Enzo Traverso (1957) is één van de belangrijkste historici en kritische intellectuelen van deze tijd. Hij is de auteur van een omvangrijk aantal werken over fascisme, totalitarisme, Joodse traditie, marxistisch denken en het interbellum. Brais Fernández en Xaquín Past van Viento Sur spraken met hem over de figuur en de erfenis van Leon Trotski.

Brais Fernández en Xaquín Pastoriza: Welke theoretische bijdragen van Leon Trotski wilt u benadrukken, welke zijn volgens u nog steeds geldig en welke zijn voorbijgestreefd?

Enzo Traverso: Het is niet gemakkelijk deze vraag te beantwoorden. Trotski is een figuur uit de geschiedenis van de 20ste eeuw, uit het revolutionaire denken en uit de politieke theorie van de 20ste eeuw, en zijn bijdragen zijn talrijk. Als we bijvoorbeeld De verraden revolutie lezen, is dat een geweldig boek om het stalinisme en de geschiedenis van de Russische revolutie te interpreteren, maar het moet wel in zijn historische context worden geplaatst. Het stalinisme en de USSR bestaan niet meer; daarom heeft het een historisch belang, maar geen relevantie voor de interpretatie van de wereld van vandaag. Wat volgens mij actueel is in Trotski’s ideeën – en dat geldt nog steeds voor de problemen waar wij nu voor staan – is zijn theorie van permanente revolutie en van ongelijke en gecombineerde ontwikkeling, die een sleutel vormen om het proces van globalisering dat zich vandaag voltrekt te interpreteren. Één van de sleutels, maar een fundamentele. De ervaring van de Arabische revoluties in het laatste decennium is een bevestiging van de theorie van de permanente revolutie: er bestaat een symbiotische relatie tussen ontwikkeling en onderontwikkeling, tussen de wijze waarop oudere vormen worden verbonden met de meer geavanceerde en hoe een revolutionair proces door haar eigen karakter ertoe neigt de nationale grenzen te overstijgen en een mondiaal proces te worden. Trotski had dit heel goed begrepen en formuleerde het theoretisch na de revolutie van 1905 en  herformuleerde het in de jaren 1920 na de revolutie in China. Dit is een sleutel voor de interpretatie van de revoluties in de 20ste eeuw en, voor zover wij kunnen zien, van de revoluties aan het begin van de 21ste eeuw.

Deze theorie is verbonden met een andere briljante intuïtie van Trotski, die hij uitwerkte tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het idee van de crisis van natiestaten. Dat globalisering het einde betekent van de natie als juridisch-politieke entiteit, wordt door Trotski genuanceerd wanneer hij uitlegt dat de historische crisis van natiestaten (en de Eerste Wereldoorlog is de uitdrukking van deze crisis) niet het einde betekent van nationale culturen en van de krachten die verbonden zijn met talen, culturen en tradities. Er is een reeks ideeën die mij actueel lijken en opvallen in het denken van een intellectueel en theoreticus uit de eerste helft van de 20e eeuw, en intellectueel gevormd is aan het einde van de negentiende eeuw.  Het is een opvatting die moet worden gehistoriseerd. Men kan spreken over Trotski’s actualiteit zoals men spreekt over Marx’ actualiteit. Marx is een 19de eeuwse denker en wij kunnen uit Marx’ werk niet mechanisch antwoorden putten voor de problemen van vandaag, wij moeten het historiseren. Maar het zijn ook denkers die nu tot ons spreken.

Een andere kwestie die wij interessant vinden om Trotski te situeren binnen de communistische traditie en deze te begrijpen als iets om te vernieuwen en te actualiseren, is zijn verhouding tot Lenin. Op sommige punten staan hun denken, hun praktijk en zelfs hun persoonlijke relatie lijnrecht tegenover elkaar. Uiteindelijk wordt Trotski de meest leninistische van alle bolsjewieken.

