Ik definieer solidariteit in termen van wederkerigheid, verantwoordelijkheid en de erkenning van gemeenschappelijke belangen als de basis voor relaties tussen verschillende gemeenschappen. In plaats van uit te gaan van een gedwongen gemeenschappelijkheid van onderdrukking, benadrukt de praktijk van solidariteit gemeenschappen van mensen die ervoor gekozen hebben om samen te werken en samen te strijden. Diversiteit en verschil zijn hier centrale waarden die erkend en gerespecteerd moeten worden, niet uitgewist bij het opbouwen van allianties. Jodi Dean (1996) ontwikkelt een notie van ‘reflectieve solidariteit’ die ik bijzonder nuttig vind. Ze stelt dat reflectieve solidariteit tot stand komt door een interactie tussen drie personen: ‘Ik vraag je om me bij te staan tegen een derde’. Dat houdt in dat de derde stem wordt gethematiseerd ‘om solidariteit te reconstrueren als een inclusief ideaal’, in plaats van als een ‘wij tegenover zij’ notie. Dean’s notie van een communicatief, procesmatig begrip van het ‘wij’ is nuttig, gezien het feit dat solidariteit altijd een prestatie is, het resultaat van actieve strijd om het universele te construeren op basis van bijzonderheden/verschillen. Het is de op de praktijk gerichte, actieve politieke strijd die in dit begrip van solidariteit besloten ligt, die belangrijk is voor mijn denken – en de reden waarom ik liever de aandacht richt op solidariteit dan op het begrip ‘zusterschap’.(1)Chandra Talpade Mohanty (2003) Feminism without Borders: Decolonizing Theory, Practicing Solidarity. Durham & Londen: Duke. University Press. p.7.

Chandra Talpade Mohanty

Als Koerdische feministen westerse pacifistische feministen uitdagen

Verschillende feministische onderzoekers (DirikTankŞimşek en Jongerden, etcetera) hebben de oriëntalistische fascinatie van de westerse media voor Koerdische vrouwelijke strijders aan de kaak gesteld. Deze auteurs laten zien hoe de Westerse media Koerdische vrouwen afschilderen als symbolen van de Westerse bevrijding in het Oosten, dat vervolgens wordt afgeschilderd als barbaars. Dit op het Westen gerichte beeld heeft tot doel en gevolg dat Koerdische vrouwen, wiens politieke ideeën (2)Voor een overzicht over de ideologische en organisatorische uitgangspunten van de Koerdische Vrouwenbeweging: Dirik, Dilar (2017) Self-Defense Means Political Autonomy!, The Women’s Movement of Kurdistan Envisioning and Pursuing New Paths for Radical Democratic Autonomy. Development 60, 74-79. Verder lezen: Bouquin, Stephen ; Court, Mireille en Den Hond, Chris (coordinatie) (2017) La commune du Rojava, L’alternative kurde à l’État-nation, Parijs/Bruxelles, Syllepses/Critica, coll. ‘Utopie critique’, 203p nooit worden doorverteld, het zwijgen wordt opgelegd. En om een goede reden, want als dat wel het geval zou zijn, zou het verhaal dat door de Westerse media wordt uitgedragen, in twijfel worden getrokken en ontkracht.

De Koerdische feministe Dilar Dirik heeft ook vraagtekens gezet bij de rol van het westerse feminisme in deze oriëntalistische discursieve constructie van Koerdische vrouwelijke strijders:

Sommige westerse feministen trokken de legitimiteit ervan in twijfel en deden het af als militarisme of coöptatie door politieke groeperingen. De westerse media hebben deze strijd op een gedepolitiseerde, exotische manier afgeschilderd, of veralgemeende veronderstellingen gemaakt over de ‘natuurlijke’ afkeer van vrouwen voor geweld. De berichtgeving in de media werd gedomineerd door een mannelijke blik, maar dat was deels te wijten aan de weigering van feministen om zich met dit relevante onderwerp bezig te houden. Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat een van de redenen voor deze vijandigheid kan zijn dat het feit dat militante vrouwen het heft in eigen hand nemen, westerse feministen belemmert om namens vrouwen in het Midden-Oosten te spreken, die als hulpeloze slachtoffers worden beschouwd.

