De priester – dichter Cyriel Verschaeve (1874-1949) kwam onlangs in het nieuws, niet als poëet maar als een spook dat rondwaart in straatnaamborden. Verschaeve was ooit een van coryfeeën van het katholieke Vlaams – nationalistische literatuurbedrijf.

Hij kreeg in 1962 een plaatsje in de literaire reeks Ontmoetingen, uitgegeven door Desclée de Brouwer, de katholieke uitgeverij die haar geld hoofdzakelijk verdiende met missalen. De verkoop van die misboeken slonk sterk na het 2de Vaticaans concilie, waarop de verarmde uitgeverij in 1970 overgenomen werd door Orion die zelf ter ziele ging in 1983.

De auteur van het boekje is Luc Vilsen, pseudoniem van de toneelauteur Alfons Van Impen (1921-2005). Vilsen neemt zijn voorzorgen, want Verschaeve was in de laatste oorlog een nationaal – socialistische ronselaar van Vlaamse jongens voor Duitse barbarij in Rusland: “Het feit dat hij wegen heeft bewandeld waar hij niet thuishoorde (wat bedoelt Vils eigenlijk?), mag ons niet beletten hem te ‘ontmoeten’ op het terrein waar zijn gestalte onaangetast blijft (in welk opzicht dan wel?): dit van de literatuur. Zijn activiteit als Vlaams-nationalist zullen wij dus alleen aanraken in zover zij een weerslag heeft gehad op zijn letterkundig œuvre, of zijn levenshouding heeft gedetermineerd”.

Arme Verschaeve. Hij vierde, zo jammert Vilsen, zijn gouden priesterjubileum in Oostenrijkse ballingschap en hij werd begraven in vreemde grond, tot de Vlaamse Militanten Orde zijn stoffelijk overschot in 1973 naar gewijde grond in Alveringem oversmokkelde. Nu rust hij in vrede.

Ik ga hier niet in op Vilsens lof van de literaire gewrochten van de dichter. Verschaeve was de auteur van het onsterfelijke Ijzertoren – opschrift: “Hier liggen hun lijken/ Als zaden in ’t zand/ Hoop op de oogst,/ O, Vlaanderland”.

Ander staaltje van Vlaams – priesterlijke dichtkunst: “O zee! En driften en zonde en deugd,/ En hart en leven en liefde en vreugd,/ Natuur en eeuwen, historie en lot/ Zij deinen al onder ’t oog van God”. En tenslotte de leuze ‘Heil Strijd! Heil Dood! Heil Bloed dat vliedt’.

Interessanter uit ideologisch oogpunt is Vilsens hoofdstukje over Verschaeve de nationalist. Hij verwijt de dichter gebrek aan politiek inzicht en realiteitszin. “Tijdens de tweede wereldoorlog acht hij het Uur van Vlaanderen geslagen. Hij – met vele anderen acht de Duitse overwinning een feit, en trekt er dan voor Vlaanderen ook de conclusies uit”.

In 1944 schrijft Verschaeve een “verbitterde filippica tegen België, ja tegen de Joden en de Walen”. “Dit, zijn ‘politiek’ testament is belangrijk voor Verschaeves gedachtengang, en voor het begrijpen van zijn idealistische opvattingen. Met deze opvatting over bloed en volk moest hij fataal terecht komen en ontsporen in het pan – Germanisme”.

Vilsen was geen aanhanger van het nazisme, maar zijn aanpak is typisch voor de manier waarop Vlaamse literatuurkenners schrijvers benaderen: hun politieke opvattingen zijn van minder tel.

Tussen hun stijl, inhoud en hun ideologie wordt nauwelijks een verband gelegd, zolang ze maar hebben bijgedragen aan de “verheffing van het wordende Vlaamse volk”. Deze “idealistische” instelling overheerst al het andere en is de uiteindelijke verontschuldiging voor alles dat misliep, ontspoorde en uit de hand liep.

De uiterst rechtse vleugel der literatoren (waaronder Verschaeve en co) legt uiteraard daarentegen wel een band tussen de inhoud en de ideologie, tussen taal en volks zielenleven, zoals o.a. blijkt in de verdediging van de bloed en bodemliteratuur. Deze aanpak komt vandaag amper voor. Vlaanderen is te modern geworden. De andere aanpak is daarentegen nog steeds actief.

In de reeks Ontmoetingen komen al die min of meer rechtse idealisten aan het woord: Streuvels, Pillecijn, Demedts, Claes, Timmermans, naast minder rechtse en meer linkse figuren zoals Van Ostaijen, Elsschot, Walschap, Daisne. Zelfs Bertolt Brecht kwam met andere buitenlanders aan de beurt.

Maar ook hier geldt: allen die iets in het Vlaams geschreven hebben verdienen hun plaats in het Vlaamse cultuur – pantheon. Het zelfde verschijnsel van ideologische co-existentie kwam tot uiting in de uitgeverij Heideland toen die in 1959 startte met de reeks Vlaamse Pockets.