Trotski’s relatie met Lenin is zeer complex. Die relatie is verre van lineair, er zijn veranderingen. Tot 1917 zijn ze verdeeld, ze behoren tot twee verschillende stromingen van de sociaaldemocratische partij. Ik denk dat als we met onze huidige gevoeligheid – na alle bewegingen zoals, Occupy Wall Street, 15M, Nuit Debout, de polemieken van Lenin en Trotski na het beroemde Tweede Congres van de Russische sociaaldemocratie herlezen, waarin er een splitsing is tussen mensjewieken en bolsjewieken en Trotski buiten de twee stromingen blijft en hij het centralisme van Lenin zeer sterk bekritiseert met kritiek die veel lijkt op die van Rosa Luxemburg – we spontaan veel meer affiniteit zullen hebben met Trotski dan met het autoritarisme van Lenin.

In 1917 komen ze tijdens de Russische revolutie tot overeenstemming, als Lenin eindelijk de theorie van de permanente revolutie aanneemt en er van uit gaat en naar handelt dat de Russische revolutie een socialistische revolutie is en geen burgerlijke revolutie, zoals hij tot dan toe had gedacht. Later is er een zeer sterke samenwerking tussen beiden op een tragisch en verschrikkelijk moment: tijdens de Russische burgeroorlog. Beiden theoretiseerden de dictatuur van de bolsjewistische partij (de socialistische democratie zou de dictatuur van de bolsjewistische partij zijn), de militarisering van de arbeid, censuur, gepland geweld, een geheel van handelingen die ver afstaan van onze huidige gevoeligheid, maar die in hun context moeten worden geplaatst. We kunnen dat niet zonder meer verwerpen op grond van wijsheid achteraf. We kunnen een idee van democratie dat hoort bij radicaal links in de huidige westerse wereld niet overbrengen naar het Rusland van 1918-1921.

Nadien werd Trotski verbannen en ervan beschuldigd een verrader te zijn, Lenins vijand, en daarom probeert hij in zijn geschriften zijn overeenstemming met Lenin te onderstrepen, en daardoor worden hun verschillen minder groot. Bij het lezen van Geschiedenis der Russische Revolutie wordt dit duidelijk. Hij legt veel nadruk op zijn overeenstemming met Lenin en doet zelfs afbreuk aan zijn eigen rol, die fundamenteel was. De manier waarop de bolsjewieken de macht grepen, met een akkoord van het Tweede Congres van Sovjets, was een verdienste van Trotski, niet van Lenin. Die wil om als authentieke erfgenaam van Lenin op te treden, tegen Stalin, vormde voor Trotski een obstakel om tot een kritische benadering van Lenins erfenis te komen. Beiden zijn vertegenwoordigers van de traditie van het klassieke marxisme dat zij op Rusland trachten toe te passen. Ze doen dat op een originele en creatieve manier, maar ze horen bij die traditie. Lenin behoort geheel tot die traditie. Als je zijn kritiek op het populisme leest, is hij een klassiek marxist van het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, hij heeft een idee van vooruitgang, van socialisme als de ontwikkeling van de productiekrachten. Dat is ook de cultuur van Trotski, maar Trotski is een vertegenwoordiger van het klassieke marxisme dat hij, door de omstandigheden van zijn leven en zijn intellectueel traject zeer sterk nuanceert, hij problematiseert het tot op het punt dat hij sommige premissen ervan bijna in twijfel trekt. In 1940 formuleerde hij het idee dat als de Tweede Wereldoorlog niet zou eindigen met een socialistische revolutie, we vraagtekens zouden moeten plaatsen bij het idee dat het proletariaat de kracht is die in staat is de wereld te veranderen en een proces van emancipatie te leiden. Hij is een klassiek denker die zijn zekerheden meer geproblematiseerd heeft.