In haar artikel ‘Feminist pacifism or passive-ism?’ hekelt ze het onvermogen van een naïef pacifistisch feminisme om onderscheid te maken tussen geweld als onderdrukking en geweld als daad van verzet of zelfverdediging:

In tegenstelling tot geweld dat tot doel heeft de ‘ander’ te onderwerpen, is zelfverdediging een volledige toewijding aan en verantwoordelijkheid voor het leven. Bestaan betekent je verzetten. En om zinvol en vrij te kunnen bestaan, moet men politiek autonoom zijn. In een internationaal systeem van seksueel en raciaal geweld, gelegitimeerd door kapitalistische natiestaten, is de roep om geweldloosheid een luxe voor hen die in een bevoorrechte positie van relatieve veiligheid verkeren, in de overtuiging dat zij nooit in een situatie terecht zullen komen waarin geweld noodzakelijk zal zijn om te overleven. Hoewel het pacifisme theoretisch goed in elkaar zit, weerspiegelt het niet de realiteit van massa’s vrouwen en krijgt het dus een nogal elitair eerste-wereld-karakter.

Het lijkt mij inderdaad dat de ervaring van Koerdische feministes de canonieke feministische antimilitaristische theorie – op zijn minst gedeeltelijk – betwist. Feministisch antimilitarisme is voortgekomen uit de ervaringen van veel vrouwen en feministische activisten in een breed scala van vredesbewegingen over de hele wereld. Het feministisch antimilitarisme kan echter niet voorbijgaan aan de ervaringen van die vrouwen en feministes die pleiten voor gewapende strijd. Als deze ervaringen het feministisch antimilitaristische theoretische kader ter discussie stellen, moet dat kader aan de hand van deze ervaringen worden bijgesteld. Het gaat er niet om de bijdragen van het antimilitaristisch feminisme te ontkrachten, maar om ze te verrijken met nieuwe ervaringen die vanuit verschillende posities komen.

In 2015 interviewde een van de toonaangevende denkers van het feministische antimilitarisme, Cyhthia Cockburn, twee antimilitaristische feministen, leden van de Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) die onder het nazisme hadden geleefd. Ze confronteerde hen met wat ze het ‘pacifistisch dilemma’ noemt, door hen te vragen of ze Koerdische vrouwelijke strijders zouden uitnodigen de wapens neer te leggen in naam van het pacifisme. De ondervraagden antwoordden:

Ik denk het niet. Hier veilig buiten het oorlogsgebied zittend, moeten we hen begrijpen, niet veroordelen. Verzet bieden is een mensenrecht. Maar op de lange termijn moeten we niet accepteren dat militarisme het enige antwoord is. We moeten serieus beginnen met het opbouwen van vredesmechanismen.

Net als WILPF zou ik graag met de peshmerga (3)Het gebruik van het woord peshmerga om Koerdische vrouwelijke strijders aan te duiden is problematisch. Peshmerga verwijst naar de Koerdische strijders in Irak. Zoals Dilar Dirik en Bahar Munzir uitleggen, zijn Koerdische vrouwelijke strijders in Irak in een zeer kleine minderheid binnen de gevechtseenheden waar een rigide seksuele arbeidsdeling bestaat, aangezien de twee partijen die Iraaks Koerdistan leiden patriarchaal zijn. Toch worden vrouwelijke strijders in de YPJ en YJA-Star door de Westerse media vaak ten onrechte peshmerga genoemd. Cynthia Cockburn reproduceert deze fout in haar artikel, die op haar beurt weer wordt overgenomen door de geïnterviewden. vrouwen spreken, horen wat ze zeggen. Fascisme is zo smerig. Het is als een octopus, die zijn tentakels in de samenleving steekt, met zijn racistische idee van de superioriteit van de ene soort mens boven de andere. Ik zou het met ze eens kunnen zijn en tegen de Koerdische vrouwen zeggen, ‘Ja, jullie moeten vechten’. Maar als het voorbij is, zullen ze misschien zelf terugkijken op hun campagne en zeggen: ‘Dat was niet de manier om het te doen’.

