Onlangs kwam mij iets ter ore dat mij als verstokte cultuurindividualist deed steigeren. Mevrouw Paula van ’t Schijn, geboren en getogen in Antwerpen, is docente literatuur aan de universiteit aldaar. Ze bestudeert er de poëzie van Guido Gezelle. Het is een raadsel hoe ze als Antwerpse, en als atheïstische vrouw, kan doordringen in de ziel van een West-Vlaamse onderpastoor. Gezelle beschouwde immers zijn streektaal als het medium waarmee de christelijke Vlaming van het platteland zijn allerindividueelste gemoed uitdrukt, en u moet toegeven dat Antwerpenaren geen kaas gegeten hebben van die streektaal. Ze hebben daar nogal wat lef in de Mètropaul!

Maar dat is nog niet alles. Ik herinnerde mij dat Gezelle de vertaler was van een episch poëem van de Amerikaan Henry W. Longfellow, nl. The Song of Hiawatha. Longfellow kreeg nogal wat kritiek te horen van racistische lieden omdat hij de zijde van de Indianen koos. Volgens mij zat er in die kritiek een waarheid, niet het blanke racisme, maar het feit dat elke volksgroep een eigenheid heeft, iets essentieels dat hij niet kan delen, laat staan bespreken met een niet-soortgenoot. We moeten die cultuur-antropologische waarheid erkennen.

Hoe kon Longfellow zich inleven in de liefde van een jonge Ojibwe krijger voor het meisje Minnehaha van het Dakota volk? Hoe kan een witte Amerikaan, wiens volk de oorspronkelijke bevolking opjaagde en uitmoordde, zich in de plaats stellen van roodhuiden? En hoe zit het met Gezelle zelf? Zijn kennis van de Engels taal was uitstekend, maar was dat voldoende om te begrijpen wat er omging in de protestant Longfellow en nog veel meer in de Indianenziel die nog niet bekeerd was tot het ware geloof?

Ik trok onmiddellijk enkele conclusies uit deze affaire. De pretentie en het paternalisme van de Antwerpenaren tegenover de West-Vlamingen in het bijzonder en tegen al wat “van auver twoater is”, is genoegzaam bekend. Maar er is door de Vlaamse literatoren nog niet gewezen op de hoogmoed en de betweterigheid van Guido Gezelle die meende Amerikaanse dichters en de Indiaanse ziel te verstaan en te begrijpen. Longfellow zelf is een product van het kolonialistisch paternalisme en zijn voorgewende empathie voor de onderdrukte Indianen is niet alleen schijnheilig maar ook moreel en wetenschappelijk verwerpelijk.

Tenslotte dit. De idee van de Verlichting dat de mensen in staat zijn om over de grenzen, culturen en historische achtergronden heen elkaar te verstaan, is een illusie die vandaag wordt voortgezet door de zogenaamde cultuurmarxisten, terwijl toch iedereen moet begrijpen dat ieder van ons thuishoort in “zijn raciaal hokje of genderhokje”, een waarheid die door de hoogleraar vertaalwetenschappen in Tartu, een zekere Luc van Doorslaer”, wordt aangeklaagd (De Standaard 1 maart 2021). Trouwens wat doet die Vlaming daar in Estland, waar ze zelfs geen Indo-Europese of moet ik zeggen Indo-Germaanse taal spreken?

Wijlen de dichteres Christine D’haen, een Gentse, volgde de weg in de andere richting. Ze vertaalde Gezelle in het Engels. Of de Angelsaksische literatuurliefhebbers hiermee dieper kunnen indringen in het Vlaamse gevoelsleven is echter aan twijfel onderhevig. Beweerden de nationaalsocialistische cultuurbonzen niet dat het Duits van een Joods auteur geen echt Duits was? Waarachtig Duits kon slechts geschreven worden door een Arische Duitser.

Literatuurwetenschappers blijf in uw kot, zeg ik in schoon Corona-Vlaams! Trouwens, het gaat niet om het vertalen van teksten, maar om het vertalen van de auteur. En vermits geen enkele Ojibwe dichter zich aan het dichten van een volksepos in zijn moedertaal, het Algonkisch, heeft gezet en er in Vlaanderen geen ingeburgerde Ojibwe-immigrant is om die auteur te vertalen, beperken we ons beter tot de gelegenheidsgedichtjes die Gezelle schreef voor de missionarissen die naar Kongo vertrokken.

Gelukkig heeft geen enkele Tsjiluba een epos van zijn volk geschreven, anders had een of andere missionaris het aangedurfd om dat te vertalen vanuit zijn witte katholieke ziel. Niet tot meerdere glorie van God, maar aanleiding gevend tot het zoveelste misverstand in Europese kringen over de unieke Bantoe-ziel. Leve het essentialisme.

Trouwens, beschouwen onze Vlaamse nationalisten de Vlaamse geaardheid niet als iets dat elke vreemdeling vreemd is en blijft? En is de neoliberale ideologie niet de godsdienst van het commercieel-cultureel individualisme waaraan wij ons allen moeten spiegelen, ook zij die met goede bedoelingen menen tegen onderdrukking op te komen? Universalisme heeft afgedaan. We hoeven alleen onszelf in ons hokje te begrijpen.

Ernstig nu: essentialisten aller landen en gezindten, jullie bewandelen een gevaarlijk pad!

Hendrik Patroons in een dwarse bui