Poetins invoering van gehoorzaamheid en orde in de Russische samenleving

In nauwelijks anderhalve maand na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne is het Rusland van Poetin een nieuwe periode in zijn geschiedenis ingegaan. Het autoritaire regime dat de afgelopen twintig jaar is opgebouwd, had, ondanks de steeds toenemende repressie, tot voor kort een beperkte vrijheid van meningsuiting en partijstrijd binnen een zogenaamde ‘geleide democratie’ en kende vooral het recht op een privé-leven.

Dat laatste was een sleutelelement in de permanente depolitisering van de Russische samenleving: je kon misschien niet enthousiast zijn over regeringsbesluiten of de presidentiële retoriek, maar je had altijd een veilig toevluchtsoord voor ‘de politiek’ in je dagelijkse bezigheden of je familiekring. Nu de letter Z, die bijna een officieel grimmig symbool van de invasie in Oekraïne is geworden, de ramen van het openbaar vervoer, scholen en ziekenhuizen siert, heeft de knusse ruimte van het privéleven haar bestaansrecht verloren.

Het regime eist nu van elke burger dat hij de oorlog ondubbelzinnig aanvaardt. Elk teken van afwijking van deze burgerplicht wordt veroordeeld als verraad en elke verspreiding van informatie over de oorlog anders dan de officiële lezing van het Ministerie van Defensie wordt behandeld als een misdaad. Sinds het begin van de oorlog zijn tientallen Russen – jong en oud, inwoners van Moskou en provinciesteden – aangeklaagd wegens het nieuwe misdrijf ‘het in diskrediet brengen van het Russische leger’. Niet alleen het betreden van een plein met een anti-oorlogsposter, maar zelfs een pacifistische badge op een rugzak of een onzorgvuldige opmerking op het werk kan reden zijn voor arrestatie of een enorme geldboete. De vervolging van andersdenkenden wordt langzamerhand niet alleen een zaak van de politie, maar ook van ‘burgerwachten’ die bereid zijn een aanklacht in te dienen tegen een buurman of een collega. Dit alles betekent echter niet dat massaal nationalistisch fanatisme de plaats heeft ingenomen van depolitisering – integendeel, propaganda en repressie blijven het exclusieve monopolie van de staat.

De steun voor de oorlog wordt van bovenaf streng gecontroleerd en staat geen enkele vorm van zelforganisatie toe. De autoriteiten hebben bijvoorbeeld rechts-radicalen verboden om onafhankelijke marsen te organiseren in solidariteit met het Russische leger – dergelijke acties kunnen alleen worden uitgevoerd door lokale autoriteiten volgens een uniform draaiboek dat is goedgekeurd door de presidentiële bureaucratie in Moskou. Steun voor de oorlog kan alleen komen in de vorm van steun voor Poetin; het moet de volledige identificering van de nationale leider en zijn volk weerspiegelen en niets anders. Iedereen die daartoe niet bereid is, wordt beschouwd als medeplichtige van de ‘nazi’s’. Deze maniakale fixatie van de officiële propaganda op de termen ‘denazificatie’ en ‘nazisme’ suggereren de juiste definities voor de veranderde aard van Poetin’s regime.

Ik denk dat nu al gesteld kan worden dat het huidige politieke regime in Rusland snel evolueert naar een nieuwe vorm van fascisme – het fascisme van de eenentwintigste eeuw. Maar wat zijn de kenmerken ervan? Wat zijn de overeenkomsten en verschillen met het Europese fascisme van de eerste helft van de vorige eeuw?

Een enorme hoeveelheid historische en filosofische literatuur over het fascisme van het verleden heeft een verscheidenheid aan antwoorden over de aard van dat verschijnsel opgeleverd. Ik zou me willen concentreren op twee grotendeels tegengestelde benaderingen, waarvan de ene kan worden omschreven als een theorie van ‘beweging’ en de andere als een theorie van ‘verplaatsing’. De eerste benadering (van historici als Ernst Nolte bijvoorbeeld) zag het fascisme in de eerste plaats als een massabeweging die gericht was op het onderdrukken van een revolutionaire dreiging van buiten de staat, die te zwak was om de heerschappij van de heersende elite te beschermen. Volgens deze benadering doorbrak de fascistische beweging het geweldsmonopolie van de staat tegen politieke tegenstanders om vervolgens, eenmaal aan de macht, die staat van binnenuit te veranderen. De fascistische regimes in Italië en Duitsland waren dus in de eerste plaats bewegingen die de staat radicaal veranderden en er een eigen vorm aan gaven.

De tweede benadering daarentegen beschouwde het fascisme in de eerste plaats als een staatsgreep van bovenaf door de heersende klassen zelf. Dit standpunt werd het duidelijkst verwoord door de socioloog Karl Polanyi, die in het fascisme een streven zag naar de eindoverwinning van de kapitalistische logica op elke vorm van zelforganisatie en solidariteit in de samenleving. Het doel van het fascisme, aldus Polanyi, was de volledige sociale atomisering en de ontbinding van het individu in de productiemachine. Het fascisme was dus iets dat dieper ging dan een reactie op het gevaar van revolutionaire antikapitalistische bewegingen van onderaf – het was onlosmakelijk verbonden met de uiteindelijke vestiging van de heerschappij van de economie over de maatschappij. Het doel was niet alleen de arbeiderspartijen te vernietigen, maar elk element van democratische controle van onderaf in het algemeen.

Het moderne fascisme (of, zoals de historicus Enzo Traverso het definieerde, het post-fascisme) heeft geen behoefte meer aan massabewegingen of een min of meer samenhangende ideologie. Het tracht de sociale ongelijkheid en de ondergeschiktheid van de lagere klassen aan de hogere klassen als onvoorwaardelijk te bevestigen als de enig mogelijke werkelijkheid en de enig geloofwaardige wet van de maatschappij.

De Russische samenleving is, na dertig jaar post-Sovjet autoritarisme en neoliberale markthervormingen, consequent gereduceerd tot een staat van stil slachtofferschap, kneedbaar materiaal waaruit een volwaardig fascistisch regime kan worden opgebouwd. Externe agressie, gebaseerd op de volledige ontmenselijking van de vijand (‘nazi’s’ en ‘niet-mensen’, zoals Poetins officiële propaganda het uitdrukt), was het beslissende moment in de ‘zet’ die van bovenaf werd gedaan. Natuurlijk heeft het Russische regime zijn eigen unieke kenmerken en is het tot stand gekomen door een complexe combinatie van specifieke historische omstandigheden. Het is echter van groot belang te begrijpen dat Poetins fascisme geen anomalie is, geen afwijking van de ‘normale’ ontwikkeling – ook niet in westerse samenlevingen.

Poetinisme is een angstaanjagend teken van een mogelijke toekomst waartoe extreemrechtse partijen die in verschillende Europese landen naar de macht streven, zouden kunnen leiden. Om voor een andere toekomst te vechten, moeten we allemaal de grondslagen van de kapitalistische logica heroverwegen, die stilletjes maar hardnekkig de weg effent voor een ‘verandering’ van bovenaf, die in een oogwenk kan gebeuren. Het oude en enigszins vergeten dilemma van Rosa Luxemburg, ‘socialisme of barbarij’, is sinds de noodlottige ochtend van de 24e februari een dringende realiteit geworden voor Rusland en voor de wereld.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Tempest. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.