Ik deel met deze vrouwen de volgende ideeën:

– onze rol van buiten het oorlogsgebied is om de zich verzettende vrouwen en feministische strijders te steunen, niet te veroordelen;

– we moeten altijd luisteren naar wat de mensen in kwestie te zeggen hebben;

– vrouwen overal ter wereld steunen in hun strijd, ook militaire, is niet onverenigbaar met de strijd, voor de demilitarisering van de wereld in een ruimer verband en op langere termijn.

​​​​​​​Kunnen Oekraïense feministen zich uitspreken?

Onlangs had ik een gesprek met een Oekraïense feministe die al lange tijd betrokken is bij het feministisch activisme en nu een vluchteling is in een West-Europees land. Ze vertelde me dat ze het moeilijk vindt om openlijk te spreken over politieke – en vooral gender – kwesties die in Oekraïne spelen, omdat ze de indruk heeft dat de steun van de westerse feministen en linksen voorwaardelijk is. Volgens hen zou de Oekraïense samenleving volmaakt – en dus vrij van tegenstellingen – moeten zijn om het volste recht te verdienen om tegen de Russische invasie te strijden. Geconfronteerd met dit westerse gebod voelt ze zich, net als veel andere vrouwen, gedwongen te kiezen tussen zich uitspreken over genderkwesties in Oekraïne en steun zoeken voor het Oekraïense verzet bij linkse en feministische groeperingen wereldwijd. Feministische dwang die vrouwen dwingt te kiezen tussen feminisme en hun andere strijd, leidt er inderdaad vaak toe dat vrouwen zich van het feminisme afkeren. Dat is een terugkerend probleem in het westerse feminisme waar anti-hegemonische feministen steeds weer op wijzen.

Toch blijven feministische analyse en activisme nodig in Oekraïne, net als overal elders. In het feministische collectief van het Europees netwerk voor solidariteit met Oekraïne heb ik het genoegen samen te werken met feministen die betrokken zijn bij het activisme aan de basis in Oekraïne. Ze melden dat het grootste deel van de Oekraïense samenleving – waaronder veel Oekraïense vrouwen – zich niet bewust is van of wantrouwig staat tegenover feminisme en dat deze situatie met de oorlog is verergerd. Feministische basisinitiatieven hebben te kampen met financiële problemen en met de vijandige houding van huisbazen bij het zoeken naar een ruimte om hun activisme uit te oefenen. Viktoriia Pigul, een Oekraïense antikapitalistische feministische kameraad, heeft aan de hand van verschillende getuigenissen van Oekraïense vrouwen en kinderen verslag gedaan van de vele vormen van geweld waaronder ze te lijden hebben. Zoals inmiddels algemeen bekend is, zijn de afgelopen weken veel vrouwen en kinderen door Russische soldaten mishandeld en verkracht. Velen van hen hebben niet de middelen om aan dit geweld te ontsnappen.  Veel van hen vluchten naar Polen, niet wetende dat abortus in Polen – in tegenstelling tot in Oekraïne – bij wet verboden is. In Polen worden ze vaak blootgesteld aan nieuwe vormen van misbruik door mannen. In deze context is feministisch activisme in Oekraïne nu belangrijker dan ooit.

