De kerken in Vlaanderen lopen leeg maar de Kerk staat nog overeind. Zij controleert nog steeds het grootste onderwijsnet en bedekt met haar mantel van liefde de zorgsector.

Tot in het begin van de zestiger jaren was haar ideologische impact op de cultuur in Vlaanderen overheersend: behoedster van het dogma, proost van de vakbeweging, electoraal richtingbord, seksueel consulent en bewaakster van goed gedrag en zeden. Ze schreef voor wat men mocht en niet mocht denken, wat men wel of niet lezen en schrijven mocht, hoe de jeugd zich moest vermeien en wat ze moest leren, en hoe en waar de elite van het land moest worden gevormd. Daartoe beschikte ze over de machtigste zuil in het land.

Vandaag beleeft het rijke roomse leven zijn nadagen en wie weet is de winter al aangebroken. Het dogma heeft nog maar weinig of helemaal geen vat meer op de vele mensen met een katholieke achtergrond. Die meten zich een eigen religieuze opvatting aan, zo’n beetje à la carte: een beetje christendom, wat boeddhisme, een vleugje New Age, dieetvoorschriften en dergelijke meer.

In het christelijk onderwijs zijn moslimjongeren welkom, er wordt abortus verricht in sommige “katholieke” ziekenhuizen en de Broeders van Liefde denken na over gebeurlijke euthanasie. Tegen het homohuwelijk klonk nauwelijks protest, dit in tegenstelling tot de zogenaamde lekenrepubliek Frankrijk.

De ontkerkelijking heeft diverse oorzaken. De wereld verliest aan tover onder druk van wetenschap en industrialisatie, de samenleving seculariseert en vermarkt als gevolg van de liberale democratie en het consumptief individualisme. Samen met de morele autonomie groeit het zelfbelang, terwijl het geloof in een (zowel letterlijke als figuurlijke) hogere macht aan kracht verliest. De ideologisch verstrooide, uiteengedreven kudde wantrouwt haar herders en haar afkeer voor de institutionele godsdienst wordt nog eens aangewakkerd door een terrorisme dat zich op de islam beroept en anderzijds ook door pedofilie schandalen. Ofwel uit het zich in christelijke fundamentalisme dat zich tegen abortus en euthanasie keert.

Zowel de algemene neergang van de religie (christendom) als haar opgang (islam) zijn mede het gevolg van een scheef gegroeide wereldorde. De secularisatie als zodanig treft geen schuld, maar wel secularisatie in een onrechtvaardige wereld. Die produceert, alle burgerlijke illusies van vooruitgang ten spijt, populisten, fascisten, islamisten en andere reactionaire kwalen. Vele verworpenen der aarde worden er door aangelokt, maar ook zonen en dochters uit gegoede kringen. Het is te simpel om de armoede als enige schuldige aan te wijzen. Bin Laden was een schatrijke fanaticus en gestoorde Donald Trump is geen arme luis. We hebben te maken met een algemene beschavingscrisis.

Uiteraard wordt de ontkerkelijking niet door iedereen toegejuicht. Af en toe hoor je protest. Zo bijvoorbeeld betreurt Mieke Van Hecke, voormalig directeur (2004-2014) van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs en lijsttrekster voor CD&V in Gent, dat de positieve rol van de religie op de achtergrond verdwijnt. Ze stelde dat leerkrachten loyaal moeten staan tegenover het project, de leer en de standpunten van de Kerk.

Maar tegelijk verdedigde Mevrouw Van Hecke de opvang van mensen zonder papieren in de scholen, veroordeelde ze de pauselijke uitspraak tegen homo’s, wilde ze geen beroep meer doen op de anti-abortuskrijgers van Pro Vita en gaf ze de voorkeur aan Sensoa als seksueel opvoeder in de katholieke scholen. Uit dit voorbeeld blijkt dat de Kerk leeft met contradicties en dat niet alles rechtlijnig moet worden geïnterpreteerd. Over de positieve kanten van de religie kan men natuurlijk discussiëren.