Dat gezegd hebbende: als we lezen wat hij in de jaren twintig schreef over de overheersing van de natuur door de technologie, dan zijn dat vandaag verschrikkelijke formuleringen. Er is een eugenetische Trotski, niet in fascistische zin, maar imand die het utopische idee reproduceert dat ontstaat met de Russische revolutie: dat alles veranderd kan worden, dat alles openstaat voor radicale verandering omdat het menselijk vermogen om de wereld te veranderen onuitputtelijk is. Het is een idee dat deel uitmaakt van een zeer sterke utopische traditie sinds de 19de eeuw, gebaseerd op de mythe van de nieuwe mens, een mengeling van Aristoteles, Goethe, Marx. Het socialisme zou bijna een proces van selectie zijn tot de nieuwe mens, die een superieure soort zou zijn. Het is niet de superman van Nieztsche, die in een wereld van slaven zou opduiken dankzij de overheersing van de massa. Dat is niet Trotski’s idee, de nieuwe mens zou voortkomen uit een proces van zelf-emancipatie van de gehele mensheid. Er is een doordringing van het klassieke marxisme, van het geloof in de ontwikkeling van de produktiekrachten met tegelijkertijd een zeer sterke utopische impuls die hem dichter bij de voorhoede van zijn tijd brengt, en een vermogen om al die premissen in twijfel te trekken die hem dichter bij de Kritische Theorie brengt. Hij is een overgangsdenker in een tijd waarin de uitgangspunten van het klassieke marxisme beginnen te wankelen en moeten worden heroverwogen. Vanuit dit oogpunt is hij voor mij een interessantere denker dan Lenin, aangezien Lenins traject in 1924 eindigt. Trotski is ook een schrijver, en zijn stijl is veel pedagogischer dan die van Lenin.

Er is iets heel interessants in wat u hebt gezegd. Op een bepaald moment verdedigt Trotski een zeer hard, zelfs autoritair, politiek standpunt, bijvoorbeeld in Terrorisme en Communisme, dat in de juiste context moet worden geplaatst, zoals u zegt. De bolsjewieken wisten wat er met de Parijse Commune was gebeurd en ze hadden dat beeld heel goed voor ogen, zonder hetwelk hun beleid tijdens de burgeroorlog niet kan worden begrepen. Trotski begint zijn kritiek op het stalinisme, bijvoorbeeld in De Nieuwe Koers, met de kwestie van de bureaucratie, van de economische ontwikkeling. Er is een breekpunt voor Trotski als hij het anti-humanistische ontwikkelingsmodel bekritiseert dat door het stalinisme werd voorgesteld. Hoe zou u deze kritiek op de bureaucratie, op het stalinisme karakteriseren? Hoe zou dit passen in het rechtse verhaal dat Trotski een democraat werd omdat hij van Stalin verloor?

Er is ook een zeer perverse benadering, die zegt dat Trotski, als hoofd van het Rode Leger, als hij tegen Stalin had gewonnen, de open deur naar het Bonapartisme zou zijn geweest. Daar ben ik niet van overtuigd, hoewel Trotski tijdens de burgeroorlog zeer autoritair was. Er is een discrepantie tussen het autoritarisme van de burgeroorlog en zijn kritiek op het stalinisme daarna, als hij het idee verdedigt van socialistische democratie, partijpluralisme, pluralisme van meningen en vrijheid in het algemeen. Wat mij erg stoort in Trotski’s werk, meer dan zijn beslissingen als leider van het Rode Leger, is de manier waarop hij de partijdictatuur theoretiseert. Zo zijn er teksten uit anarchistische hoek die het Sovjetregime in de beginjaren steunen, maar de bolsjewieken tijdens de burgeroorlog terecht bekritiseren. De Sovjet-democratie werd vernietigd, pluralisme werd in het nauw gedreven, de censuur was gevaarlijk en schadelijk. Dat is onbetwistbaar, zoals ook wanneer deze teksten de oprichting van concentratiekampen aanklagen die niet alleen gericht zijn tegen vijanden van de revolutie. Het probleem is dat de anarchisten geen alternatief hadden voor het beleid van de bolsjewieken. De bolsjewieken worden een zeer autoritaire dictatuur in een context waarin de revolutie vecht voor haar voortbestaan. Een overwinning van de contrarevolutie zou tot een afschuwelijk bloedbad hebben geleid. Het probleem is dat de weg van het autoritarisme getheoretiseerd wordt als een soort snelweg naar het socialisme. Dit is, achteraf gezien, zeer gevaarlijk, omdat dit het stalinisme in de hand heeft gewerkt.

Het fascisme is een van de onderwerpen die u het meest intensief behandelt. Hoe beoordeelt u de analyses van Trotski?

