Het kolonialisme is een van de zwarte bladzijden in onze geschiedenis. Het hoort niet thuis in een nationale canon waarin enkel luisterrijke hoogtepunten aan bod komen. Wat de natie ooit fout heeft gedaan hoeft blijkbaar niemand te weten. In de ogen van een nationalist handelt de vlekkeloze natie als een persoon, niet als een systeem dat gedreven wordt door contradictorische krachten. Maar die persoon heeft geen geweten en dat geldt ook voor de Belgische Maagd.

De nazaten van het voormalige gekoloniseerde volk, in dit geval de Congolezen, eisen met recht dat men het gepleegde onrecht erkent. Ze eisen ook dat België, de natie dus, zijn verontschuldiging aanbiedt. Ik heb daar mijn bedenkingen bij. Erkenning van onrecht en verontschuldiging zijn ontoereikend als gaat om concreet voor een betere wereld te ijveren. Een louter morele schop graaft niet diep genoeg. Er moet met een radicale politieke schop gegraven worden.

Als het blijft bij een verontschuldiging, dan brengt men het verleden niet in verband met het heden, want het huidige maatschappelijke systeem is fundamenteel een voortzetting van het voormalige. Kolonialisme is niet ontstaan uit de wil van geldbeluste slechteriken. Een van de belangrijkste oorzaken is de dringende behoefte om het overtollige kapitaal renderend te maken. Het verwerven van koloniën maakte dit mogelijk.

Net zoals “politieke correctheid”, woke en dergelijke zich beperken tot de verschijningsvorm der dingen, brengt zich verontschuldigen voor het koloniale verleden, geen radicale verandering teweeg aan de grond der dingen. Je verandert de sociale realiteit niet met woorden of ethische gebaren. In de ogen van een zelfingenomen stedeling is een boer dom en in die van de winstjagende rentmeester is een boer sluw, en men verandert aan die vooringenomenheid niets door hem landbouwer te noemen. Pas als de boer zijn terechte plaats in de wereld heeft ingenomen als de onmisbare producent van voedsel, krijgt het woord boer een positieve connotatie. Maar daarvoor moet je de sociale landbouwverhoudingen een rechtvaardige structuur geven, dus aan politiek doen en niet aan taalgeknutsel.

Hetzelfde geldt voor de heisa rond de identiteit. Daar wordt de nadruk gelegd op wat ons van elkaar doet verschillen, in plaats van wat ons verenigt. Allesbehalve een linkse houding. En om rechtvaardigheid af te dwingen is er de eenheid nodig van allen die op een of de andere manier onderdrukt of vernederd worden. In verband met het kolonialisme doet men er beter aan de grondslagen van dit kolonialisme te situeren in de maatschappij wier basisvorm nog steeds dezelfde is. Dat moet in de eerste plaats gebeuren door te ijveren voor degelijk geschiedenisonderwijs en voorlichting. Hiermee doet men aan daadwerkelijke kritiek, tegen de weerstand in van de conservatieve en reactionaire krachten.

De ontvoogdingsstrijd is in de eerste plaats een politieke strijd, ook als zij in de cultureel arena wordt uitgevochten. De huidige Belgische bevolking hoeft zich niet te verontschuldigen voor het koloniale verleden, want ze draagt daaraan geen schuld. Schuld ligt niet in de genen of in het DNA waarmee men vandaag zo kwistig omspringt. Schuld ligt in het maatschappelijk systeem. Men delgt die schuld door het systeem te veranderen. Uiteraard moeten we daarbij erkennen dat er nog wel stoffelijke overblijfselen van de koloniale misdaden zijn, namelijk de uit het koloniale bewind gewonnen rijkdom. Daarmee kan een stukje van de materiële schuld gedelgd worden, maar niet de menselijke.

Ik schreef dit stukje getroffen door de titel van een boek dat onlangs verscheen: Zwarte Bladzijden, Afro-Belgische reflecties op Vlaamse (post)koloniale literatuur. Samensteller is Sibo Rugwiza Kanobana, onderzoeker in sociolinguïst aan de Universiteit Gent. Een aantal Afro-Belgen bespreken er telkens een roman vanuit hun culturele afkomst. Een heel andere aanpak van de Vlaamse literatuurgeschiedenis en kritiek dan we gewoon zijn.