Op internationaal niveau, en met name in Europa, zijn het discours en de betrokkenheid van de vakbonden rond de noodzaak van een ‘rechtvaardige overgang’ sterk getekend door de wederwaardigheden van de sociaaldemocratie en de daarmee samenhangende concepten van ‘sociaal partnerschap’ en ‘sociale dialoog’.

Hoewel de oorsprong ervan kan worden teruggevoerd op wat zou kunnen worden beschouwd als een echt ‘sociaal contract’ tussen min of meer gelijke partners, heeft de erosie van de politieke macht van de vakbonden in de afgelopen decennia deze termen grotendeels van hun inhoud ontdaan, waardoor vakbonden en werknemers steeds meer afhankelijk zijn geworden van oproepen aan regeringen en particuliere bedrijven om ‘het juiste te doen’ voor werknemers en de planeet.

Dit vraagt om kritische reflectie. Het is van vitaal belang dat de vakbonden zich afvragen of de huidige aanpak van de crisis niet alleen ambitieus genoeg is, maar of zij wel het juiste doel nastreeft.

De wereldwijde pandemiecrisis heeft de weg vrijgemaakt voor een reeks gebeurtenissen die naar verwachting zullen leiden tot een recorddaling van het mondiale energieverbruik en de mondiale CO2-emissies in 2020. Velen waren misschien geneigd te hopen dat deze herfst een keerpunt zou kunnen betekenen in de strijd voor klimaatbescherming, maar dit bleek zeer ver van de waarheid te zijn.

Zo zei dr. Fatih Birol, uitvoerend directeur van het Internationaal Energieagentschap (IEA): “Ondanks een recorddaling van de mondiale emissies dit jaar, doet de wereld bij lange na niet genoeg om ze op beslissende wijze terug te dringen.”(1)  Hij voegde eraan toe dat de zwakke economische groei “niet het resultaat is van een strategie om de emissies te verminderen – een dergelijke strategie zou alleen maar leiden tot een verdere verarming van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen ter wereld. Alleen snellere structurele veranderingen in de manier waarop wij energie produceren en verbruiken, kunnen de emissietrend blijvend ombuigen.” In plaats van bij te dragen tot een systeemverandering in de richting van een koolstofarme toekomst, heeft de pandemie het leven van de werknemers grondig verstoord, de vakbonden gedecimeerd en het vermogen van de overheid ondermijnd om te reageren op zowel de onmiddellijke crisis als de bredere crisis die eraan ten grondslag ligt.

In de jaren voorafgaand aan de pandemie is het steeds duidelijker geworden dat er in de wereld geen sprake is van een overgang naar duurzame energiesystemen, maar veeleer van een herconfiguratie van de energievoorziening, in de context van een algemene expansie van het energieverbruik. Ondanks enkele kleine verminderingen in het gebruik van bepaalde brandstoffen op sommige plaatsen en in bepaalde sectoren, is de mondiale vraag naar energie nog sneller blijven groeien dan de ontplooiing van nieuwe ‘schone’ energiebronnen, met als gevolg dat de energiesector zich in zijn geheel uitbreidt, schone zowel als vuile bronnen, en weinig landen op schema liggen om de minimale, soms zeer ontoereikende, doelstellingen te halen die ze zichzelf in de overeenkomst van Parijs van 2015 hebben opgelegd.(2)

Volgens het internationale adviesbureau PricewaterhouseCoopers vergt een beperking tot 2°C van de opwarming van de aarde vanaf 2019 een vermindering van de mondiale ‘koolstofintensiteit’ – de hoeveelheid koolstof die vrijkomt per eenheid geproduceerde economische waarde – met ongeveer 7,5% per jaar, elk jaar tot 2100; de iets minder riskante doelstelling van 1,5°C zou een jaarlijkse vermindering met 11,3% betekenen.(3) Volgens de auteurs van het rapport “gaapt er een enorme kloof tussen de retoriek van de ‘klimaatnoodsituatie’ en de realiteit van een ontoereikende wereldwijde respons“.(4)

Voor de vakbonden moet het duidelijk zijn dat de overgang naar een duurzame, koolstofarme economie niet plaatsvindt – en ook niet zal plaatsvinden zonder een radicale beleidswijziging. De vakbonden moeten zich er ook ten volle van bewust zijn dat een dergelijke verandering hoogstwaarschijnlijk niet zal plaatsvinden zonder een beslissende inbreng van de internationale vakbeweging.