Dat de zich vragen stellende Kerk behoefte had aan een nieuw aggiornamento (een aanpassing aan het huidige tijdsgewricht om de band met de gelovigen te versterken) was duidelijk aan het eind van de jaren vijftig. Het tweede Vaticaanse concilie (1962-1965) zou zich met gemengd succes aan die taak wijden. In Vlaanderen waren spraakmakende katholieke geestelijken en denkers daarbij behulpzaam.

Albert Westerlinck verdedigde een literatuur die open stond voor de realiteit en haar kwalen; Max Wildiers propageerde Teilhard de Chardin’s mystieke opvatting over de menselijke evolutie en zette zich in voor een “Theologie op nieuwe wegen”. I

ets later ijverde de astrofysicus en christelijke filosoof Gérard Bodifée voor de moeilijke harmonisering van wetenschap en geloof. Op ethisch vlak verzette hij zich tegen abortus en adoptie van kinderen door homokoppels.

Op politiek vlak hebben we Herman van Rompuy, een belijdend katholiek politicus. Auteur van een aantal moraliserende essays betreurt hij dat “de moderne samenleving is gedomineerd door het streven naar maximale belangenverdediging, met name de maximisatie (sic) van winst, stemmen of macht” (Het christendom, een moderne gedachte,1990, p. 37). Maar de voormalige voorzitter van de Europese Raad is ook een groot voorstander van de neoliberale, weinig democratische EU.

En dan hebben we vandaag natuurlijk de maatschappelijke commentaren van kerkjurist Rik Torfs. Kenmerkend voor de moraliserende kritiek van de Kerk is dat hij zich beperkt tot de culturele oppervlakteverschijnselen van de samenleving. De wortels in vraag stellen wordt vermeden. De verderfelijke uitwassen van het kapitalisme worden aan de kaak gesteld, maar het kapitalisme, hun verwekker, wordt aanvaard als materiële grondslag van de persoonlijke vrijheid waarvoor het christendom geestelijk borg staat.

Filosofe Tinneke Beeckman (De Standaard 19.10.2017) erkent de positieve impact van enkele christelijke waarden zoals nederigheid en de werken van barmhartigheid. “Maar de vraag is op welke manier ze politiek kunnen worden ingezet”. Ze geeft als voorbeeld de reactie op paus Franciscus’ pleidooi voor een open grenzenbeleid, “waarbij de integratie van migranten van ondergeschikt belang is”.

Maar de verkiezingen vertellen ons dat “een groot deel van de Europese bevolking van geen open grenzen wil weten” en de regeringsleiders, ook zij die zich christelijk geïnspireerd noemen, aarzelen of weigeren daar tegenin te gaan; hun antisociale, neoliberale politiek zet de deuren wijd open voor het autoritaire populisme en voor fascistische oprispingen. Het electorale verlies van de christendemocratie hoeft ons niet te verwonderen: zij maakt deel uit van het systeem, ondanks haar arbeidersvleugel. Zij kan noch wil de onrechtvaardige samenleving inruilen voor een meer rechtvaardige.

Oprechte en consequente christenen moeten hieruit conclusies trekken. De goede werken primeren over de orthodoxe geloofsinhoud. Niet om met goede werken zijn hemel te verdienen maar gewoon om de mensheid een helpende hand toe te steken.

Een niet onbelangrijk deel van de bevolking in Vlaanderen zet zich in voor het lot van daklozen, “illegale” immigranten, zwervers en bedelaars. Hier kan politiek geploegd en gezaaid worden.

Het drama is dat aan de overzijde van de geloofsbarrière de ideologie van de solidariteit afbrokkelt. De sociaaldemocratie behoort ook tot het systeem, of zoals men in AfD – Duitsland zegt, tot de Altparteien, de partijen van weleer. Maar de AfD is zelf een partij van weleer en wel van een misdadig verleden.

Kortom: we moeten de mensen beoordelen op hun praktijk en niet op wat ze van zichzelf denken. Dat komt niet van mij maar van Karl Marx die eindelijk weer op meer belangstelling kan rekenen.