Olena Lyubchenko heeft onlangs een erg waardevolle en onmisbare analyse gepubliceerd, waarin ze laat zien hoe de militarisering van Oekraïne in de afgelopen jaren is gekoppeld aan bezuinigingsmaatregelen die de last van het verzet tegen de Russische agressie hebben verlegd naar vrouwen op gezinsniveau, terwijl de staat zich tegelijkertijd voorbereidt op een zeer ongelijkwaardig proces van ‘Euro-Atlantische’ integratie:

Militarisering, bezuinigingen en agressie werken in deze context als processen van onteigening en primitieve accumulatie. Ze ‘genereren mondiale reserves van arbeidskrachten waarvan grensoverschrijdende bewegingen de kern vormen van de wereldwijde productie en reproductie van kapitaal en arbeid’. Op deze manier reproduceert geracialiseerd burgerschap precariteit en uitsluiting voor sommigen en veiligheid en insluiting voor anderen, net zoals de historische differentiatie van de Oekraïense arbeidersklasse binnen het mondiale kapitalisme wordt herschreven en geïnstrumentaliseerd.

Net zoals Dilar Dirik de instrumentalisering van Koerdische vrouwelijke strijders in de Westerse media aan de kaak heeft gesteld, stelt Olena Lyubchenko in dit artikel de instrumentalisering van het Oekraïense verzet aan de kaak in Westerse media en institutionele vertogen die Oekraïners afschilderen als helden die een oorlog ‘voor Europa’ voeren.(4)Waarbij het woord ‘Europa’ meestal wordt vereenzelvigd met de Europese Unie als een markering van ‘beschaving’ tegenover degenen die als ‘barbaren’ worden beschouwd, die er niet in thuishoren of haar discipline weigeren. In deze context, en nog steeds in het verlengde van de kritiek van Dilar Dirik, lijkt het van essentieel belang om de rol van het Westerse feminisme (en meer in het algemeen van Westers links) in deze instrumentalisering ter discussie te stellen.

Enkele weken geleden werd een transnationaal pacifistisch feministisch manifest ondertekend door 150 prominente feministen uit Europa en Amerika, zonder dat ook maar één Oekraïense of post-Sovjet Europese feministe onder de ondertekenaars was. Sterker nog, sommige westerse feministen, die dicht bij Oekraïense feministen staan, weigerden het te ondertekenen. Dit manifest reproduceert de dominante geopolitieke benadering volgens welke de grote imperialistische mogendheden de enige actoren van de geschiedenis zijn. Het negeert dus de veelzijdige werkelijkheid en de macht van meerdere actoren die door de feministische kritiek op de geopolitiek worden benadrukt. De oorlog van Poetin tegen Oekraïne wordt gereduceerd tot een eenvoudig inter-imperialistisch conflict, waardoor de macht van alle Oekraïners wordt uitgewist. Slechts één van de meer dan dertig zinnen is gewijd aan de Oekraïners:

Wij staan aan de kant van het Oekraïense volk dat de vrede in zijn leven wil herstellen en een staakt-het-vuren eist.

Dit is een goed voorbeeld van hoe je in één zin 44 miljoen mensen reduceert tot het cliché van een passief slachtoffer dat, eens te meer, door het Westen moet worden gered. Oekraïners, vrouwen en mannen die zich actief en militair verzetten tegen de agressie die hen is opgedrongen, zijn niet interessant voor westerse feministische pacifisten, net zomin als ze van belang zijn voor hun mannelijke westerse linkse vrienden. Het lijkt erop dat de Oekraïners onze solidariteit verdienen als slachtoffers, maar niet als verzetsstrijders. Deze karikaturale voorstelling van de Oekraïners als passieve slachtoffers van de NAVO of Europese instrumentalisering is vergelijkbaar met de voorstelling in de westerse media van de Oekraïners als ‘Europese helden’. In beide vertogen worden de politieke stemmen en de wil van de Oekraïners uitgewist. In feite zijn veel Oekraïense mannen en vrouwen vastbesloten om zich te verzetten, ook door gewapende strijd. Deze vastberadenheid wordt niet opgelegd door Zelensky of de NAVO, zoals blijkt uit de sterke betrokkenheid van alle sectoren van de Oekraïense samenleving bij het verzet.