Jaarlijkse CO2 uitstoot door fossiele brandstoffen en cementproductie sinds begin Industriële revolutie per wereldregio (van onder naar boven: EU, Europa zonder EU, USA, N-Amerika zonder USA, Z-Amerika, Afrika, India, China, Azië zonder Indië en China, Oceanië, internationale transportsector). Deze uitstoot bedraagt dus nu meer dan 35 miljard ton per jaar. Niet meegerekend zijn de ongeveer 5 miljard bijkomende ton CO2 ten gevolge van ‘bodemherbestemming’ (ontbossing enz.) (Bron: OurWorldInData)

‘Just transition’: twee visies

 Het idee van een ‘rechtvaardige overgang’ voor werknemers die hun baan dreigen te verliezen, komt voort uit het werk van leiders van de Oil, Chemical and Nuclear Workers Union (OCAW, nu onderdeel van de American Metalworkers Union) bij de onderhandelingen over steun voor werknemers die te maken kregen met de sluiting van een chemische fabriek in New Jersey in het midden van de jaren tachtig. Onder leiding van OCAW-voorzitter Tony Mazzocchi probeerde de vakbond niet alleen de inkomens van de 650 werknemers van de fabriek te beschermen, maar ook overheidsgeld veilig te stellen voor de omscholing van de ontslagen werknemers. Maar Mazzocchi zag ‘just transition’ niet alleen als een zoektocht naar voorzieningen voor sociale bescherming, maar als een manier om diepere vragen te stellen over maatschappelijke prioriteiten en beginselen om werknemers te helpen zich een andere toekomst voor te stellen.(5)

In ons werkdocument van 2018, Trade Unions and Just Transition: The Search for a Transformative Politics, maakten we onderscheid tussen twee verschillende opvattingen over ‘rechtvaardige transitie’ die in de vakbondsdebatten naar voor kwamen: een enge opvatting die zich primair richt op werknemers alleen, en een bredere opvatting die zich richt op de noodzaak van radicale sociale en ecologische transformatie.(6) Dat onderscheid werd in vakbondsdebatten niet altijd onderkend, al gaat het over sterk verschillende benaderingen. Natuurlijk zien veel vakbonden in dat ze de bekommernissen van de werknemers onmiddellijk moeten ter harte nemen, maar toch lijken slechts weinigen de noodzaak in te zien om zich maximaal in te spannen voor een radicale sociale en ecologische transformatie. Dat vereist natuurlijk meer dan alleen maar op te roepen voor een rechtvaardige aanpak van de gevolgen van een industriële herstructurering, of werkgevers aan te sporen voor de inrichting van een ‘groene werkomgeving’, of bij collectieve onderhandelingen aan te dringen op het koolstofarm maken van het economisch proces.

Rechtvaardige overgang, sociale dialoog en de crisis van ‘Sociaal Europa’

Het is niet mijn bedoeling hier het verhaal te doen van het sociaal partnerschap en de sociale dialoog in Europa.(7) Het is echter van essentieel belang de resultaten van deze geschiedenis te erkennen en te begrijpen.

De institutionalisering van de ‘sociale dialoog’ in Europa, die begon met het Verdrag van Rome en werd voortgezet met aanvullende verbintenissen in de daaropvolgende jaren, codificeerde in feite een afwijzing van de politiek van ‘klassenstrijd’ ten gunste van ‘permanente sociale vrede’. Deze afwijzing van het permanent conflict was echter te danken aan de uitzonderlijke en groeiende machtspositie van de vakbonden in die tijd. Die was het gevolg van tientallen jaren van militant klassenactivisme en vakbondsactie, in het begin en het midden van de twintigste eeuw, nog versterkt door het bestaan van de Sovjet-Unie en de antikoloniale en nationale bevrijdingsstrijd in de landen van het Zuiden.

