Tegen de waanzin van kernenergie en fossiele energie. Voor een ander energie-, klimaat- en sociaal beleid.

Zoals voorzien in de wet van 2003, wil de Vivaldi regering in 2025 de kernuitstap effectief doorvoeren. Ze wil de kerncentrales vervangen door gascentrales in het geval hernieuwbare energie niet voldoende stroom zou leveren. Om de elektriciteitsproducenten ertoe aan te zetten deze intermitterende centrales te bouwen, biedt de Staat hun subsidies aan via het “capaciteitsremuneratiemechanisme” (CRM). Men spreekt over 614 tot 940 miljoen euro per jaar om een eventueel tekort aan elektriciteit van enkele uren of dagen per jaar op te vangen.(1)Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG), 2019, “Analysis by the CREG of the Elia study ‘Adequacy and flexibility study for Belgium 2020 – 2030’ “

De definitieve beslissing valt in november 2021, als de regering zeker is dat de toelevering van elektriciteit is veiliggesteld. De eigenaar van de zeven kerncentrales, Engie Electrabel, eiste hierop dat de regering onmiddellijk een besluit zou nemen, ten laatste in januari 2021. Dat besluit kwam er niet en nu wordt het sluiten van de centrales in 2025 door Engie Electrabel zelf voorbereid.

Deze gebeurtenissen veroorzaakten een storm aan verklaringen die onzekerheid zaaien over de gevolgen van de kernuitstap op de uitstoot van CO2, op de elektriciteitsprijzen, op de tewerkstelling en de veiligheid van de stroomvoorziening. Men zaait verwarring bij de bevolking met zorgvuldig gedoseerde halve waarheden.

De kern van het debat wordt vaak door de voorstanders van kernenergie verborgen achter gezagsargumenten. Ze verschuilen zich achter hun technische kennis en weigeren daarbij elke transparante toegang tot de gegevens. Zo hebben de nucleocraten met hun houding en met dure publiciteitscampagnes, een ongezond klimaat geschapen dat complottheorieën bevordert. ”Kernenergie en democratie gaan niet samen”, zo schreven Jean-Claude André (directeur van research bij de CNRS), Ariane Métais (producente van documentaires) en Barbara Redlingshöfer (ingenieur bij het INRA). Andere onderzoekers bevestigen dit. Het gebrek aan transparantie is een systeemkenmerk van de kernenergiesector. Over het gebruik van kernenergie kan onder die voorwaarden geen openbaar debat gevoerd worden.(2)Gabrielle Hecht is doctor in de Geschiedenis en Sociologie van de Wetenschappen. Meer informatie : https://gabriellehecht.org  Het werk van andere onderzoekers toont het ondoorzichtige van de nucleaire sector o.a. Sezin Topçu , Céline Parotte, Leny Patinaux. Sezin Topçu is historica en wetenschapssociologe, onderzoekster bij de CNRS, lid van het Marcel Mauss Instituut voor onderzoek van sociale bewegingen, auteur van “La France nucléaire, l’art de gouverner une technologie contestée” (Éditons du Seuil, 2013). Céline Parotte is senior onderzoekster bij het Centre de recherche Spiral, UR Cité en belast met onderwijs aan de universiteit van Luik. Ze doet onderzoek naar het beheer van radioactief afval, participatieve methodes en evaluatie van openbaar beleid. Ze publiceerde o.a. ” L’Art de gouverner les déchets hautement radioactifs” (Presses Universitaires de Liège, 2018). Meer informatie : http://www.presses.uliege.be/jcms/c_20215/lart-de-gouverner-les-dechets-hautement-radioactifs. Leny Patiniaux is sinds oktober 2018 postdoctoraal onderzoekster bij de Latts (Laboratoire techniques territoires et sociétés) gefinancierd door het Ifris (Institut Francilien Recherche Innovation Société). Zij onderzoekt de optimisering van energietoelevering. Leny Patinaux doctoreerde in 2017 bij Dominique Pestre met een thesis bij het Centre Alexandre Koyré. De titel was: « Enfouir des déchets nucléaires dans un monde conflictuel. Une histoire de la démonstration de sûreté de projets de stockage géologique, en France (1982-2013) » en werd tussen 2012 en 2015 gefinancierd door het Andra (L’Agence nationale pour la gestion des déchets radioactifs). In deze studie werden twee vragen gesteld: wat is het werk van de ingenieurs van het Andra wanneer ze de veiligheid van een installatie die door de mensheid gedurende honderden duizenden jaren moet beschermd worden (de tijd nodig voor het radioactief verval van bepaalde radionucliden in het radioactief afval)? Wat betekent het voor het wetenschappelijk onderzoek wanneer men de toekomst van het radioactief afval in vraag stelt? In deze thesis wordt gepoogd om het vraagstuk van het beheer van de bewijzen voor het veilig stockeren en van de regeringspolitiek over het deel van de kernenergiecyclus na de werking van de reactoren, in hun samenhang te bekijken. Er wordt daarbij een beschrijving gegeven “hoe het nationaal agentschap voor het beheer van kernafval (het Andra), dat formeel niet kan aantonen dat de installaties gedurende honderden duizenden jaren veilig zullen zijn, vele inspanningen doet om het kernenergie controleorgaan ervan te overtuigen dat het afvalbeheer veilig is. Zelfs wanneer hiervoor bepaalde resultaten onvolledig of tendentieus worden weergegeven.” Zie Centre d’enfouissement de Bure : l’impossible preuve scientifique de la sûreté (lemonde.fr) Het misprijzen van de nucleocraten voor de burger werd in België onlangs nog duidelijk bij de publieke raadpleging over het beheer van het kernafval. In volle lockdown in lente van 2020, het NIRAS wil dat verderzetten. Terwijl de gezondheidscrisis weinig ruimte laat voor discussies in de media en ze het debat ook bijna onmogelijk maakt in de publieke ruimte.

De ondertekenaars van dit manifest willen hiertegen enkele waarheden herbevestigen. Dit Manifest wordt gedragen door verenigingen, actiegroepen en organisaties. Het is een vertrekpunt en een intentieverklaring voor een sociaal en ecologisch maatschappijproject. In de loop van onze acties kan deze tekst aangepast en vervolledigd worden.

Om stroomonderbrekingen of zelfs een black-out te vermijden, zouden volgens de voorstanders van kernenergie, Tihange 3 en Doel 4 nog tien of twintig jaar moeten blijven werken.

Fout. In 2018 werden meerdere kerncentrales maandenlang stilgelegd door defecten. Hoewel er gedurende één maand nog maar één reactor actief was, was er toen geen black-out of tijdelijke afsluiting van het net – dankzij het invoeren van stroom. Sedert 2018 steeg het aandeel van hernieuwbare energie. Die stijging wordt nog belangrijker omdat de andere energiebronnen aan belang verminderen. Hernieuwbare energie is nodig om de klimaatcatastrofe een halt toe te roepen. Elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen is goedkoper geworden dan elektriciteit uit fossiele brandstof of uit kernenergie.(3) Tussen 2010 en 2019 daalde de prijs per Megawatt voor zonnepanelen van 378$ naar 68$, van 86$ naar 53$ voor  windenergie op land en van 162$ naar 115$ voor windenergie op zee. Voor steenkool bleef de prijs quasi constant (van 111 tot 109$/Mwh) en hij steeg voor kernenergie van 96$ naar 155$/Mwh.

De snelle daling van de prijs voor elektriciteit door hernieuwbare energie zal zich verder zetten omdat het gaat om nieuwe technologie die bij massaproductie goedkoper wordt door meer efficiëntie. Terwijl bij fossiele energiecentrales de maximale efficiëntie praktisch bereikt is. De stijging van de prijs voor nucleaire elektriciteit komt er door hogere eisen inzake veiligheid en door de toenemende complexiteit van de investeringen in de EPR-centrales. Bron: « Why did renewables become do cheap so fast? And what can we do to use this global opportunity for green growth? », 1/12/2020,  https://ourworldindata.org/cheap-renewables-growt. Zie ook de open acces rapporten van IRENA www.irena.org
)

De voorstanders beweren dat de activiteit van de huidige kerncentrales moet verlengd worden omdat ze geen CO2 uitstoot.

