altijd veel beperkter.

4) https://www.gaucheanticapitaliste.org/non-au-coronawashing-de-la-politique-neoliberale/

5) https://peoplesphere.be/nl/belgische-ondernemingen-oordelen-coronacrisis-omzet-derde-reduceert/

6) Idem: “De daling van de totale omzet is in de drie gewesten ongeveer even groot, waarbij de ondernemingen in het Vlaams Gewest (-35%), die in het Waals Gewest (-30%) en die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (-31%) een gemiddelde daling laten optekenen die dicht bij het nationaal gemiddelde ligt.”

7) Idem.

8) Idem.

9) Idem.

10) https://www.demorgen.be/politiek/verzetsheld-tegen-paars-groen-is-nu-kandidaat-voorzitter-de-steun-van-de-partijmilitanten-gaf-de-doorslag~b66d903f/

11) Wat echt van waarde is, is voor iedereen gelijk, opiniestuk van Peter Wouter, voorzitter beweging.net, https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2020/04/09/wat-echt-van-waarde-is-is-voor-iedereen-gelijk/

12) https://www.levif.be/actualite/belgique/apres-la-crise-le-ps-veut-changer-en-profondeur-notre-modele/article-normal-1274475.html?cookie_check=1586285879

13) DECOCK, Stijn, De Belgische economie krimpt met 8 procent in 2020, in De Standaard, 08/04/2020.

14) Virus lays bare the frailty of the social contract, editorial of the Financial Times, 03/04/2020.

15) https://www.msn.com/nl-be/nieuws/other/alle-belgische-ziekenhuizen-gemobiliseerd-voor-behandelingen-coronavirus/ar-BB115g8D

16) https://plus.lesoir.be/292725/article/2020-04-06/la-premiere-ministre-compose-son-groupe-dexperts-deconfinement

17) Idem.

18) Uit een recente nieuwsbrief van de ACOD, verspreid onder het personeel van de FOD Financiën.

(19) https://www.premier.be/nl/oprichting-ermg-het-kader-van-de-covid-19-crisis

20) Idem.

21) Idem.

22) De bewindvoerders van de regionale en communautaire entiteiten worden ook betrokken bij het federale beleid via de Nationale Veiligheidsraad.

23) “Cambiare tutto perché niente cambi.” in de roman Il Gattopardo (‘De Tijgerkat’) van Giuseppe Tomasa di Lampedusa uit 1958. Zie ook de gelijknamige verfilming door Luchino Visconti.

24) https://www.hln.be/nieuws/binnenland/vakbonden-en-werkgevers-vinden-geen-akkoord-over-pakket-crisismaatregelen~a9fa4c07/

25) https://www.demorgen.be/nieuws/ivan-van-de-cloot-en-leo-neels-itinera-corona-is-een-kans-om-belgie-te-resetten~b427d764/

26) Corona-app of niet, blijf afstand houden, opiniestuk van dr. Wouter Arrazola de Oñate, in de De Standaard van 08/04/2020.