Francken heeft de afgezette Catalaanse president asiel aangeboden als die zich bedreigd zou voelen. De minister voert aan dat hij daarbij de wet eerbiedigt. Gehoorzaamt hij misschien niet altijd aan de wet? Een partij die aan de macht is maar in de volgende verkiezingen geen stemmen wil verliezen, doet alles om bij het kiesvolk in het gevlei te komen. De N-VA zet alles in het werk om Vlaams-nationalistisch over te komen nu zij haar confederalisme op de lange baan heeft geschoven om België vanuit Vlaanderen neoliberaal te besturen.

Het is een feit dat de harde antimigranten taal van Theo Francken succes heeft in niet te onderschatten kringen en hem populariteit bezorgt. Die populariteit wil hij ook versterken bij de Vlaamse nationalisten die dromen van een onafhankelijk Vlaanderen en de Catalaanse beweging daarbij als voorbeeld nemen.

De kleinburgerij in Vlaanderen heeft altijd al in een droomwereld geleefd. Maar Francken staat niet in dienst van een kleinburgerlijk politiek project, hij werkt voor een neoliberaal, kapitalistisch project: een industrieel en politiek machtig Vlaanderen dat zijn economische en sociale opvattingen oplegt aan heel België, waarbij het werkvolk in Wallonië in dienst van Vlaanderen zal staan. Het is een oud idee dat ooit was opgekomen in het Vlaamse nationalisme: het spiegelbeeld van de toenmalige “Waalse” overheersing.

De oprispingen van de volbloed Vlaams-nationalisten die het “verraad” van het N-VA niet slikken, zijn niets anders dan kleinburgerlijke politieke kortzichtigheid. Het zijn niet de notarissen, artsen, winkeliers en cultuurambtenaren van het middenveld die de maatschappij besturen, maar zij die beschikken over (veel) kapitaal waarbij de staat moet zorgen voor hun belangen. De N-VA beschikt over kleinburgerlijk personeel, zoals zovele partijen, maar ze is in wezen een burgerlijke partij.

Om een voorbeeld te geven van de kleinburgerlijke politieke kortzichtigheid wil ik een reactie aanhalen van een dame op leeftijd toen ik de politieke biografie van Jan Velaers van Albert I vermeldde: “Albert, dat was een socialist!”.

Albert I was natuurlijk alles behalve een socialist. Maar waarom die reactie? De dame in kwestie kwam uit de vooroorlogse Vlaams-nationalistische wereld. De kleinburgerlijke aanhangers van VNV, Verdinaso, Rex enz. vatten blijkbaar niet dat de verstandige Albert I heel goed begreep dat politiek een kwestie van krachtsverhoudingen is en dat, wilde men kapitalistisch België vrijwaren van het socialisme, men tot een akkoord moest komen met de Belgische Werklieden Partij van Emiel Vandervelde en Eedje Anseele.

De BWP hing haar revolutionair kleed in de kast, deed mee aan de oorlog en bekwam in 1918 het algemeen mannelijk stemrecht. De deur stond nu wagenwijd open voor haar integratie in de (burgerlijke) staatsinstellingen. De Belgische bourgeoisie en de Société Génerale waren een lang leven beschoren. Albert I was geen socialist en nog minder een kleinburger en hij dacht na.

De kleinburger wiens ideologische blik even breed, diep en hoog is als zijn winkel of zijn praktijk, beschouwt politiek niet als een kwestie van krachtsverhoudingen, maar als een kwestie van wil. In zijn onvermogen om door te wegen op de politieke besluitvorming, droomt hij van een sterke figuur die in een handomdraai de zaken recht zal zetten.

Theo Francken is in de ogen van sommigen zo’n sterke figuur. Kijk maar naar zijn doortastend optreden inzake migratie. Als zo’n man aan het roer van de staat komt te staan, worden al onze problemen in een forse handomdraai opgelost.

Het is in de kleinburgerlijke ideeënwereld (waarin delen van de loonarbeiders betrokken zijn) dat populisme en fascisme hun aantrekkingskracht het sterkst uitoefenen. Maar de bourgeoisie doet enkel een beroep op deze krachten als de krachtsverhoudingen in haar nadeel uitvallen. Als het anders kan, des te beter. Daar ligt het historisch – politieke verschil tussen Albert I en zijn opvolger Leopold III die zou flirten met de Nieuwe Orde.