Ook dat is fout. We moeten een onderscheid maken tussen kerncentrales en de hele nucleaire productieketen. De centrales op zich stoten bijna geen CO2 uit, dat is juist, maar in de nucleaire productieketen is dat wel het geval: ontginning van de ertsen, raffinage, vervoer, bouw van centrales, afvalbeheer, ontmanteling. Bij al die activiteiten worden CO2 en andere stoffen uitgestoten die de gezondheid in gevaar brengen. Samen kunnen ze een nog grotere impact hebben. De ontginning van uranium stoot meer en meer CO2 uit omdat de rijkste lagen uitgeput geraken, zodat voor dezelfde hoeveelheid erts meer energie nodig is. Een vergelijking van de uitstoot door verschillende energiebronnen (life cycle assessment) toont dat kernenergie veel minder uitstoot dan steenkool, olie of gas. Minder ook dan zonne-energie (maar dat is onzeker en de gegevens veranderen zeer snel) maar meer dan windmolens.(4)De vergelijkingen van de schattingen van de hoeveelheid CO2 die wordt uitgestoten om één kWh elektriciteit te produceren met kernenergie, windenergie op land en op zee en zonnepanelen, is moeilijk omdat met een zeer groot aantal factoren moeten worden gerekend, daardoor verschillen de schattingen onderling zeer sterk. In het IPCC-rapport van 2014 zijn de volgende gemiddelden gegeven: windenergie op land 11g CO2 eq/kWh (7 tot 56), kernenergie 12g (3,7 tot 110), windenergie op zee 12g (8 tot 35), zonnepanelen op daken 41g (26 tot 60) en 48g (18 tot 180) voor industriële installaties. (IPCC 2014, Contribution of the WG3 to the 5th assessment report). De schattingen liggen erg uit elkaar voor kernenergie. Volgens sommige onderzoekers zou het zelfs over 1,36 tot 288,25gCO2eq/kWh gaan met een gemiddelde waarde van 66,08g (Benjamin K. Sovacool, « Valuing the greenhouse gas emissions from nuclear power: a critical survey », Energy Policy 36 (2008) 2940– 2953). Dat gemiddelde is veel hoger dan voor offshore windenergie (9g), onshore (10g) en zonnepanelen (38g). Terwijl een andere studie besluit dat kernenergie als geheel minder uitstoot dan zonnepanelen en zelfs dan windenergie: 3-35gCO2eq/kWh voor kernenergie, 3-40 voor windenergie, 13-190g voor zonnepanelen (Turconi, Roberto; Boldrin, Alessio; Astrup, Thomas Fruergaard, « Life cycle assessment of Energy generation technologies: an overview »,Renewable and Sustainable Energy Reviews,10.1016/j.rser.2013.08.013). Maar deze studies en het rapport van het IPCC zijn al enkele jaren oud terwijl de hernieuwbare technologieën zeer snel evolueren, zeker de materialen en de energie die nodig zijn voor zonnepanelen.

Life cycle CO2 equivalent (including albedo effect) from selected electricity supply technologies.[ Arranged by decreasing median (gCO2eq/kWh) values.

Technology Min. Median Max.
Currently commercially available technologies
CoalPC 740 820 910
Gascombined cycle 410 490 650
Biomass – Dedicated 130 230 420
Solar PV – Utility scale 18 48 180
Solar PV – rooftop 26 41 60
Geothermal 6.0 38 79
Concentrated solar power 8.8 27 63
Hydropower 1.0 24 22001
Wind Offshore 8.0 12 35
Nuclear 3.7 12 110
Wind Onshore 7.0 11 56
Pre‐commercial technologies
Ocean (Tidal and wave) 5.6 17 28

Bron: IPCC Wikipedia

Men kan geen uitspraak voor of tegen kernenergie doen louter op basis van de CO2 uitstoot.(5)Aviel Verbruggen & Yuliya Yurchenko, “Positioning Nuclear Power in the Low Carbon Electricity Transition”, Sustainability, 23/1/2017. Alsof je voor of tegen de militaire begroting kan zijn louter op basis van de hulp die militaire missies aan burgers bieden in het geval van een ramp. Om echt vrede te sluiten met de planeet moeten we zo snel mogelijk overstappen naar hernieuwbare bronnen.(6)Volgens het special IPCC rapport over hernieuwbare bronnen (2011) is het technische potentieel van hernieuwbare energie (dat sedert de publicatie van dit rapport nog gestegen is) meer dan voldoende voor de behoeften van de mensheid ( https://www.ipc.ch/site/assets/uploads/2018/03/Summary-for-Policymakers-1.pdf). Kernenergie is geen hernieuwbare energie, de reserves aan mineralen zijn beperkt en er is geen enkele oplossing in zicht voor het probleem van het kernafval. Bovendien is de band tussen civiele kernenergie en militaire kernenergie ondoorzichtig. De technologie is niet toegankelijk voor “ontwikkelingslanden”, dat houdt dus in dat de relaties met het Globale Zuiden (met de uranium producerende landen zoals bv Niger) ongelijk blijven.(7)Volgens de missie van het Criirad (Commission pour la recherche et l’information indépendante sur la radioactivité) in Niger in 2003. De directeur Bruno Chareyron verklaarde: “er is permanente blootstelling van de bevolking aan radioactief stof, radongas, en besmet textiel dat op de markt te koop is. Bepaalde huizen werden zelfs met radioactief materiaal gebouwd.” Bron: France TV Info, 19/09/2017.

Kernenergie zou geen of in ieder geval een zeer kleine risico inhouden.

Waarom weigeren verzekeringsfirma’s dan om het nucleaire risico te verzekeren? Risico mag niet verward worden met waarschijnlijkheid. Het risico is de waarschijnlijkheid van een ongeval vermenigvuldigd met de mogelijke gevolgen ervan. De kans of waarschijnlijkheid van een ongeval kan zeer klein zijn, maar de impact zeer groot. Dan is het risico groot en zeer reëel. Die realiteit kan men onmogelijk verzekerd krijgen. In Tsjernobyl werd een gebied van 2600 km2 geëvacueerd. In Fukushima was dat eerst 1100 km2 en vandaag nog 370 km2. Dat zou betekenen dat Luik, Maastricht, Antwerpen, Breda blijvend moeten geëvacueerd worden. Naast het risico verbonden aan de centrales, zijn er ook de gevaren van mogelijke ongevallen bij het transport van radioactief afval.

Voor het probleem van de afbraak van radioactief afval, is er vandaag geen oplossing. Bepaalde resten blijven gedurende duizenden, zelfs tienduizenden jaren gevaarlijk.(8)Plutonium-239 heeft een halfwaardetijd van 24.100 jaar, dat is de tijdnodig om de helft minder radioactief te worden. Het opbergen ervan in ondergrondse lagen wordt door het NIRAS “passieve zekerheid” genoemd. In feite is dit gewoon het wegzetten van gevaarlijk materiaal diep onder de grond zodat de toegang ertoe of de ontsmetting ervan uiterst moeilijk en zelfs onmogelijk wordt. Door het stockeren op minder grote diepte (enkele meters) kunnen de toekomstige generaties dat afval wel beheren en er mogelijk nieuwe technologieën op toepassen. Deze keuze kost meer en heeft ook haar eigen onzekerheden, maar ze blijft het voordeel hebben dat we die vergiftigde erfenis in het oog kunnen houden, het debat hierover kunnen blijven voeren en ervoor kunnen zorgen dat de kernenergielobby de rekening blijft betalen (als hij nog als sector blijft bestaan).(9)In haar publicaties voor groot publiek is het NIRAS, organisme dat officieel verantwoordelijk is voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen, voorstander van opberging in diepe geologische lagen, maar het geeft hierrond weinig informatie. Het vermeldt niet dat de projecten voor diepe ondergrondse berging mislukt zijn. In de VS, waar door een brand radioactieve stoffen waren vrijgekomen in zoutgrotten op 640m diepte (Waste Isolation Pilote Plant), werd gekozen voor droge berging aan de oppervlakte gedurende minstens honderd jaar. De Duitse overheid heeft beslist om 126.000 vaten met afval uit een oude zoutmijn in Asse weg te halen na het instorten van de wanden en vervuiling van grondwater. Het NIRAS spreekt niet over de kritiek van wetenschappers zoals prof. Thuillier die wijzen op de gevaren van ondergrondse berging in kleilagen, zoals nu gepland in België. Ondiepe berging wordt afgewezen onder het voorwendsel dat “elke volgende generatie” dan “actief moet bezig zijn met het afvalprobleem, kennis en werkingsmiddelen zou moeten gebruiken om de veiligheid te garanderen, wat in tegenspraak is met het wettelijk kader van de maatregelen voor passieve veiligheid.” Omkeerbare opberging is niet zoals passieve veiligheid zomaar een theorie, want het gaat over onmiddellijke gevaren: het geval van de chemische afval op de Stocamine site in de Elzas, toont aan dat tijdens de ontginning zelf de papieren garanties verdwijnen wanneer “onvoorziene” ongevallen toch gebeuren.