Met het naoorlogse economische herstel braken de sociaaldemocratische en socialistische partijen een voor een met hun radicalere verleden en kozen voor het compromis – een compromis dat concrete resultaten opleverde: erkenning van vakbonden, echte sociale bescherming (de ‘verzorgingsstaat’), en een betrekkelijk rechtvaardige verdeling van het (groeiende) economische overschot. Wat de voordelen van dit specifieke compromis ook waren, zij werden mogelijk gemaakt door de reële macht van de internationale vakbeweging (en de geopolitieke realiteit) in die tijd. Volgens de Noorse vakbondsactivist Asbjørn Wahl “was dit het resultaat van een zeer specifieke historische ontwikkeling, waarin de vakbonds- en arbeidersbeweging in staat waren de belangen van het kapitaal te bedreigen door mobilisatie en strijd”.(8) Met andere woorden, het was niet het resultaat van een beroep op de werkgevers, maar van ‘lessen getrokken uit vakbondsacties’.»

De overgang naar het neoliberalisme vanaf de jaren zeventig leidde tot een radicale ommekeer van de naoorlogse verworvenheden. Collectieve onderhandelingen werden langzaam maar zeker ondermijnd, waardoor een onderzoeker in 2013 opmerkte dat “de ooit sterke systemen van collectieve onderhandelingen systematisch zijn uitgehold en vernietigd. De collectieve arbeidsovereenkomst zelf – als instrument voor de collectieve regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden – staat duidelijk onder druk.”.(0)  In een evaluatie uit 2017 door het Europees Vakbondsinstituut (ETUI) werd ook opgemerkt dat “er een duidelijke trend is naar een vermindering van de dekking van collectieve onderhandelingen, wat rechtstreeks ingaat tegen de door de EU geformuleerde doelstelling om de rol van collectieve onderhandelingen te versterken“.(10)

Het koppelen van de ‘rechtvaardige overgang’ aan het idee van ‘sociale dialoog’ begon meer dan tien jaar geleden, toen het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV) zich aansloot bij het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) om een op werkgelegenheid gerichte visie op ‘groene groei’ te bevorderen.(11) Wat begonnen was als een reeks radicale eisen voor de bescherming van werknemers met daaraan gekoppeld een aantal fundamentele vragen over politieke economie, werd stilaan gezien als een manier om “het economische leven in een democratisch en duurzaam kader onder te brengen ( …) gebaseerd op aanzienlijke sociale dialoog en gedreven door breed gedeelde economische en sociale prioriteiten”.(12) Hoewel de volledige implicaties van deze verschuiving van ‘rechtvaardige transitie’ naar ‘groene groei’ op dat moment misschien nog niet werden ingezien, kan het achteraf gezien het begin zijn geweest van een noodlottige verschuiving naar de instrumentalisering van het begrip ‘rechtvaardige transitie’, waardoor het zijn status verloor van middel tot bewustwording van de noodzaak van een radicale transformatie van de samenleving, en het wankele sociaaldemocratisch project nieuw leven inblies.

Een andere factor die de vooruitzichten op een echte ‘rechtvaardige overgang’ voor sociaal partnerschap en sociale dialoog heeft ondermijnd, was de ineenstorting van de steun voor de belangrijkste sociaaldemocratische partijen. De goedkeuring van het beleid van de ‘derde weg’-betekende een belangrijke ideologische verschuiving bij veel van deze partijen, maar de gevolgen ervan werden misschien pas duidelijk tijdens de financiële crisis en de economische ineenstorting van 2007-2009, toen de sociaaldemocraten zich bij de centrumpartijen en de rechtse partijen voegden om een verregaand bezuinigingsbeleid te voeren. De resultaten waren catastrofaal voor miljoenen mensen in heel Europa en voor de partijen die het systeem invoerden, en leidden tot een ineenstorting van de steun van de kiezers in Frankrijk, Duitsland, Griekenland en elders.