Trotski’s geschriften over het fascisme behoren tot de meest vernieuwende en originele vanuit theoretisch oogpunt, en bovendien hadden ze een fundamentele politieke relevantie. Als de linkse partijen in Duitsland in de jaren dertig naar hem hadden geluisterd, had het nazisme voorkomen kunnen worden. Ze zijn van fundamenteel belang vanuit geschiedkundig, politiek en theoretisch oogpunt. Trotski is een van de eerste politieke denkers in het interbellum die de aard van het fascisme begrijpt als een politiek verschijnsel dat bij de moderniteit hoort. Als je  de debatten leest van de verbannen Italiaanse antifascisten of de eerste reacties in Duitsland op de opkomst van het nazisme in 1930, dan wordt daarin de aard van het fascisme niet begrepen. Tot 1930 werd het gezien als  een mediterrane, Italiaanse eigenaardigheid, verbonden met een bepaalde traditie. Fascisme is geantropologiseerd. Met de crisis van de Weimar republeik verschijnt het fascisme al als een Europees verschijnsel en vervolgens, met Oostenrijk en de Spaanse burgeroorlog, als een algemeen verschijnsel. Trotski is een van de eersten die begrijpt dat het fascisme een product is van de crisis van het Europa van het interbellum, en niet een eenvoudige herformulering van oude vormen van Bonapartisme, verbonden met een conservatieve anti-Verlichtingstraditie. Fascisme is tegen de Verlichting, maar ook tegen de moderniteit in industrieel en technologisch opzicht. Het fascisme mobiliseert, in tegenstelling tot de oude vormen van autoritarisme, de volksklassen, en Trotski begrijpt dit. Fascisme is een vorm van eliteheerschappij, het wordt gesteund door de financiële elites, de grote bourgeoisie, maar het heeft zijn eigen dynamiek. De stichters en leiders behoren niet tot de heersende klasse: het zijn gewone burgers. Trotski heeft een intuïtie die nu een zekere geldigheid heeft: de huidige bewegingen van radicaal rechts zijn niet de voorhoede van het neoliberalisme, maar in een context van crisis zoals die in Duitsland in 1932/33, besloten de heersende klassen om deze beweging te steunen. Het valt niet uit te sluiten dat nu hetzelfde zal gebeuren.

Trotski was een van de laatste renaissancemensen: soldaat, activist, historicus, politiek leider, maar hij was ook geïnteresseerd in andere kwesties, zoals kunst. Bijvoorbeeld in zijn polemieken tegen het Russisch formalisme in Literatuur en Revolutie, of zijn belangstelling voor de psychoanalyse.

Dit is een zeer interessant facet van zijn leven. Op dit gebied is de vergelijking met Lenin illustratief. Lenin zat tijdens de Eerste Wereldoorlog in Zürich, de hoofdstad van het dadaïsme, maar Lenins mentaliteit en esthetische smaak stond ver af van het dadaïsme en de avant-garde. Trotski daarentegen is, al tijdens zijn ballingschap in Wenen, zeer gevoelig voor de psychoanalyse en voor de esthetische stromingen van de avant-garde. Literatuur en Revolutie is een interpretatie van en kritiek op de avant-garde bewegingen die in Rusland opkwamen na de revolutie. Het heeft een kritische maar zeer gevoelige verhouding tot deze esthetische, culturele en literaire opbloei. Hij bekritiseert het futurisme, het suprematisme en in het bijzonder de prolet-kult stroming. Als klassiek marxist meent hij dat het socialisme zich moet ontwikkelen door de verworvenheden van de vorige beschaving te assimileren. Hij meent dat een nieuwe samenleving en een nieuwe cultuur niet opgebouwd kunnen worden door met een ‘schone lei’ te beginnen. Ik denk dat hij gelijk heeft, maar tegelijkertijd is hij zeer gevoelig voor de eisen van deze avant-garde stromingen, hij wijst ze niet af, hij zegt dat we met hen in dialoog moeten gaan. Hij is de grote revolutionaire denker van het interbellum die een vruchtbare dialoog aangaat met het surrealisme en de psychoanalyse. Zijn gesprekspartners tijdens zijn ballingschap in Mexico waren Diego Rivera en Frida Kahlo, en in zijn Manifest voor een revolutionaire kunst, ten tijde van het fascisme en het stalinisme, rechtvaardigt hij de totale vrijheid van creatie op het gebied van de kunst. Dit is een van Trotski’s meest vruchtbare erfenissen.