Met de toename van tijdelijk arbeidscontracten in de kerncentrales wordt het risico op alle niveaus verhoogd. In de sector zijn 5000 van de 7000 banen “indirect en uitgevoerd door onderaannemers” (volgens het Nucleair Forum zelf). De tijdelijke werknemers bij onderaannemers ondergaan tot zes keer meer straling want zij werken tijdens het tijdelijk stilleggen van reactoronderdelen. Deze “nomaden van de kernenergie” veranderen veel van werkplek, van werkomstandigheden en logies, en ze werken voor minder loon. Ze worden onder druk gezet door hun werkgever om de stralingsdosis die ze oplopen niet bekend te maken. Ze worden minder opgeleid dan statutaire werknemers. De uitbaters van kerncentrales vergroten met het systeem van onderaannemers, het gevaar voor alle werknemers en het risico van ongevallen buiten de veiligheidsperimeter van de centrales.(10) In 2004 heeft het privébedrijf voor nucleaire inspectie AIB-Vinçotte Nucléaire (AVN) per brief aan de uitbater van de Belgische kerncentrales (Electrabel) en aan  het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) laten weten dat “onze kerncentrales technisch in orde zijn maar dat de organisatie van de veiligheid te wensen over laat.” De directeur van AVN had in november 2004 in een interview gesproken over structurele zwakheden in de organisatie van de veiligheid. Er werd onder meer vermeld dat er in Tihange 2 twaalf arbeiders bestraald waren op 12 oktober 2003. Na een interne audit tussen juni en oktober 2004 werd een actieplan uitgewerkt met de aanwerving van zes ingenieurs voor Tihange en twee voor Doel. Op 6 december van dat jaar verklaarden de  vakbonden (LBC en ACOD van de kernenergiesector) dat die aanwervingen alleen maar een compensatie waren voor het vertrek en er geen nieuw personeel bij kwam. Ze stelden daarbij ook dat de grond van het probleem de snelle vermindering van het statutair personeel was door een toenemend beroep op onderaannemers. Op drie jaar is men van 1035 naar 700 vaste personeelsleden gegaan in Doel en van 950 naar 750 in Tihange. (https://www.lalibre.be/belgique/les-controleurs-de-l-atome-inquiets-51b87e82e4b0de6db9a8cacd)  Hierop kwamen vragen in het parlement in 2005. De vicepremier en de minister van binnenlandse zaken wilden ons geruststellen: ”Wat de veiligheid betreft, is het personeel van de onderaannemers onderworpen aan dezelfde strikte regels als het personeel van Electrabel. Ze hebben een goede verzekering wanneer dat nodig mocht zijn en de correcte uitvoering van de werken wordt streng gecontroleerd.” (Bulletin n° 3-36  https://www.senate.be/www/?Mlval=/index_senate&MENUID=231308&LANG=fr)

In januari 2018 werd in de Kamer een rapport uitgebracht over de Belgische kerncentrales door Eric Thiébaut en Frank Wilrycx namens de ondercommissie nucleaire veiligheid, na het rapport van de onderzoekscommissie van de Franse Assemblée over « sûreté et la sécurité des installations nucléaires ». Hier leest men dat volgens het FANC, de veiligheid van de kerninstallaties in Frankrijk en België op vele punten van elkaar verschillen. Bij de aanbeveling om “onderaannemers de mogelijkheid te geven een arbeidsgeneesheer te raadplegen waarbij er een eengemaakt platform zou komen voor alle werknemers in de kernsector”, spreekt het FANC zich niet uit omdat het toezicht op arbeidsgeneesheren niet tot zijn bevoegdheden behoort. Het FANC legt uit dat “het aanwerven van onderaannemers volgens de regels wordt gecontroleerd met één doelstelling: de veiligheid en de beveiliging van kernenergie en de stralingsbescherming.”

De besluiten van bepaalde onderzoekers zijn minder geruststellend. In zijn thesis « Faut-il abolir la sous-traitance dans le secteur du nucléaire ? Le cas de la France et de la Belgique », geschreven in 2018 in  de Louvain School of management, UCL, schrijft Serge Cornet dat « de sterke toename van het gebruik van onderaannemers in de kernenergiebedrijven” in België plaats had in de jaren 90 (Pirotton, 2012); hij ziet twee redenen hiervoor (Thébaud-Mony 2012 ; Pirotton, 2012): “De eerste reden is heeft te maken met de winst voor het bedrijf bij het aanwerven van externe werknemers. (…) het belangrijkste voordeel is de grotere winst voor de bedrijven omdat de werknemers goedkoper zijn. Bovendien worden ze niet verantwoordelijk gesteld voor ongevallen bij het onderhoudspersoneel van de kerncentrales, die medisch en wettelijk astronomische kosten meebrengen.”

Deze thesis kan men raadplegen: https://dial.uclouvain.be/memoire/ucl/fr/object/thesis%3A15489

Hier volgens nog enkele uittreksels:

“Oorspronkelijk deden onderaannemers alleen ongevaarlijk werk met “lage toegevoegde waarde” (Pirotton, 2012, p.1). Later kwamen er steeds meer en ze deden het werk van statutaire werknemers. Op dat moment kon men zien dat de rol van statutaire werknemers in de kerncentrales veranderde met de toename van onderaannemers (Ghis-Malfilatre, 2017). Geleidelijk aan zullen onderaannemers andere posten invullen zoals die van mecanicien, automatiseringstechnici en ingenieurs. Toch zien we grote aantallen onderaannemers vooral in periodes van onderhoud, bij het stopzetten van onderdelen.”

“Men kan stellen dat tijdens deze stopzettingen, de onderaannemers het meest actief zijn, 80% onderaannemers tegen 20% statutairen in Frankrijk (Reuters, 2009). In België werken iets meer van 60% onderaannemers. Die jobs tijdens het stopzetten brengen een hoger stralingsgevaar met zich mee.”

Een voorbeeld zijn de “jumpers” die spleten moeten opvullen, ze gaan in de reactor en komen er dan zo vlug mogelijk uit om niet te veel straling te ondergaan (Tumblr, 2011). De meerderheid van de werknemers zijn vandaag door onderaannemers aangesteld tijdens de onderhoudsbeurten, maar dat brengt meerdere problemen met zich mee. Zo klagen vele mensen over die onderaannemers, zoals Pascal Pavageau die verklaart: “in kerncentrales zijn onderaannemers een afwijking, een monumentale domheid (…) een gigantisch risico en natuurlijk zijn het de werknemers die dat risico moeten ondergaan” (geciteerd in BFM, 2018). Andere onderzoekers zoals Annie Thébaud Mony (2012) of M. Pirotton (2012) proberen in hun artikels te wijzen op deze problemen om deze praktijk te veranderen.

In België “zijn de wetten vergelijkbaar met Frankrijk. Ons interesseert vooral de wet van 4 augustus 1996 over het welzijn bij de onderaannemers (FOD, tewerkstelling, werk en sociaal overleg, s.d.). De wet herneemt elementen zoals de verplichting voor de werkgever de nodige opleiding te geven voor de preventie van risico en de beschermingsmaatregelen die de onderaannemers moeten nemen. Dat is iets meer uitgewerkt dan in Frankrijk, zo is de werkgever over elke werkpost verplicht de nodige informatie te geven wanneer die nuttig is (coördinatie van de activiteit) (FOD, tewerkstelling, arbeid en sociaal overleg, s.d.). De werkgever moet tussenkomen bij gebreken bij de firma die de onderaannemer gebruikt of bij de onderaannemers zelf, alle nodige informatie geven om een correcte tewerkstelling te realiseren (FOD, tewerkstelling, arbeid en sociaal overleg, s.d.). “De werkgever van het bedrijf moet verzekeren dat de arbeiders van de ondernemers en onderaannemers de juiste vorming en instructies hebben gekregen.” (FOD, tewerkstelling, arbeid en sociaal overleg, s.d. par.5). Er bestaan nog veel andere wetten in België zoals het KB van 30 november 2011. Het gaat hier alleen over de kwalificaties van de onderaannemers die ons interesseren, in dit KB gaat het over het feit dat de arbeiders gekwalificeerd moeten zijn voor het werk in kerncentrales.  Bovendien verplicht het FANC een medische consultatie van de werknemers bij een erkende arts. De laatste wet die de gelijkenis tussen België en Frankrijk toont, gaat over de jaarlijks toegelaten stralingsdosis. Ze is dezelfde in België als in Frankrijk. Het IRSN (Instituut voor Radioprotectie en nucleaire veiligheid) bepaalt een grens van 20 millisievert per jaar voor een volwassene en van 6 millisievert voor een jongere tussen 16 en 18 jaar.

Er is tenslotte een politiek gevaar: kernenergie betekent geheimhouding, met een gecentraliseerd, op veiligheid gericht technocratisch beheer van de maatschappij in haar geheel. Dat gaat niet samen met het stakingsrecht en andere democratische rechten. Hernieuwbare energie anderzijds, biedt grote mogelijkheden voor gedecentraliseerde productie, waardoor een publiek, democratisch en participatief energiebeleid kan worden uitgebouwd. Op voorwaarde dat de politieke wil hiertoe aanwezig is. En op voorwaarde dat er werk wordt gemaakt van volksopvoeding en van de opbouw van een burgerbeweging zodat de bevolking het belang ervan begrijpt.