Hoewel de standpunten van westerse feministen en linkse mensen over kwesties als wapenbevoorrading waarschijnlijk geen invloed zullen hebben op de beslissingen van westerse beleidsmakers, hebben ze wel degelijk invloed op Oekraïense feministen en linkse mensen. Door het Oekraïense verzet in de steek te laten (en in sommige gevallen tegen te werken) verzwakken we onze Oekraïense kameraden in het verzet en ondermijnen we hun vermogen om een emancipatoir politiek project voor het hele Oekraïense volk uit te voeren.

​​​​​​​Voor een dialoog in de internationalistische feministische praktijk

Het Oekraïense verzet is verre van volmaakt en niet vrij van tegenstellingen. Het wordt verscheurd door conflicten van klasse, sekse en ras, zoals al onze samenlevingen. Oekraïense vrouwen hebben te maken met oorlog, agressie, marteling en massale verkrachting door Russische troepen, maar ook met het geweld van Oekraïense mannen en de staat waar ze ook vóór de oorlog mee te maken hadden. Bovendien versterkt de oorlog het autoritarisme van de staat en de seksuele verdeling van de arbeid (militaire dienstplicht alleen voor mannen, vrouwen worden tewerkgesteld in de sociale reproductie, enzovoort) De versterking van de genderverhoudingen geeft mannen en de staat de macht over vrouwen, terwijl vrouwen op hun beurt worden uitgeschakeld en kwetsbaarder worden en blootstaan aan allerlei vormen van geweld. In deze context strijden antikapitalistische feministen, gevangen in deze ingewikkelde werkelijkheid, samen met hun Oekraïense medeburgers tegen de Russische invasie, terwijl ze tegelijkertijd blijven strijden tegen een deel van hun eigen medeburgers: tegen het neoliberale beleid van de regering en de aanvallen van de werkgevers, tegen seksistisch, racistisch of LHBT-foob geweld, enzovoort.

Tegelijkertijd ‘met en tegen’ strijden kan alleen onbegrijpelijk zijn voor de minderheid van mensen die het voorrecht hebben slechts één vijand te hebben, of zich slechts op één front te engageren. Anti-hegemonische feministen hebben ons geleerd dat positionaliteit centraal staat in elke feministische politiek. Zo verwierp het Combahee River Collective, een van de belangrijkste zwarte lesbische feministische collectieven in de feministische geschiedenis, het lesbische separatisme omdat het zowel analytisch als strategisch niet bruikbaar is voor zwarte vrouwen die zich niet de luxe kunnen veroorloven om zich los te maken van zwarte mannen in hun gezamenlijke strijd tegen racisme. Barbara Smith gaat zelfs zover te zeggen:

Zo zelden is separatisme betrokken bij het maken van echte politieke verandering, het beïnvloeden van de instellingen in de samenleving op een directe manier. […] We hebben gemerkt hoe separatisten in onze omgeving, in plaats van aan politieke organisatie te doen, vaak aan het zappen zijn. Ze komen bijvoorbeeld naar een bijeenkomst of een reeks bijeenkomsten en gaan dan weer verder. Het is niet duidelijk wat ze eigenlijk proberen te veranderen. We denken soms aan separatisme als een politiek zonder praktijk.(5)Smith, Barbara and Beverly (2015) ‘Across the Kitchen Table: A Sister-to-Sister Dialogue’. in Moraga and Anzaldúa (eds.) This Bridge Called My Back: Writings by Radical Women of Color. SUNY Press: New York. p.119.

In de huidige context is het heel consequent van Russische feministen om pacifisme te claimen en zich categorisch te distantiëren van Poetin, van de oorlog die hij voert en van het hele deel van de Russische samenleving dat deze oorlog steunt. In hun anti-oorlogsmanifest karakteriseren Russische pacifistische feministen de oorlog als een aanvalsoorlog en Poetin als de enige verantwoordelijke. Dit pacifistische standpunt van de Russische feministen is dus perfect verenigbaar met steun aan het gewapend verzet in Oekraïne. Aan de andere kant lijkt het voor veel Oekraïense feministen onmogelijk om zich te distantiëren van hun eigen gemeenschap (hoe seksistisch die ook is), al was het maar om te overleven. Maar tegelijkertijd hebben Oekraïense feministen geen andere keus dan de feministische strijd binnen hun eigen samenleving te blijven voeren als ze niet willen dat het gender/seksisme verder wordt versterkt. Terwijl lesbisch separatisme het voorrecht was van hen die alleen op basis van sekse en seksualiteit onderdrukking ervoeren, is abstract pacifisme het voorrecht van hen die niet onder bombardementen leven en het niet nodig vinden om de wapens op te nemen om zichzelf te verdedigen. Feministische politiek bedrijven buiten het slagveld is even gemakkelijk als steriel.

