Meer dan tweeduizend jaar lang, al in het antieke Griekenland, identificeerden (westerse) filosofen en andere denkers het begrip ‘vrijheid’ met controle van de bevolking over de wijze waarop zij geregeerd wordt. De strijd voor vrijheid was strijd voor democratie. Dat veranderde pas zowat tweehonderd jaar geleden, in het zog van de ‘Atlantische revoluties’, de revolutionaire golf op het einde van de achttiende en aan het begin van de negentiende eeuw met de Amerikaanse en de Franse revoluties. Toen  kwam een ander begrip van vrijheid op: vrijheid als waarborg van persoonlijke veiligheid en individuele rechten.

Dat is, kort samengevat, de stelling die Annelien de Dijn verdedigt in haar recent verschenen boek Freedom, an unruly history. Annelien de Dijn is hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht. Zij werkte tien jaar aan dit boek. Zij publiceerde eerder al over het Franse politieke denken rond de Franse revolutie.

Omslag in het politieke denken

Vanwaar deze omslag in het politieke denken na 1776? De Dijn ziet verschillende oorzaken. Sommige denkers werden wantrouwig tegenover democratie omdat zij bang waren voor heerschappij door het gepeupel en anarchie. Het verloop van de Franse revolutie was hier niet vreemd aan. Dat deed me denken aan wat Maarten van Buuren schrijft in zijn inleiding op het (onafgewerkte) Politiek Traktaat van Spinoza, uitgegeven bij Ambo/Anthos : ook Spinoza schrok terug voor radicale democratie na het optreden van het ‘gepeupel’ in het rampjaar 1672, en het lynchen van de gebroeders De Witt.

Andere denkers, zoals John Stuart Mill, waren vooral bezorgd om het lot van kwetsbare minderheden als de meerderheid ongeremd haar gang kan gaan.

De belangrijkste factor in de omslag van het westerse vrijheidsdenken was echter een andere: de zucht naar democratie ging gepaard met zucht naar sociale gelijkheid. Waar vroeger democratie veelal een zaak was voor welgestelde witte mannen, gingen nu ook vrouwen, minder gegoede mensen of vrijgemaakte slaven zich met de staatszaken bemoeien. Vrijheid en democratie werden zo een bedreiging voor individuele eigendomsrechten. Vandaar een nieuwe, antirevolutionaire invulling van het begrip vrijheid: de rol van de staat moest worden ingeperkt, en mocht niet raken aan de individuele (eigendoms)rechten.

Natuurlijk waren er ook denkers die verder bouwden op de revolutionaire invulling van het begrip vrijheid. In het boek van De Dijn komen zo een reeks socialistische denkers aan bod, zoals Karl Marx en de lessen die hij trok uit de Commune van Parijs in zijn boek De burgeroorlog in Frankrijk (1871).

Maar na 1945 en tijdens de Koude Oorlog groeide vrijheid als verwerping van staatsinterventie uit tot het kernideaal van het Westen. In haar nawoord citeert De Dijn een reeks recente Amerikaanse schrijvers die hierop voortbouwen.

Slecht gezelschap?

Ik vroeg me bij het lezen wel af of ik me dan in slecht gezelschap bevind, want ook in de traditie waar ik deel van uitmaak wordt de strijd voor vrijheid geïdentificeerd met strijd voor democratische rechten (vrijheid van mening, drukpers, organisatie, vergadering, enzovoort), gekoppeld aan een gezond wantrouwen tegenover de (burgerlijke) staat. Maar dat terzijde.

Het boek is in elk geval een echte aanrader. Meer dan 2000 jaar denken en schrijven over – voor en tegen – vrijheid en democratie, wordt stroming na stroming, denker na denker, minutieus uiteengezet op een heldere en toegankelijke wijze (voorlopig moet je wel Engels lezen). Ik heb het boek eerst als e-book gelezen, maar dan toch maar de papieren versie gekocht: ik ga het boek met plezier nog eens lezen, potlood in de aanslag.

Annelien De Dijn, Freedom, An Unruly History, 2020, Harvard University Press.