Kernenergie is de energie van de dood. Op verschillende niveaus werden reglementen opgesteld om, wat tot op een zeker punt als gemeenschapsgoed kan worden gezien, te beschermen.  Maar hoever dit kan gaan, hoeveel vooruitgang er kan worden geboekt, hoeveel tijd er nodig is om dit af te dwingen, het al dan niet in rekening brengen van het voorzorgsprincipe, dat alles blijft uiteindelijk afhankelijk van de economische belangen, van de industrie lobby’s en van andere krachtsverhoudingen. We moeten ons vragen blijven stellen over de keuzes en de prioriteiten in het al dan niet te voeren debat over “aanvaardbare” risico’s.

Men beweert dat een systeem met 100% hernieuwbare energie de prijzen, vooral van elektriciteit, explosief zal doen stijgen.

Niet waar. We herhalen: hernieuwbare energie is vandaag minder duur dan fossiele energie. Terwijl de prijs van nieuwe kerncentrales explosief stijgt. Dat is het geval bij de EPR-reactor in Flamanville (Frankrijk). Die heeft al 10,5 miljard euro gekost (twee en half keer meer dan voorzien) en de bouw heeft zeven jaar achterstand (hetzelfde is gebeurd in Finland). Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) zegt dat zonne-energie “de minst dure energiebron is in de geschiedenis”. Volgens haar rapport van 2020 zullen 80% van de globale investeringen voor elektriciteitsproductie in hernieuwbare energie gebeuren. Het IEA preciseert dat dit ook het geval zal zijn wanneer de staten hun klimaatplannen niet moeten aanscherpen.(11)Bron: IEA, Energy Outlook 2020 Het probleem is niet dat hernieuwbare energie duurder zou zijn maar dat de regeringen geen samenhangend beleid hebben gevoerd om ze te ontwikkelen. Dat is zeker zo in België. Rond 2012 had Engie begrepen dat de energietoekomst bij hernieuwbare bronnen ligt, in die mate zelfs dat de multinational vandaag nog uitsluitend in groene energie investeert. Maar onze regeringen zijn blijven gehoorzamen aan de wil van Electrabel om haar kip met de gouden eieren van kernenergie te verlengen. Daardoor loopt ons land nu achter. In Europa benadert hernieuwbare energie de 20%, in België is het maar 11,7%. De doelstelling van 13% is nochtans een van de laagste in Europa.

Men zegt ons dat 8.000 mensen hun baan zullen verliezen door de sluiting van de kerncentrales.

Moeten we blijven asbest gebruiken om banen te redden? Moeten we productie die schadelijk is voor de natuur behouden omdat er mensen in die sector werken? Neen. De mensen moeten een alternatief aangeboden krijgen met een opleiding voor een collectieve reconversie in sociaal nuttige activiteiten zonder loonverlies. De zorg voor personen en voor de natuur schept veel mogelijkheden voor kwaliteitsjobs en voor het ontwikkelen van de publieke sector en andere gemeenschapsvoorzieningen. De kerncentrales moeten bovendien ontmanteld worden. Dat is gevaarlijk maar onvermijdelijk werk en hiervoor zal jarenlang gekwalificeerd personeel nodig zijn. Hetzelfde geldt voor het afvalbeheer, de tijdelijke en hernieuwbare opberging op kleine diepte.

Theoretisch moet Engie Electrabel voor de ontmanteling betalen. Daartoe stort het bedrijf een “nucleaire provisie” maar die werd bewust onderschat. Het toppunt is dat die geldsommen aan Synatom doorgestort worden. Synatom is een filiaal van Engie en het heeft 75% van het geld doorgestort aan Engie Electrabel. De activa van Engie zouden dienen als waarborg, maar de multinational wil die activa verminderen, o.a. door de verkoop van filialen. Wanneer het bedrijf het faillissement zou aanvragen, zijn de aandeelhouders gered maar zal de gemeenschap voor het verlies opdraaien.(12)De Commissie voor Nucleaire Voorzieningen (CNV) luidt al meerdere jaren de alarmklok hierrond. Het jaarverslag van 2019 is hierover duidelijk, het spreekt over “de dringende noodzaak van een herziening van de wet van 11 april 2003. Er moet vermeden worden dat lacunes en fouten in de huidige wettekst een groot risico blijven inhouden met als gevolg dat de Belgische bevolking in de toekomst de enorme kost van de ontmanteling van de kerncentrales en/of van het beheer van gestraald splijtstof zal moeten dragen.” (RTBF-Info, 10/12/2020) Alarmistische verklaringen over “8.000 werklozen” leiden de aandacht af van dit schandaal, wat nog eens toont dat energie in handen van de gemeenschap moet zijn.

Men beweert dat kernenergie en hernieuwbare energie elkaar goed aanvullen.

Fout. Kernenergie en hernieuwbare energie gaan niet samen. De productie van stroom met kernenergie is bijna constant terwijl zonne-energie en windenergie afhangen van de meteorologische en astronomische (daglengte) omstandigheden. De twee technologieën hebben tegengestelde werkingsvoorwaarden, om samen te werken moet de elektriciteitsproductie van de ene voorrang hebben op die van de andere. En vermits kernenergie alleen met een constante productie werkt, is ze prioritair en dienen hernieuwbare technologieën enkel als aanvulling.  In de mix kernenergie-hernieuwbare energie moeten er ook nog thermische centrales bijkomen die men naar believen kan aanzetten in functie van het verbruik. Centrales op steenkool, olie of gas stoten CO2 uit en zijn dus in tegenspraak met het klimaatakkoord van Parijs (ver beneden de opwarming van 2°C blijven ten opzichte van het pre-industriële tijdvak en inspanningen blijven doen om de 1,5°C niet te overstijgen). Besluit: kernenergie blokkeert de uitbouw van hernieuwbare energie en bevordert thermische centrales die het klimaat ontregelen.(13)Aviel VERBRUGGEN, “Renewable and nuclear power: A common future?”, Energy Policy 36 (2008) 4036–4047

Men zegt dat de onregelmatige werking van hernieuwbare energie onvermijdelijk leidt tot stroomonderbrekingen.

Nee, deze onderbrekingen zijn niet onvermijdelijk. Ten eerste leveren verschillende hernieuwbare bronnen (wind, zon, biomassa) niet tegelijkertijd elektriciteit. Ten tweede, kunnen bepaalde hernieuwbare bronnen continu produceren (geothermie, biomassa, zeestromingen). Ten derde, kan dezelfde bron op verschillende momenten produceren in verschillende regio’s. Ten vierde, men kan hernieuwbare energie stockeren (bijvoorbeeld: de elektriciteit gebruiken om waterstof te produceren dat vervolgens elektriciteit levert zonder CO2 uitstoot). Er zijn nog technische problemen maar ze zijn niet onoverkomelijk. Onder twee voorwaarden: de energie onttrekken aan de macht van de markt en ten tweede, het wetenschappelijk onderzoek sturen. Maar in België worden de openbare investeringen in meerderheid gebruikt voor kernenergie.(14)België heeft bijna geen onderzoeksprogramma meer voor onderzoek rond energie in het algemeen. Maar de gemeenschap betaalt het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol (SCK-CEN) en zijn MYRRHA-project. De eerste fase ervan zou 1,6 miljard Euro opslokken en die som zou niet volstaan. Rekenen we daarbij ook de Belgische bijdrage in het kernfusieproject ITER, dan is het besluit dat kernenergieonderzoek het grootste deel van de Belgische budgetten voor energieonderzoek opslokt. Er zullen maar stroomonderbrekingen komen wanneer dit onsamenhangend beleid verder gaat.

Zelfs wanneer stroomonderbrekingen vermeden worden, zo beweert men, zal de onregelmatige toevoer uit hernieuwbare bronnen, het elektriciteitsverbruik beperken.

We moeten het probleem anders stellen. Wat is er beter, de planeet verder vernielen door alles steeds maar sneller te doen draaien, met fossiele brandstof en kernenergie, alsof er geen limiet staat op de geldaccumulatie? Of de natuurlijke limieten aanvaarden en de gevolgen hiervan gezamenlijk beheren, in alle transparantie. Een honderd procent hernieuwbaar systeem is geen bedreiging voor het voldoen van onze basisbehoeften. Maar het biedt wel de kans om het overtollige te beperken rekening houdend met wat de natuur ons biedt. Laat ons dit democratisch organiseren, op een sociaal rechtvaardige manier door en voor iedereen, waarbij iedereen krijgt wat noodzakelijk is, een waardig inkomen, een kwaliteitsvolle baan. Dat zegt ons toch het gezond verstand. Voor ons bestaat hierover geen twijfel. Daarvoor willen we ons met dit manifest inzetten.

Men zegt dat de vervanging van Doel 4 en Tihange 3 door gascentrales, de CO2 uitstoot met veertig zal vermenigvuldigen zodat België 100 miljoen ton CO2 meer zou uitstoten over 20 jaar.