De crisis onder ogen zien en een andere weg inslaan

De implicaties zijn misschien onaangenaam, maar moeten onder ogen worden gezien. Het is duidelijk dat de ‘klimaatactie’ niet plaatsvindt met de snelheid en op de schaal die nodig zijn om catastrofale gevolgen voor het klimaat te voorkomen. Werknemers over de hele wereld worden opzijgeschoven door herstructureringen van de energie– en andere sectoren, maar de veranderingen die hun leven verwoesten zijn zelfs niet voldoende om het klimaat voor hun kinderen te beschermen. Het Europa dat een betekenisvol ‘sociaal partnerschap’ en ‘sociale dialoog’ voortbracht, bestaat niet meer, en de politieke ruimte waarin een dergelijke aanpak tot een ‘rechtvaardige overgang’ zou kunnen leiden werd ernstig ingeperkt door een reeks EU-verdragen en -richtlijnen.

Een groeiend aantal vakbonden werkt nu samen aan een benadering van de ‘rechtvaardige transitie’ die de sociale slagkracht van de internationale arbeidersbeweging erin betrekt en versterkt, en bereid is deze in te zetten. Deze ‘sociale macht’-benadering gaat uit van de overtuiging dat een ‘rechtvaardige overgang’ niet kan worden bereikt zonder een grondige herstructurering van de mondiale politieke economie. Het is een benadering die ervan overtuigd is dat de huidige machtsverhoudingen moeten worden in vraag gesteld en veranderd.

Wat energie betreft betekent de ‘sociale macht’–benadering dat men zich organiseert om terug volledige eigendom en democratische controle te verwerven over de energiesector en die nog uit te breiden.(13)  Een inzet voor een ‘sociale dialoog’ die de discussie over de eigendomsverhoudingen veronachtzaamt heeft al een nederlaag geleden in de strijd voor klimaatbescherming, door de verantwoordelijkheid voor existentiële beslissingen over te laten aan de grote bedrijven en zich in te schakelen in de neoliberale agenda van het ‘liberaliseren en privatiseren om koolstofvrij te maken’. De belofte van ‘groene banen’ is al herhaald een lege doos gebleken, zoals in het geval van de werknemers van het Schotse Burntisland Fabrications: in plaats dat ze zelf de windmolenonderdelen gaan produceren bestemd voor de Schotse kust, zullen die nu in Indonesië worden gebouwd.(14)

De uitdaging aangaan vereist niet alleen een helderder inzicht in de realiteit en scherpere politieke conclusies, maar ook gedetailleerd gestructureerd werk, wat tijd en energie zal vergen. Deze opgave moet internationaal zijn in haar aanpak, met planning en samenwerking op alle niveaus, en met een volledige inzet van middelen. Het allerbelangrijkste is dat de vakbonden, als zij effectieve antwoorden op de klimaat- en milieucrisis willen ontwikkelen, elke illusie moeten laten varen dat de overgang naar een duurzame toekomst ook maar een klein beetje verzekerd is door een ‘plaats aan de tafel’ te hebben. Dat vereist een radicale verandering, maar wat men aanduidt als ‘een overgang naar een duurzame toekomst’ is dat niet, en het is ook geen ‘rechtvaardige overgang’.

De internationale vakbeweging bevindt zich in een unieke positie om zich dienstig te maken en het voortouw te nemen bij het streven naar een werkelijk rechtvaardige overgang naar een werkelijk duurzame toekomst. In feite is het moeilijk voor te stellen hoe de vereiste transformaties zelfs maar zouden kunnen van start gaan zonder beslissend leiderschap van de internationale vakbeweging. Om effectief te zijn, zal dit leiderschap ook allianties moeten smeden met een breed gamma aan progressieve sociale krachten, op basis van gedeelde afspraken. Als de vakbeweging ooit een ‘historische missie’ heeft gehad, dan is het deze wel. En de tijd dringt.

