Het Gentse maandbladje van de N-VA “interviewde” Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele en Anneleen Van Bossuyt, gemeentelijk fractievoorzitter. Beiden zijn juristen en kunnen dus met kennis van zaken oordelen over de geschiedenis van Vlaanderen en haar betekenis als erfgoed. Onze “humanitaire nationalisten” beschikken over namelijk over bijzondere gaven om de ziel van Vlaanderen aan te voelen. De titel van het stukje luidt “Iedereen moet kunnen leren over onze rijke, Vlaamse geschiedenis”. Een lofwaardig initiatief.

In de eerste plaats gaat het om een promotie-interview. De N-VA bekommert zich namelijk als geen andere om Gentse cultuurmonumenten zoals het Gravensteen, het Citadelpark en zijn muziekkiosk, de Opera, het Designmuseum, het Internationaal Conferentie Centrum, het bezoekerscentrum voor het Lam Gods, de Graslei, de St. Delhaizekerk, etc.

De stad steekt er miljoenen in maar gelukkig is de N-VA er om daarbij te zorgen voor enige participatie en overleg van de burgers, een praktijk die bij het stadsbestuur “helaas dode letter blijft”. Het is onze rechtsgeleerde heemkundigen echter niet opgevallen dat al deze monumenten, met uitzondering van het Gravensteen”, producten zijn van het middeleeuwse stadspatriciaat en van hun opvolgers, de liberale textielbaronnen, allemaal Franskiljons. In onze rijke geschiedenis heeft Gent bovendien niet deelgenomen aan de Guldensporenslag. Zo nationaal voelend waren alle Vlamingen toen nog niet. Dat moet nu anders.

Vandaar de tweede betekenis van het interview. De promotie van de het Vlaams nationalisme bij een bevolking die daar nog niet genoeg van doordrongen is. De Vlamingen zijn nog altijd een “volk in wording is” en aan die genese sleutelt de N-VA, daarbij geholpen door het Vlaamse Belang. Trots op een half mythisch verleden moet het separatisme aanwakkeren, het streefdoel van de laatkapitalistische Vlaamse Beweging.

Maar er steekt meer achter “Iedereen moet kunnen leren over onze rijke, Vlaamse geschiedenis”, de titel van het promotie-interview. Historici vinden in het verleden van alle volkeren, mensengroepen en samenlevingen rijke buit. Ze leren ons alle, zonder uitzondering veel over de menselijke gedragingen en de evolutie van de maatschappij.

Wat bedoelen onze nationalistische stoottroepen met “onze rijke geschiedenis”? Wel, dat ze rijker is dan die van vele anderen, dus beter, interessanter en een sterke ideologische basis voor onafhankelijkheid. Voor beroepshistorici die het ernstig menen met hun vak hebben echter alle volkeren, naties, gemeenschappen een rijk verleden dat ons heel wat leert over de menselijke gedragingen, de ontwikkelingsmechanismen van de maatschappij. Mevrouw M. Doornaert zal hier tegenin brengen dat die historici zich schuldig maken aan veralgemening en verstrikt zitten in de netten van woke en linkse censuur in het algemeen. Maar zij is geen historica maar een onafhankelijk experte in wereldpolitiek en cultuur.

De N-VA volgt het ontwikkelingsschema van het nationalisme van de kleine Europese volkeren dat de Tsjechische historicus Miroslav Hroch heeft bestudeerd. De “patriotten” moeten het gewone volk duidelijk maken dat ze een volk vormen. Er wordt dus gehamerd op het “rijke verleden”, uiteraard een specifiek verleden met een eigen ziel. In ons geval de Vlaamse ziel. En dat is wel een heel speciale.