Dat is fout én juist. Gascentrales stoten meer uit dan kerncentrales. Veertig keer? Misschien meer of misschien minder. Dit is onzeker omdat de schattingen van de uitstoot van kernenergie variëren met een factor een of twee, zoals hoger vermeld. Maar we moeten de uitstoot door elektriciteitsproductie niet verwarren met de uitstoot van het globale energieverbruik. Elektriciteit dekt 17% van onze energiebehoeften; 48% van deze elektriciteit wordt door zeven kernreactoren geproduceerd, vijf van die reactoren sluiten al zeker in 2025. Doel 4 en Tihange 3 vervangen door gascentrales zal de uitstoot van België met hoogstens 5% doen stijgen.(15)In 2019 produceerde kernenergie in België 43GWh. Wanneer we al deze energie met gascentrales zouden produceren en er 500TCO2/GWh wordt uitgestoten, dat hebben we 6MT CO2. De uitstoot van België in 2019 bedroeg 124MTCO2. De bijkomende emissie zou ten hoogste 5% bedragen. Dit is een maximum omdat het verschil tussen gas en kernenergie in termen van CO2 waarschijnlijk kleiner is dan 500g/kCO2 en de gascentrales minder zullen werken dan de kerncentrales (ze zullen een aanvulling zijn van hernieuwbare energie die blijft groeien). Zie https://statbelpr.belgium.be/en/themes/energy/electricity-production en https://www.statista.com/statistics/449509/co2-emissions-belgium/ Het is ook fout de productie ervan over 20 jaar in te schatten omdat het belang van de gascentrales in de stroomproductie zal dalen naarmate hernieuwbare stroom groeit en het verbruik wordt beperkt.

Men zegt ook dat de elektriciteitsprijzen in België automatisch zullen stijgen door het vervangen van de reactoren door gascentrales.

Het is niet zo eenvoudig. Enerzijds is ligt de prijs voor elektriciteit met gascentrales hoger dan met kerncentrales, waarvoor de investering al jaren is afgeschreven. Anderzijds zijn wind en zon gratis, waardoor hernieuwbare energie haar productiekosten kan verminderen (met een versnelde technologische evolutie). De elektriciteitsprijs zal stijgen indien men te veel gaat stockeren of gigantische investeringen uitvoert in transportinfrastructuur (zoals het 5G netwerk in Henegouwen) of in “intelligente” technologie die de intelligentie van de verbruiker vervangt. Met andere woorden, de prijzenevolutie zal meer afhangen van het maatschappelijke gebruik van hernieuwbare energie dan van de hernieuwbare bronnen zelf. De prijs zal dalen met een sober systeem dat steunt op een bewuste zelfbeperking en het recht op energie. Maar in een productivistisch en consumeristisch systeem gebaseerd op winst, zal de prijs stijgen.

De productiekosten vormen maar een derde van de factuur voor de consument. De andere twee derden zijn de kosten voor vervoer, distributie en taksen. Ongeacht het gekozen scenario, kan de overheid beslissen die lasten te verlagen. De regering kan beslissen het BWT-tarief te verminderen of zelfs af te schaffen. De gewestregeringen kunnen hun eigen taksen en allerlei heffingen (waarmee de gemeentes, naast de traditionele opcentiemen, de burger onzichtbaar belasten) afschaffen. Maar we moeten niet naïef zijn, de regeringen beloven ons een sociaal beleid maar ze blijven vasthouden aan de logica van de markt die hun bereidheid tot het nemen van moedige beslissingen beperkt.

De federale regering belooft in haar programma het “capaciteitsremuneratiemechanisme” dat aan de elektriciteitsproducten wordt gestort, te “compenseren” zodat de factuur van de consumenten uiteindelijk niet groter wordt.

Juist. Maar hoe? Wie zal betalen? Een compensatie door de overheid betekent dat er elders extra financiële middelen moeten gevonden worden voor dat overheidsbeleid. En zo wordt de kwestie verschoven naar het vraagstuk van de fiscale rechtvaardigheid. Al tientallen jaren dienen “de economie” en “de tewerkstelling” als voorwendsel voor een steeds minder fiscale herverdeling. Er is een grote anti-neoliberale hervorming nodig om de schade te herstellen en ruimte te scheppen voor een overheidsbeleid dat de naam sociaal en ecologisch waardig is. Een dergelijke radicale ommekeer moeten we zeker van deze regering niet verwachten.

Men zegt ons dat het regeringsbeleid het enige realistische is binnen de huidige krachtsverhoudingen en dat het zowel ecologisch, voorzichtig als sociaal is.

De regering biedt de elektriciteitsproducenten subsidies aan om winst te maken met gascentrales die CO2 uitstoten in plaats van hen te verplichten de volledige factuur van het afvalbeheer en van de ontmanteling van de kerncentrales te betalen. Dat noemt men de collectivisering van de verliezen en de privatisering van de winsten met op de koop toe een achteruitgang van het klimaat! Onze opvatting over “realisme” is anders. We betwisten radicaal de bewering dat er gascentrales met CO2 uitstoot nodig zouden zijn om de overgangsfase naar hernieuwbare energie te realiseren. Zelfs wanneer ze toch worden gebouwd en ons worden opgedrongen, vraagt het gezond verstand om hiervan publieke centrales te maken zodat ze zo vlug mogelijk kunnen worden afgebroken. Zo niet zullen de privé producenten – die best tevreden zijn met het geschenk van de gemeenschap om vervuilende en vaak onproductieve productiecapaciteiten in stand te houden – deze gascentrales zo lang mogelijk willen behouden voor de winst (zoals Electrabel dat deed met haar kerncentrales).

Waarom wil de regering eigenlijk die gascentrales? Omdat ze gelooft in het kapitalistisch dogma van onbegrensde groei in een wereld met eindige voorraden grondstoffen. Dat is dus onrealistisch en het productivistisch / consumeristisch dogma is net de fundamentele oorzaak van de ecologische en sociale crisis. Wij pleiten voor een andere logica: de behoeften aan elektriciteit doen dalen door zinloos of schadelijk verbruik te verminderen en de efficiëntie van het stroomverbruik te verhogen en dit in het kader van sociale rechtvaardigheid.

Men zegt ons dat dit niet mogelijk is.

Maar wacht even. België is het enige land ter wereld waar een groot deel van de snelwegen verlicht zijn. Dat werd beslist om de continue productie door de kerncentrales te garanderen. Moeten we in die productivistische logica verder gaan? Waarvoor is 5G nuttig waardoor het elektriciteitsverbruik via de mobiele netwerken tegen 2030 zal verdubbelen? Zullen er miljoenen gezichtsherkenningscamera’s komen om onze verplaatsingen te volgen en “slecht gedrag” te bestraffen zoals in China? Moeten we de capaciteit en de netwerken verder versterken om video’s met de hoge definitie (die in bioscopen gebruikt wordt) nu ook te bekijken op TV en op onze smartphones waarop dat verschil niet merkbaar is? Dat is even absurd als luxeauto’s bouwen die 240 km/u kunnen rijden terwijl de snelheidslimiet 120km/u is. En wie gelooft er dat iedereen zich een elektrische auto zal kunnen permitteren?

Al deze absurde voorbeelden dienen enkel om de winsthonger van multinationals en de hang naar luxe van de allerrijksten te stillen. Het gevolg is dat de sociale ongelijkheid alsmaar toeneemt. Aan de ene kant verbruiken de rijksten twaalf keer meer elektriciteit dan mensen met een bescheiden inkomen. Aan de andere kant bevindt één gezin op vijf (21,2%) in 2016 zich in een onzekere energiesituatie en zijn er in 2019 111.000 budgetmeters.(16) Volgens  Engie-Electrabel ligt het elektriciteitsverbruik in 2016 tussen 600kWh en 12.500kWh , zie https://www.engie.be/nl/blog/bespaartips/gemiddeld-elektriciteitsverbruik-belgie/.

De Koning Boudewijn Stichting maakte een schatting van het aantal gezinnen dat in energiearmoede leeft,  in 2016. Dat rapport onderscheidt drie vormen energie kwetsbaarheid:

Gemeten kwetsbaarheid : 14,5% van de huishoudens betalen een te hoge energierekening in verhouding tot hun beschikbaar inkomen (kosten voor wonen niet inbegrepen). Hun “teveel” aan energie uitgaven ten opzichte van het “normale” zou rond de 50€ per maand bedragen.

Verborgen kwetsbaarheid: 4;3% van de huishoudens betalen tweemaal minder voor energie dan gelijkaardige gezinnen (samenstelling, type woning). Voor ongeveer 0,5% kan de verklaring liggen in een goed geïsoleerde woning maar voor de andere 3,8% zou het gaan over een beperking van de uitgaven die kleiner zijn dan de basisbehoefte. In die situatie spreekt men over energetische kwetsbaarheid. Een “normaal” niveau van uitgaven zou ongeveer 77€ per maand bedragen.