Als historicus past hij de methode toe die bekend staat als historisch materialisme. Hij heeft zeer ambitieuze werken geschreven, zoals Geschiedenis der Russische Revolutie.

Er zijn een aantal geweldige boeken van Trotski als historicus. Isaac Deutscher wijdt in zijn biografie een hoofdstuk aan Trotski als historicus. Hij schreef een boek over de revolutie van 1905. Dat is een geweldig geschiedenisboek. Zijn boek Geschiedenis der Russische Revolutie is een van de grote werken over de geschiedenis van de revoluties, dat kan worden vergeleken met Michelet’s Geschiedenis van de Franse Revolutie. Ook zijn autobiografie Mijn leven – een grote historische en literaire tekst – is een van de grote boeken over de geschiedenis van de eerste helft van de 20ste eeuw. Hij is een groot historicus, maar ik ben het met u eens dat hij geobsedeerd is door het idee van de wetten van de geschiedenis. Dat is een erfenis van het historisch materialisme en van een zeker theoretisch en historiografisch positivisme. Maar zijn literaire en artistieke gevoeligheid gaat over die grenzen heen. Zijn geschiedenis van de Russische revolutie en zijn autobiografie zijn niet als de geschiedenisboeken die geschreven zijn door Kautsky of door de structuralistische marxisten die zeer zware en starre categorieën hanteren. Hij is veel creatiever in de manier waarop hij geschiedenis schrijft. Aan het begin van de Geschiedenis der Russische Revolutie legt hij uit dat de wetten van ongelijke en gecombineerde ontwikkeling de sleutel vormen tot de interpretatie van de geschiedenis van Rusland en de crisis van het tsarisme, maar daarna krijgt zijn boek een verhalende dimensie, met het vermogen om historische gebeurtenissen te beschrijven met de gevoeligheid van een schrijver en een kunstenaar. En uiteindelijk komen we tot de conclusie dat de Russische revolutie niet het product is van historische wetten, maar het resultaat van de inmenging van de subjectiviteit van de onderdrukten in het theater van de geschiedenis. Het zijn de mensen die geschiedenis maken, de subjecten en actoren van de geschiedenis in niet gekozen omstandigheden. Het is een buitengewoon boek omdat het al deze dimensies heeft, narratief, literair en analytisch; het is een interpretatie die de adem van de geschiedenis herstelt. Binnen dit gezichtspunt zijn er maar weinig marxistische historici. E.P. Thompson of C. L. R. James zijn geweldige historici, maar ze theoretiseren geen revolutie en ze leiden die zeker niet. Trotski is iemand die de revolutie theoretiseert, de revolutie leidt en dan een historicus van de revolutie wordt. Dat is een uniek pad.

Er is nog een andere belangrijke kwestie in Trotski’s biografie, namelijk zijn positie als Jood in Tsaristisch Rusland. De anekdote over Lenin die hem een positie aanbiedt is welbekend, en hij antwoordt dat het geen goed idee is een Jood in Rusland zo’n positie te geven. De internationale contrarevolutie karikaturiseerde Trotski als het prototype van de bolsjewistische jood. Het is duidelijk dat er een verband is tussen het jodendom en het marxisme, u heeft daar veel onderzoek naar gedaan.