John Treat is onderzoeker voor Trade Unions for Energy Democracy aan de City University of New York.

Voetnoten

1) IEA, World Energy Outlook 2020https://www.iea.org/reports/world-energy-outlook-2020

2) Sean Sweeney, “Five Years On, the Paris Climate Agreement Needs an Overhaul,” New Labor Forum, December 2020, https://newlaborforum.cuny.edu/2020/12/04/five-years-on-the-paris-climate-agreement-needs-an-overhaul/

3) PwC, “The Low Carbon Economy Index 2019,” https://www.pwc.co.uk/services/sustainability-climate-change/insights/low-carbon-economy-index.html

4) PwC, “The Low Carbon Economy Index 019,” https://www.pwc.co.uk/services/sustainability-climate-change/insights/low-carbon-economy-index.html

5) Les Leopold, The Man Who Hated Work and Loved Labor: The Life and Times of Tony Mazzocchi, Chelsea Green Publishing Company, 2007, https://openlibrary.org/books/OL18002630M/The_man_who_hated_work_and_loved_labor

6) Sean Sweeney and John Treat, “Working Paper #11: Trade Unions and Just Transition: The Search for a Transformative Politics,” Trade Unions for Energy Democracy, January 2018, http://unionsforenergydemocracy.org/resources/tued-publications/tued-working-paper-11-trade-unions-and-just-transition/

7) Een deel van dit verhaal is te vinden in “Part Three: The Social Dialogue Approach,” in Working Paper #11, geciteerd in de vorige voetnoot.

8) Asbjørn Wahl, “Trade unions need new strategies,” Social Europe, 15 September 2020, https://www.socialeurope.eu/trade-unions-need-new-strategies. [Ander Europa bracht deze tekst in Nederlandse vertaling.]

9) Thorsten Schulten, “The Troika and Multi-Employer Bargaining: How European pressure is destroying national collective bargaining systems,” Global Labour Column, Number 139, June 2013, https://www.polity.org.za/article/the-troika-and-multi-employer-bargaining-how-european-pressure-is-destroying-national-collective-bargaining-systems-june-2013-2013-06-11

10) European Trade Union Institute (ETUI), “The Social Scoreboard revisited: Background analysis,” 2017.03, https://www.etui.org/publications/background-analysis/the-social-scoreboard-revisited

11) Michael Renner, Sean Sweeney, and Jill Kubit, “Green Jobs: Towards decent work in a sustainable, low-carbon world,” Worldwatch Institute, 2008, https://www.ilo.org/global/topics/green-jobs/publications/WCMS_158727/lang–en/index.htm

12) Michael Renner, Sean Sweeney, and Jill Kubit, “Green Jobs: Towards decent work in a sustainable, low-carbon world,” Worldwatch Institute, 2008, https://www.ilo.org/global/topics/green-jobs/publications/WCMS_158727/lang–en/index.htm

13) Voor een gedetailleerde analyse, zie Sean Sweeney en John Treat, “Working Paper #10: Preparing a Public Pathway: Confronting the Investment Crisis in Renewable Energy,” Trade Unions for Energy Democracy, November 2017, http://unionsforenergydemocracy.org/resources/tued-publications/tued-working-paper-10-preparing-a-public-pathway/

14) GMB Scotland & Unite Scotland, “Media Statement: Battle for BiFab,” 21 10.2020,  https://www.gmbscotland.org.uk/campaigns/battle-for-bifab/overview

Dit  artikel verscheen oorspronkelijk in het magazine Silo van de Fondation Gabriel Péri. Er verscheen ook een Engelse versie op de site van Trade Unions for Energy Democracy. Nederlandse vertaling: redactie Ander Europa.