Aangevoelde kwetsbaarheid: 4,9% van de huishoudens vrezen dat ze hun woonst niet correct kunnen verwarmen. De impact is het grootst bij oudere alleenstaanden en eenoudergezinnen. (Fondation Roi Baudouin, 2018, « Baromètre de la précarité énergétique en Belgique 2009-2016 »). In 2019 zouden er in Vlaanderen 39.142 budgetmeters voor elektriciteit zijn (www.vreg.be) en in Wallonië 182.859 of 39% (cijfers van de RWADE, Réseau wallon pour l’accès durable à l’énergie). Zie https://blog.uantwerpen.be/armoede-sociale-uitsluiting/hoeveel-gezinnen-kampen-met-energiearmoede/

Door de coronacrisis zal dat alles nog verergeren. Een ander sociaal en ecologisch beleid is mogelijk, dringend en noodzakelijk. We moeten de nodige structurele maatregelen nemen voor het ontwikkelen van sociaal gedrag dat meer sober en rationeel is zowel in onze manier van communiceren, verplaatsen, verlichten en vooral ons te beschermen tegen koude. Die andere politiek kan maar aangemoedigd worden door een stijgende bewustwording en een sterke mobilisatie van de bevolking. Met dit manifest willen we hiertoe bijdragen.

Laat ons werken aan andere krachtsverhoudingen en mobiliseren

Productivisme, consumerisme, vernietiging van de natuur, ongelijkheid en groeiend autoritarisme vormen samen een dodelijke spiraal. De Vivaldi regering breekt hier helemaal niet mee, integendeel. Haar beleid steunt op de illusie dat men de kernuitstap kan realiseren en tegelijkertijd het klimaat kan redden zonder te breken met het productivisme, het consumerisme en de sociale ongelijkheid. Energie kan volgens de regering in handen van de privésector blijven, waarbij de multinationals, gedreven door winsthonger, ons tegelijkertijd de nucleaire pest en de fossiele cholera hebben mogen leveren. Zij mogen blijven gas verbranden en dus CO2 uitstoten maar krijgen de rekening niet gepresenteerd.

Die logica van het “groene kapitalisme” is dezelfde als van de Europese “Green Deal”. Die werd door de EU uitgewerkt en is de volgende stap in het “realisme” van de Belgische regering. De regering zal beweren overtollige CO2 uitstoot te vermijden door bomen te planten in de landen van het globale Zuiden (de armste landen worden zo de CO2 vuilbak van het Noorden) en door middel van technologie om CO2 ondergronds op te vangen (technologieën met negatieve uitstoot).(17)Ondervraagd over het inrekenen van de gascentrales en de gevolgen ervan voor de bijkomende uitstoot van CO2 over vele jaren, had minister Tinne van der Straeten het over de geologische opvang van CO2 als oplossing (interview in La Libre, 12/12/2020).Kevin Anderson, klimaatdeskundige en voormalig directeur van het gekende Tyndal Center on Climate Change Research, klaagt dit soort oplossingen aan, ze maken deel uit van de “verborgen agenda” van Parijs, hij noemt ze “techno-utopieën” (Kevin Anderson 2015, “The hidden agenda: how veiled techno-utopias shore up the Paris agreement”. Zie https://kevinanderson.info/blog/category/quick-comment/. Geen enkele van deze oplossingen voldoet, is veilig en blijvend. In plaats van antiproductivistische sociale en solidaire maatregelen te nemen, zal de regering individuen bestraffen omwille van hun niet ecologisch “slecht gedrag”. Die bedoeling is al aanwezig in haar programma voor een “fiscaal instrument” (waarschijnlijk een koolstoftaks) om “zoveel mogelijk het gebruik van fossiele brandstof te ontmoedigen”.

Krachtsverhoudingen moet men opbouwen. In 2018-2019 hebben miljoenen mensen overal in de wereld betoogd voor “System change, not Climate change”. De pandemie benadrukt nogmaals de noodzaak en de urgentie van een verandering van het systeem. Tegen de recuperatiepogingen door de voorstanders van kernenergie, tegenover de impasse van het groene kapitalisme met een Vivaldi-sausje, moeten we zelf anders aan politiek gaan doen.

We zijn niet blind. We weten hoe moeilijk het is om radicaal en collectief als maatschappij van parcours te veranderen. We moeten opnieuw mobiliseren tegen kernenergie en fossiele energie en we willen een actieve bijdrage leveren aan gezamenlijk sociaal, ecologisch, feministisch en dekoloniaal verzet tegen de gemeenschappelijke vijand. Gezamenlijk kunnen we al wie dit systeem van uitbuiting van de mens en van de natuur wil behouden, een nederlaag toedienen. Samen kunnen we beginnen een nieuwe krachtsverhouding op te bouwen ten dienste van de bevrijding.

Ondertekenaars:

Acteurs et actrices des temps présents (AATP), ADES, Association culturelle Joseph Jacquemotte (ACJJ), ATTAC Wallonie-Bruxelles, Dégaze/Tegengas, Extinction Rebellion Mons / Borinage, Féminisme Yeah, Formation Léon Lesoil (FLL), SAP-Antikapitalisten / Gauche anticapitaliste, Habitant.e.s des images, Jeunes organisés & combatifs (JOC), La Nature sans Friture, Les Amis de la Terre Belgique asbl, Local autogéré du Borinage (LAB), Les Macrales, Mouvement Demain, Namur se bouge pour le climat, POUR, Students for Climate Liège, Tournai se bouge pour le climat, Tout Autre Chose Ath-Pays vert et Pays des Collines (collectif citoyen et altermondialiste)…

en Bouli Lanners, Daniel Richard, Paul Hermant, Daniel Tanuro, Isabelle Loodts…

 

Voetnoten

Voetnoten
1 Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG), 2019, “Analysis by the CREG of the Elia study ‘Adequacy and flexibility study for Belgium 2020 – 2030’ “
2 Gabrielle Hecht is doctor in de Geschiedenis en Sociologie van de Wetenschappen. Meer informatie : https://gabriellehecht.org  Het werk van andere onderzoekers toont het ondoorzichtige van de nucleaire sector o.a. Sezin Topçu , Céline Parotte, Leny Patinaux. Sezin Topçu is historica en wetenschapssociologe, onderzoekster bij de CNRS, lid van het Marcel Mauss Instituut voor onderzoek van sociale bewegingen, auteur van “La France nucléaire, l’art de gouverner une technologie contestée” (Éditons du Seuil, 2013). Céline Parotte is senior onderzoekster bij het Centre de recherche Spiral, UR Cité en belast met onderwijs aan de universiteit van Luik. Ze doet onderzoek naar het beheer van radioactief afval, participatieve methodes en evaluatie van openbaar beleid. Ze publiceerde o.a. ” L’Art de gouverner les déchets hautement radioactifs” (Presses Universitaires de Liège, 2018). Meer informatie : http://www.presses.uliege.be/jcms/c_20215/lart-de-gouverner-les-dechets-hautement-radioactifs. Leny Patiniaux is sinds oktober 2018 postdoctoraal onderzoekster bij de Latts (Laboratoire techniques territoires et sociétés) gefinancierd door het Ifris (Institut Francilien Recherche Innovation Société). Zij onderzoekt de optimisering van energietoelevering. Leny Patinaux doctoreerde in 2017 bij Dominique Pestre met een thesis bij het Centre Alexandre Koyré. De titel was: « Enfouir des déchets nucléaires dans un monde conflictuel. Une histoire de la démonstration de sûreté de projets de stockage géologique, en France (1982-2013) » en werd tussen 2012 en 2015 gefinancierd door het Andra (L’Agence nationale pour la gestion des déchets radioactifs). In deze studie werden twee vragen gesteld: wat is het werk van de ingenieurs van het Andra wanneer ze de veiligheid van een installatie die door de mensheid gedurende honderden duizenden jaren moet beschermd worden (de tijd nodig voor het radioactief verval van bepaalde radionucliden in het radioactief afval)? Wat betekent het voor het wetenschappelijk onderzoek wanneer men de toekomst van het radioactief afval in vraag stelt? In deze thesis wordt gepoogd om het vraagstuk van het beheer van de bewijzen voor het veilig stockeren en van de regeringspolitiek over het deel van de kernenergiecyclus na de werking van de reactoren, in hun samenhang te bekijken. Er wordt daarbij een beschrijving gegeven “hoe het nationaal agentschap voor het beheer van kernafval (het Andra), dat formeel niet kan aantonen dat de installaties gedurende honderden duizenden jaren veilig zullen zijn, vele inspanningen doet om het kernenergie controleorgaan ervan te overtuigen dat het afvalbeheer veilig is. Zelfs wanneer hiervoor bepaalde resultaten onvolledig of tendentieus worden weergegeven.” Zie Centre d’enfouissement de Bure : l’impossible preuve scientifique de la sûreté (lemonde.fr
3 Tussen 2010 en 2019 daalde de prijs per Megawatt voor zonnepanelen van 378$ naar 68$, van 86$ naar 53$ voor  windenergie op land en van 162$ naar 115$ voor windenergie op zee. Voor steenkool bleef de prijs quasi constant (van 111 tot 109$/Mwh) en hij steeg voor kernenergie van 96$ naar 155$/Mwh.