Ik denk dat het een belangrijke dimensie is in zijn leven en niet alleen in Trotski’s intellectuele of politieke ontwikkeling. Als je zijn autobiografie leest, onderdrukt hij tot het einde van zijn leven die dimensie, in de psychoanalytische zin van het woord. Het blijft in zijn onderbewustzijn en hij is niet in staat het uit te werken. Hij heeft een hele reeks strategieën om geen rekening te hoeven houden met deze dimensie. Maar het is van fundamenteel belang, want als we Trotski proberen te plaatsen in het intellectuele en politieke landschap van de 20ste eeuw, is hij een archetypische figuur, in Weberiaanse zin, van de intellectuele en revolutionaire Jood. Hij is geboren in Oekraïne, beschouwt zichzelf als Rus, schrijft in het Russisch, maar tijdens al zijn ballingschappen (Wenen, Parijs, Noorwegen, Mexico) heeft hij per definitie het traject van een kosmopoliet afgelegd. Trotski is de incarnatie van wat Isaac Deutscher omschreef als de ‘niet-joodse jood’, een jood die zich niet langer herkent in het jodendom als religie of cultureel erfgoed, omdat hij het beschouwt als een erfenis uit het verleden die moet worden verworpen. Marx had dezelfde houding, hij is een ketter, een jood zonder geloof. Tegelijkertijd leeft hij in een wereld die doordrenkt is van antisemitisme. Zijn joods-zijn wordt door zijn critici regelmatig aangehaald, het is iets waar hij niet omheen kan, het is de context waarin hij leeft die hem die identiteit toekent. Ondanks zijn wortels in de Russische cultuur is hij een wereldfiguur, aangezien zijn denken een wereldomvattende blik impliceert, veel meer dan bij andere denkers van zijn tijd, die blik omvat het Zuiden, Azië en Latijns-Amerika. In die zin is hij een Jood en aan het eind van zijn leven erkent hij dat er een Joodse cultuur is die haar rechten heeft, hij heeft een kritische kijk op het zionisme. In zijn correspondentie met de Amerikaanse trotskisten komt deze kwestie aan de orde. Hoewel hij een revolutie leidde en een nieuw regime in het leven riep, was hij gedurende een groot deel van zijn leven een banneling, een marginaal, een bohémien, een intellectueel buiten de academische instellingen of de staat, die een rol speelde in de ballingenbeweging, waarin de vertegenwoordigers van minderheden, de gestigmatiseerden, zeer belangrijk waren. Toen hij de Vierde Internationale oprichtte, realiseerde hij zich dat veel van de nieuwe leden marginaal waren, geen leiders van de massa. En dat heeft iets te maken met zijn Joods-zijn. Onlangs las ik Paul Hanebrink’s A Specter Haunting Europe, een boek over de mythe van de bolsjewistische jood, waarin de auteur zegt dat het een antisemitische mythe is, een uitvinding van de nazi’s. De bolsjewistische Joden vormden sociologisch gezien een kleine minderheid onder de Russische Joden. Dat is waar, ze vormden een minderheid, het idee van de internationale joodse samenzwering is belachelijk, maar als we kijken naar de geschiedenis van revolutionaire bewegingen zien we dat joden een onevenredig grote plaats innemen, ze vormen een zeer belangrijke minderheid in die bewegingen. Je moet onderscheid maken tussen de antisemitische mythe van het Joods-bolsjewisme en de organische relatie die tot stand komt tussen Joodse intellectuelen als marginale verschoppelingen en avant-garde en revolutionaire ideeën.

U hebt nu de oprichting van de Vierde Internationale genoemd, en dat is juist één van de meest polemische onderwerpen in Trotski’s nalatenschap. We hebben het over trotskisme als een politieke stroming. Een stroming die uiteenlopende ontwikkelingen heeft gekend, aangezien er zeer verschillende manieren zijn om Trotski’s erfenis te zien. In Frankrijk bijvoorbeeld, is er een zeker aanvaard cultureel trotskisme. In de Angelsaksische landen, waar geen krachtige stalinistische traditie heeft bestaan, wordt hij gezien als een van de grote klassieke marxisten, maar zonder een zeer vastomlijnd kader. Een goed voorbeeld hiervan is de hele theoretische lectuur rond de New Left Review. Tot op de dag van vandaag bestaat het trotskisme als politieke stroming nog steeds op een zeer gefragmenteerde, soms zeer bizarre manier. In sommige landen wekt de figuur van Trotski veel controverse op, hij wordt door communistisch links gezien als een scheurmaker. In Spanje bijvoorbeeld, is hij een vloek, omdat hier een zeer sterke stalinistische traditie bestaat.

