Historici bestuderen het verleden. Hoe verklaar je bijvoorbeeld het ontstaan van de Belgische staat na de rellen van 1830? Daarin speelden diverse elementen een rol: het despotisme van de Nederlandse vorst, de oppositie van de roomse Kerk, de talenkwestie, de liberale ideeën, de ontevredenheid van het werkende volk en, als laatste maar niet het minste, de beslissing van de grootmachten. Die gegevens in een verhaalvorm gieten, is de taak van de geschiedschrijver. Daarbij speelt natuurlijk de ideologische ingesteldheid van de historicus/a. Maar zolang die daar openlijk voor uit komt is er geen probleem. Maar is de kennis van het verleden maatschappelijk nuttig?

In de ogen van een nationalist is geschiedenis inderdaad heel nuttig. Zij moet het bestaan van zijn geliefde bestaande of gedroomde natiestaat legitimeren en, al die nog niet bestaat, oproepen om hem te verwezenlijken. “Volk wordt staat” bazuinde de nationalistische beweging in Vlaanderen. Hier wordt de uitverkoren staat tegenover zijn nationale concurrenten, vijanden en andere buren gesteld en daar zijn zoals u kunt denken belangen mee gemoeid. De historische rechtvaardiging heeft daarbij een ideologische functie.

Zo droomt Vladimir Poetin blijkbaar van een Groot-Russisch rijk en dus heeft Oekraïne geen recht op een eigen politiek en cultureel bestaan. De Oekraïense nationalisten beroepen zich op de prinsen van Kyiv die de Moscovietische Russen voorafgingen. De doorsnee mensen in Rusland en Oekraïne hebben soms wel oren naar die verhalen maar hunkeren in de eerste plaats naar welvaart en vrede.

In het nationalistische vertoog speelt de teleologie, de doelgerichtheid in een ontwikkelingsproces, een centrale rol. De Oude Belgen en nog sterker de Habsburgse Nederlanden, of alleszins een deel ervan, moesten onstuitbaar uitgroeien tot een Belgische natie. Het ging om een natuurlijk en niet om een maatschappelijke ontwikkeling. Zo dachten een Godefroid Kurth en een Henri Pirenne erover. Vlaamse nationalistische historici dachten er anders over. De Germaanse Vlaamse taal (“die heel het volk is”) en de aangeboren Vlaamse “volksaard” moeten hun staatkundige belichaming krijgen.

Die doelgerichtheid wordt niet aangedreven door wat de mensen zelf doen, maar de mensen worden aangedreven door een mysterieuze kracht die diverse namen krijgt, de goddelijke Voorzienigheid of de seculiere Geschiedenis met hoofdletter. De mensen dienen in deze visie als helpers van de onontkoombare Geschiedenis. In dezelfde trant dachten en denken sommigen die zich op het marxisme beroepen dat hun partij klaar moet staan als die onvermijdelijke gebeurtenis, de ineenstorting van het kapitalisme, plaats grijpt. De “dialectische wetten” van de Geschiedenis zijn de fundamentele motor van de maatschappelijke ontwikkeling en de mensen vervullen daarbij een stimulerende functie.

In het nationalistische vertoog zijn alle argumenten goed, ook valse, zolang ze het doel dienen. Zo beweert Poetin dat Oekraïne in de greep van de neonazi’s verkeert, en zo verklaren de Vlaamse nationalisten dat onze problemen te wijten zijn aan het chauvinisme van de Franstalige machtswellustelingen en hun Verlichte ideeën die ze hebben geput in de revolutie van 1789.

De Westerse parlementaire democratieën beweren dan weer dat “Oekraïne” “onze waarden” belichaamt, maar denken daarbij aan economische en geopolitieke belangen. Anderen in de EU met banden in Rusland weten niet goed hoe ze zich moeten opstellen.

Nog anderen leggen de schuld bij de NAVO en zijn Amerikaanse meester die de vijand is van links, en trekken daaruit de conclusie dat de vijanden van onze kapitalistische vijanden onze antikapitalistische vrienden zijn. Een illusie die deze zogenaamde linkerzijde duur te staan komt nu Poetin zijn misdadige oorlog heeft ingezet. De verwarring is groot, onze neoliberale, sociaaldemocratische, autoritaire en nationalistische bewindhebbers zorgen daarvoor. Poetin profiteert ervan. Weg met dat alles.