De snelle daling van de prijs voor elektriciteit door hernieuwbare energie zal zich verder zetten omdat het gaat om nieuwe technologie die bij massaproductie goedkoper wordt door meer efficiëntie. Terwijl bij fossiele energiecentrales de maximale efficiëntie praktisch bereikt is. De stijging van de prijs voor nucleaire elektriciteit komt er door hogere eisen inzake veiligheid en door de toenemende complexiteit van de investeringen in de EPR-centrales. Bron: « Why did renewables become do cheap so fast? And what can we do to use this global opportunity for green growth? », 1/12/2020,  https://ourworldindata.org/cheap-renewables-growt. Zie ook de open acces rapporten van IRENA www.irena.org

4 De vergelijkingen van de schattingen van de hoeveelheid CO2 die wordt uitgestoten om één kWh elektriciteit te produceren met kernenergie, windenergie op land en op zee en zonnepanelen, is moeilijk omdat met een zeer groot aantal factoren moeten worden gerekend, daardoor verschillen de schattingen onderling zeer sterk. In het IPCC-rapport van 2014 zijn de volgende gemiddelden gegeven: windenergie op land 11g CO2 eq/kWh (7 tot 56), kernenergie 12g (3,7 tot 110), windenergie op zee 12g (8 tot 35), zonnepanelen op daken 41g (26 tot 60) en 48g (18 tot 180) voor industriële installaties. (IPCC 2014, Contribution of the WG3 to the 5th assessment report). De schattingen liggen erg uit elkaar voor kernenergie. Volgens sommige onderzoekers zou het zelfs over 1,36 tot 288,25gCO2eq/kWh gaan met een gemiddelde waarde van 66,08g (Benjamin K. Sovacool, « Valuing the greenhouse gas emissions from nuclear power: a critical survey », Energy Policy 36 (2008) 2940– 2953). Dat gemiddelde is veel hoger dan voor offshore windenergie (9g), onshore (10g) en zonnepanelen (38g). Terwijl een andere studie besluit dat kernenergie als geheel minder uitstoot dan zonnepanelen en zelfs dan windenergie: 3-35gCO2eq/kWh voor kernenergie, 3-40 voor windenergie, 13-190g voor zonnepanelen (Turconi, Roberto; Boldrin, Alessio; Astrup, Thomas Fruergaard, « Life cycle assessment of Energy generation technologies: an overview »,Renewable and Sustainable Energy Reviews,10.1016/j.rser.2013.08.013). Maar deze studies en het rapport van het IPCC zijn al enkele jaren oud terwijl de hernieuwbare technologieën zeer snel evolueren, zeker de materialen en de energie die nodig zijn voor zonnepanelen.
5 Aviel Verbruggen & Yuliya Yurchenko, “Positioning Nuclear Power in the Low Carbon Electricity Transition”, Sustainability, 23/1/2017.
6 Volgens het special IPCC rapport over hernieuwbare bronnen (2011) is het technische potentieel van hernieuwbare energie (dat sedert de publicatie van dit rapport nog gestegen is) meer dan voldoende voor de behoeften van de mensheid ( https://www.ipc.ch/site/assets/uploads/2018/03/Summary-for-Policymakers-1.pdf).
7 Volgens de missie van het Criirad (Commission pour la recherche et l’information indépendante sur la radioactivité) in Niger in 2003. De directeur Bruno Chareyron verklaarde: “er is permanente blootstelling van de bevolking aan radioactief stof, radongas, en besmet textiel dat op de markt te koop is. Bepaalde huizen werden zelfs met radioactief materiaal gebouwd.” Bron: France TV Info, 19/09/2017.
8 Plutonium-239 heeft een halfwaardetijd van 24.100 jaar, dat is de tijdnodig om de helft minder radioactief te worden.
9 In haar publicaties voor groot publiek is het NIRAS, organisme dat officieel verantwoordelijk is voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen, voorstander van opberging in diepe geologische lagen, maar het geeft hierrond weinig informatie. Het vermeldt niet dat de projecten voor diepe ondergrondse berging mislukt zijn. In de VS, waar door een brand radioactieve stoffen waren vrijgekomen in zoutgrotten op 640m diepte (Waste Isolation Pilote Plant), werd gekozen voor droge berging aan de oppervlakte gedurende minstens honderd jaar. De Duitse overheid heeft beslist om 126.000 vaten met afval uit een oude zoutmijn in Asse weg te halen na het instorten van de wanden en vervuiling van grondwater. Het NIRAS spreekt niet over de kritiek van wetenschappers zoals prof. Thuillier die wijzen op de gevaren van ondergrondse berging in kleilagen, zoals nu gepland in België. Ondiepe berging wordt afgewezen onder het voorwendsel dat “elke volgende generatie” dan “actief moet bezig zijn met het afvalprobleem, kennis en werkingsmiddelen zou moeten gebruiken om de veiligheid te garanderen, wat in tegenspraak is met het wettelijk kader van de maatregelen voor passieve veiligheid.” Omkeerbare opberging is niet zoals passieve veiligheid zomaar een theorie, want het gaat over onmiddellijke gevaren: het geval van de chemische afval op de Stocamine site in de Elzas, toont aan dat tijdens de ontginning zelf de papieren garanties verdwijnen wanneer “onvoorziene” ongevallen toch gebeuren.
10 In 2004 heeft het privébedrijf voor nucleaire inspectie AIB-Vinçotte Nucléaire (AVN) per brief aan de uitbater van de Belgische kerncentrales (Electrabel) en aan  het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) laten weten dat “onze kerncentrales technisch in orde zijn maar dat de organisatie van de veiligheid te wensen over laat.” De directeur van AVN had in november 2004 in een interview gesproken over structurele zwakheden in de organisatie van de veiligheid. Er werd onder meer vermeld dat er in Tihange 2 twaalf arbeiders bestraald waren op 12 oktober 2003. Na een interne audit tussen juni en oktober 2004 werd een actieplan uitgewerkt met de aanwerving van zes ingenieurs voor Tihange en twee voor Doel. Op 6 december van dat jaar verklaarden de  vakbonden (LBC en ACOD van de kernenergiesector) dat die aanwervingen alleen maar een compensatie waren voor het vertrek en er geen nieuw personeel bij kwam. Ze stelden daarbij ook dat de grond van het probleem de snelle vermindering van het statutair personeel was door een toenemend beroep op onderaannemers. Op drie jaar is men van 1035 naar 700 vaste personeelsleden gegaan in Doel en van 950 naar 750 in Tihange. (https://www.lalibre.be/belgique/les-controleurs-de-l-atome-inquiets-51b87e82e4b0de6db9a8cacd)  Hierop kwamen vragen in het parlement in 2005. De vicepremier en de minister van binnenlandse zaken wilden ons geruststellen: ”Wat de veiligheid betreft, is het personeel van de onderaannemers onderworpen aan dezelfde strikte regels als het personeel van Electrabel. Ze hebben een goede verzekering wanneer dat nodig mocht zijn en de correcte uitvoering van de werken wordt streng gecontroleerd.” (Bulletin n° 3-36  https://www.senate.be/www/?Mlval=/index_senate&MENUID=231308&LANG=fr)

In januari 2018 werd in de Kamer een rapport uitgebracht over de Belgische kerncentrales door Eric Thiébaut en Frank Wilrycx namens de ondercommissie nucleaire veiligheid, na het rapport van de onderzoekscommissie van de Franse Assemblée over « sûreté et la sécurité des installations nucléaires ». Hier leest men dat volgens het FANC, de veiligheid van de kerninstallaties in Frankrijk en België op vele punten van elkaar verschillen. Bij de aanbeveling om “onderaannemers de mogelijkheid te geven een arbeidsgeneesheer te raadplegen waarbij er een eengemaakt platform zou komen voor alle werknemers in de kernsector”, spreekt het FANC zich niet uit omdat het toezicht op arbeidsgeneesheren niet tot zijn bevoegdheden behoort. Het FANC legt uit dat “het aanwerven van onderaannemers volgens de regels wordt gecontroleerd met één doelstelling: de veiligheid en de beveiliging van kernenergie en de stralingsbescherming.”

De besluiten van bepaalde onderzoekers zijn minder geruststellend. In zijn thesis « Faut-il abolir la sous-traitance dans le secteur du nucléaire ? Le cas de la France et de la Belgique », geschreven in 2018 in  de Louvain School of management, UCL, schrijft Serge Cornet dat « de sterke toename van het gebruik van onderaannemers in de kernenergiebedrijven” in België plaats had in de jaren 90 (Pirotton, 2012); hij ziet twee redenen hiervoor (Thébaud-Mony 2012 ; Pirotton, 2012): “De eerste reden is heeft te maken met de winst voor het bedrijf bij het aanwerven van externe werknemers. (…) het belangrijkste voordeel is de grotere winst voor de bedrijven omdat de werknemers goedkoper zijn. Bovendien worden ze niet verantwoordelijk gesteld voor ongevallen bij het onderhoudspersoneel van de kerncentrales, die medisch en wettelijk astronomische kosten meebrengen.”