Ik stel mezelf deze vraag al heel lang, omdat ik zelf uit het trotskisme kom. Toen ik jong was en politiek actief werd, betekende trotskist zijn dat je je in een politiek landschap moest plaatsen, dat je kritiek moest leveren op het stalinisme, dat de hegemoniale stroming was van links en van de arbeidersbeweging. Trotskist zijn betekende het verdedigen van een bepaald idee van politieke strategie en politieke partij. Om een revolutie te maken en de wereld te veranderen, moest je een partij oprichten. Ik herinner me alle debatten over de wereldrevolutie als een convergentie tussen de antikapitalistische revolutie in het Westen, een anti-bureaucratische revolutie in de landen van het reële socialisme en een anti-imperialistische revolutie in het Zuiden. Trotskisme betekende iets, dat wil zeggen, het bood een duidelijke intellectuele en politiek-strategische identiteit. De laatste vertegenwoordiger van deze traditie was Ernest Mandel. Toen de 20ste eeuw ten einde liep, ging Mandel op deze weg voort en hij leek een blinde man die niet meer wist hoe te lopen, omdat al zijn referenties weg waren gevallen. Als dat trotskisme is, behoort het tot een afgesloten tijdperk, de 20ste eeuw. Vanuit dit oogpunt beschouw ik mezelf niet als een trotskist. Het trotskisme is een erfenis van de 20ste eeuw, een tijdperk waarin Trotski de revolutie maakte, de revolutie theoretiseerde, optrad en zijn denken uitwerkte tegen alle vormen van overheersing in. Hij die links leidt in de strijd tegen stalinisme, sociaaldemocratie en fascisme, dat is Trotski’s erfenis. Vanuit dat gezichtspunt denk ik dat revolutionaire bewegingen in de 21ste eeuw kunnen worden ingeschreven in een continuïteit. Maar het is geen continuïteit van strategische categorieën of van een bepaalde visie op de partij. In mijn intellectuele ontwikkeling en denken nemen Trotski en het trotskisme een fundamentele plaats in zoals de Commune van Parijs en Marx, rekening houdend met het feit dat de revoluties van de 21ste eeuw niet de Commune van Parijs of de inname van het Winterpaleis zullen zijn. Het is dus niet Trotski die ons de exacte antwoorden kan geven op de vragen die in onze tijd spelen.

Er zijn twee benaderingen die me erg storen. Aan de ene kant degenen die het verleden verbergen en Trotski beschouwen als de verschrikking, een van de gezichten van het totalitarisme. Aan de andere kant is er een kleine minderheid die alles in het werk stelt om aan te tonen dat Trotski een ecoloog was, dat men uit Trotski alle ideeën kan putten die nodig zijn om nu een project op te zetten. Beide posities zijn zeer steriel. We kunnen de rol van Trotski erkennen en zijn erfenis kritisch aanvaarden. Het is noodzakelijk zijn denken te historiseren, want er zijn veel ideeën die hij schreef waarin wij ons vandaag de dag niet kunnen herkennen. Tegelijkertijd brengt het ons ook niet ver om de laatste verdedigers van de Oude Man, de cultus van Trotski, te zijn. Wij hebben het over het probleem hoe wij dit erfgoed aan nieuwe generaties kunnen doorgeven. Voor hen betekent praten over Trotski niet veel, maar er moet worden uitgelegd dat hij een van de verdedigers en leiders van revoluties was, dat hij streed tegen stalinisme, tegen tsarisme, tegen fascisme, tegen kapitalisme. Dat betekent iets. Je kan van nieuw radicaal links een relatie met het trotskisme leggen zoals Black Lives Matter die heeft met de Black Panthers. De Black Panthers hebben veel gekke dingen gedaan en fouten gemaakt die niet herhaald mogen worden, maar het beeld is zeer krachtig. Voor iedereen die zich inzet voor Black Lives Matter, betekent die erfenis iets. Als de figuur van Trotski in die zin kan worden herontdekt, zal dat iets heel belangrijks betekenen.

Brais Fernández en Xaquín Pastoriza zijn lid van de redactie van Viento Sur.

Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.