Internationalistische feministische politiek moet uitgaan van de stemmen van de betrokken mensen. Elke feministische politiek die zonder deze stemmen wordt bedreven zal uiteindelijk tegen hen worden bedreven en zal dus schadelijk zijn voor de opbouw van een wereldwijde feministische solidariteit. Hoe kan een standpunt dat de Oekraïense feministen de rug toekeert en tot gevolg heeft dat ze het zwijgen wordt opgelegd over genderkwesties als feministisch of internationalistisch worden gekwalificeerd? De enige politieke actoren die in staat zijn een emancipatoir politiek project in Oekraïne uit te voeren, zijn degenen die zich ter plekke bevinden. We kunnen beter naar hen gaan luisteren en hen steunen, ondanks eventuele meningsverschillen, want zij zullen het zijn, zoals ze zijn en met hun eigen tegenstrijdigheden, die de strijd zullen leiden. Of het zal niemand zijn.

Wie het feministisch activisme in Oekraïne financieel wilt steunen, kan doneren aan de feministische collectieven Bilkis en Feminist Workshop of aan de antikapitalistische organisatie Sotsialnyi Rukh, waarin feministen specifiek feministisch politiek werk verrichten.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op l’Anticapitaliste, Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.

Voetnoten

Voetnoten
1 Chandra Talpade Mohanty (2003) Feminism without Borders: Decolonizing Theory, Practicing Solidarity. Durham & Londen: Duke. University Press. p.7.
2 Voor een overzicht over de ideologische en organisatorische uitgangspunten van de Koerdische Vrouwenbeweging: Dirik, Dilar (2017) Self-Defense Means Political Autonomy!, The Women’s Movement of Kurdistan Envisioning and Pursuing New Paths for Radical Democratic Autonomy. Development 60, 74-79. Verder lezen: Bouquin, Stephen ; Court, Mireille en Den Hond, Chris (coordinatie) (2017) La commune du Rojava, L’alternative kurde à l’État-nation, Parijs/Bruxelles, Syllepses/Critica, coll. ‘Utopie critique’, 203p
3 Het gebruik van het woord peshmerga om Koerdische vrouwelijke strijders aan te duiden is problematisch. Peshmerga verwijst naar de Koerdische strijders in Irak. Zoals Dilar Dirik en Bahar Munzir uitleggen, zijn Koerdische vrouwelijke strijders in Irak in een zeer kleine minderheid binnen de gevechtseenheden waar een rigide seksuele arbeidsdeling bestaat, aangezien de twee partijen die Iraaks Koerdistan leiden patriarchaal zijn. Toch worden vrouwelijke strijders in de YPJ en YJA-Star door de Westerse media vaak ten onrechte peshmerga genoemd. Cynthia Cockburn reproduceert deze fout in haar artikel, die op haar beurt weer wordt overgenomen door de geïnterviewden.
4 Waarbij het woord ‘Europa’ meestal wordt vereenzelvigd met de Europese Unie als een markering van ‘beschaving’ tegenover degenen die als ‘barbaren’ worden beschouwd, die er niet in thuishoren of haar discipline weigeren.
5 Smith, Barbara and Beverly (2015) ‘Across the Kitchen Table: A Sister-to-Sister Dialogue’. in Moraga and Anzaldúa (eds.) This Bridge Called My Back: Writings by Radical Women of Color. SUNY Press: New York. p.119.