Deze thesis kan men raadplegen: https://dial.uclouvain.be/memoire/ucl/fr/object/thesis%3A15489

Hier volgens nog enkele uittreksels:

“Oorspronkelijk deden onderaannemers alleen ongevaarlijk werk met “lage toegevoegde waarde” (Pirotton, 2012, p.1). Later kwamen er steeds meer en ze deden het werk van statutaire werknemers. Op dat moment kon men zien dat de rol van statutaire werknemers in de kerncentrales veranderde met de toename van onderaannemers (Ghis-Malfilatre, 2017). Geleidelijk aan zullen onderaannemers andere posten invullen zoals die van mecanicien, automatiseringstechnici en ingenieurs. Toch zien we grote aantallen onderaannemers vooral in periodes van onderhoud, bij het stopzetten van onderdelen.”

“Men kan stellen dat tijdens deze stopzettingen, de onderaannemers het meest actief zijn, 80% onderaannemers tegen 20% statutairen in Frankrijk (Reuters, 2009). In België werken iets meer van 60% onderaannemers. Die jobs tijdens het stopzetten brengen een hoger stralingsgevaar met zich mee.”

Een voorbeeld zijn de “jumpers” die spleten moeten opvullen, ze gaan in de reactor en komen er dan zo vlug mogelijk uit om niet te veel straling te ondergaan (Tumblr, 2011). De meerderheid van de werknemers zijn vandaag door onderaannemers aangesteld tijdens de onderhoudsbeurten, maar dat brengt meerdere problemen met zich mee. Zo klagen vele mensen over die onderaannemers, zoals Pascal Pavageau die verklaart: “in kerncentrales zijn onderaannemers een afwijking, een monumentale domheid (…) een gigantisch risico en natuurlijk zijn het de werknemers die dat risico moeten ondergaan” (geciteerd in BFM, 2018). Andere onderzoekers zoals Annie Thébaud Mony (2012) of M. Pirotton (2012) proberen in hun artikels te wijzen op deze problemen om deze praktijk te veranderen.

In België “zijn de wetten vergelijkbaar met Frankrijk. Ons interesseert vooral de wet van 4 augustus 1996 over het welzijn bij de onderaannemers (FOD, tewerkstelling, werk en sociaal overleg, s.d.). De wet herneemt elementen zoals de verplichting voor de werkgever de nodige opleiding te geven voor de preventie van risico en de beschermingsmaatregelen die de onderaannemers moeten nemen. Dat is iets meer uitgewerkt dan in Frankrijk, zo is de werkgever over elke werkpost verplicht de nodige informatie te geven wanneer die nuttig is (coördinatie van de activiteit) (FOD, tewerkstelling, arbeid en sociaal overleg, s.d.). De werkgever moet tussenkomen bij gebreken bij de firma die de onderaannemer gebruikt of bij de onderaannemers zelf, alle nodige informatie geven om een correcte tewerkstelling te realiseren (FOD, tewerkstelling, arbeid en sociaal overleg, s.d.). “De werkgever van het bedrijf moet verzekeren dat de arbeiders van de ondernemers en onderaannemers de juiste vorming en instructies hebben gekregen.” (FOD, tewerkstelling, arbeid en sociaal overleg, s.d. par.5). Er bestaan nog veel andere wetten in België zoals het KB van 30 november 2011. Het gaat hier alleen over de kwalificaties van de onderaannemers die ons interesseren, in dit KB gaat het over het feit dat de arbeiders gekwalificeerd moeten zijn voor het werk in kerncentrales.  Bovendien verplicht het FANC een medische consultatie van de werknemers bij een erkende arts. De laatste wet die de gelijkenis tussen België en Frankrijk toont, gaat over de jaarlijks toegelaten stralingsdosis. Ze is dezelfde in België als in Frankrijk. Het IRSN (Instituut voor Radioprotectie en nucleaire veiligheid) bepaalt een grens van 20 millisievert per jaar voor een volwassene en van 6 millisievert voor een jongere tussen 16 en 18 jaar.

11 Bron: IEA, Energy Outlook 2020
12 De Commissie voor Nucleaire Voorzieningen (CNV) luidt al meerdere jaren de alarmklok hierrond. Het jaarverslag van 2019 is hierover duidelijk, het spreekt over “de dringende noodzaak van een herziening van de wet van 11 april 2003. Er moet vermeden worden dat lacunes en fouten in de huidige wettekst een groot risico blijven inhouden met als gevolg dat de Belgische bevolking in de toekomst de enorme kost van de ontmanteling van de kerncentrales en/of van het beheer van gestraald splijtstof zal moeten dragen.” (RTBF-Info, 10/12/2020
13 Aviel VERBRUGGEN, “Renewable and nuclear power: A common future?”, Energy Policy 36 (2008) 4036–4047
14 België heeft bijna geen onderzoeksprogramma meer voor onderzoek rond energie in het algemeen. Maar de gemeenschap betaalt het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol (SCK-CEN) en zijn MYRRHA-project. De eerste fase ervan zou 1,6 miljard Euro opslokken en die som zou niet volstaan. Rekenen we daarbij ook de Belgische bijdrage in het kernfusieproject ITER, dan is het besluit dat kernenergieonderzoek het grootste deel van de Belgische budgetten voor energieonderzoek opslokt.
15 In 2019 produceerde kernenergie in België 43GWh. Wanneer we al deze energie met gascentrales zouden produceren en er 500TCO2/GWh wordt uitgestoten, dat hebben we 6MT CO2. De uitstoot van België in 2019 bedroeg 124MTCO2. De bijkomende emissie zou ten hoogste 5% bedragen. Dit is een maximum omdat het verschil tussen gas en kernenergie in termen van CO2 waarschijnlijk kleiner is dan 500g/kCO2 en de gascentrales minder zullen werken dan de kerncentrales (ze zullen een aanvulling zijn van hernieuwbare energie die blijft groeien). Zie https://statbelpr.belgium.be/en/themes/energy/electricity-production en https://www.statista.com/statistics/449509/co2-emissions-belgium/
16 Volgens  Engie-Electrabel ligt het elektriciteitsverbruik in 2016 tussen 600kWh en 12.500kWh , zie https://www.engie.be/nl/blog/bespaartips/gemiddeld-elektriciteitsverbruik-belgie/.

De Koning Boudewijn Stichting maakte een schatting van het aantal gezinnen dat in energiearmoede leeft,  in 2016. Dat rapport onderscheidt drie vormen energie kwetsbaarheid:

Gemeten kwetsbaarheid : 14,5% van de huishoudens betalen een te hoge energierekening in verhouding tot hun beschikbaar inkomen (kosten voor wonen niet inbegrepen). Hun “teveel” aan energie uitgaven ten opzichte van het “normale” zou rond de 50€ per maand bedragen.

Verborgen kwetsbaarheid: 4;3% van de huishoudens betalen tweemaal minder voor energie dan gelijkaardige gezinnen (samenstelling, type woning). Voor ongeveer 0,5% kan de verklaring liggen in een goed geïsoleerde woning maar voor de andere 3,8% zou het gaan over een beperking van de uitgaven die kleiner zijn dan de basisbehoefte. In die situatie spreekt men over energetische kwetsbaarheid. Een “normaal” niveau van uitgaven zou ongeveer 77€ per maand bedragen.

Aangevoelde kwetsbaarheid: 4,9% van de huishoudens vrezen dat ze hun woonst niet correct kunnen verwarmen. De impact is het grootst bij oudere alleenstaanden en eenoudergezinnen. (Fondation Roi Baudouin, 2018, « Baromètre de la précarité énergétique en Belgique 2009-2016 »). In 2019 zouden er in Vlaanderen 39.142 budgetmeters voor elektriciteit zijn (www.vreg.be) en in Wallonië 182.859 of 39% (cijfers van de RWADE, Réseau wallon pour l’accès durable à l’énergie). Zie https://blog.uantwerpen.be/armoede-sociale-uitsluiting/hoeveel-gezinnen-kampen-met-energiearmoede/

17 Ondervraagd over het inrekenen van de gascentrales en de gevolgen ervan voor de bijkomende uitstoot van CO2 over vele jaren, had minister Tinne van der Straeten het over de geologische opvang van CO2 als oplossing (interview in La Libre, 12/12/2020).Kevin Anderson, klimaatdeskundige en voormalig directeur van het gekende Tyndal Center on Climate Change Research, klaagt dit soort oplossingen aan, ze maken deel uit van de “verborgen agenda” van Parijs, hij noemt ze “techno-utopieën” (Kevin Anderson 2015, “The hidden agenda: how veiled techno-utopias shore up the Paris agreement”. Zie https://kevinanderson.info/blog/category/quick-comment/.