Daniel Tanuro is de schrijver van het boek Trop tard pour être pessimistes! Ecosocialisme ou effondrement (Te laat voor pessimisme! Ecosocialisme of ineenstorting) dat in 2020 verscheen bij Editions Textuel. Daniel Tanuro is ecosocalistisch activist en lid van SAP-antikapitalisten. In dit gesprek met Mats Lucie Bayer worden de belangrijkste onderwerpen uit het boek aangesneden om zo de periode die begon met de covid-19 pandemie te analyseren.

Mats Lucia Bayer: In 2010 verscheen je boek L’impossible capitalisme vert (Het onmogelijke groene kapitalisme)(1)Een Engelse vertaling wordt uitgegeven door Merlin press en het IIRE onder de titel: Green Capitalism: Why it can’t work en is bij het IIRE te bestellen. Waarom vond je het nodig om tien jaar later dit boek (Te laat voor pessimisme!) te schrijven?

Daniel Tanuro: Om verschillende redenen. Ten eerste wilde ik benadrukken dat de diagnose van Het onmogelijke groene kapitalisme  juist is gebleken: er is een onverzoenlijke tegenstelling tussen de dynamiek van accumulatie – eigen aan de kapitalistische productiewijze – en de ecologische grenzen van de planeet. Deze tegenstelling komt duidelijk naar voren in het klimaatdossier: aan de ene kant is er de snel groeiende hernieuwbare energiesector, die volgens het IPCC een technisch potentieel heeft dat bijna twintig keer aan de menselijke behoeften kan voldoen; aan de andere kant is er een concentratie van CO2 in de atmosfeer (nu 415 ppm) die de laatste drie miljoen jaar nooit zo hoog is geweest, terwijl regeringen steeds opnieuw maatregelen uitstellen om een catastrofe te vermijden. Het klimaat kan niet gered worden zonder een radicale vermindering van het eindverbruik van energie, dus van de productie en het vervoer. En dat is onverenigbaar met het kapitalistische productivisme.

Ten tweede heb ik de wetenschappelijke gegevens willen actualiseren op basis van het speciaal rapport van het IPCC over de doelstelling van 1,5°C opwarming. Dat was volgens mij belangrijk omdat ik wil bijdragen aan het verspreiden van de noodzakelijke kennis bij mensen die nog niet overtuigd zijn, vooral in de arbeidersbeweging. Daarom begint dit boek net zoals het vorige met een stand van zaken van de aan gang zijnde catastrofe en haar ecologische en sociale gevolgen.

Ten derde heeft men mij soms verweten dat ik me in Het onmogelijke groene kapitalisme  hoofdzakelijk heb gefocust op de klimaatkwestie. In Te laat voor pessimisme! heb ik een bredere visie op de ecologische crisis uitgewerkt, met speciale aandacht voor de vernietiging van het leven. Zo komen de gemeenschappelijke krachtlijnen van het kapitalistische beleid naar voren, bijvoorbeeld de gelijkenis tussen het welbekende bedrog van de ‘koolstofcompensatie’ en de minder bekende ‘compensatie van de biodiversiteit’.

Ten vierde maakt het Onmogelijke groene kapitalisme een vergelijking tussen de illusies van de sociaaldemocraten en van de groene partijen enerzijds en de beperkingen en de uitwassen van de beweging voor negatieve groei anderzijds. Te laat voor pessimisme! gaat verder. Het boek bespreekt verschillende stromingen in de politieke ecologie (groen liberalisme, collapsologen, aanhangers van Jacques Ellul, voorstanders van het stationair kapitalisme, mystieke ecologie enzovoort) en toont wat hen onderling verbindt: het onbegrip van het mechanisme van de accumulatie zoals Marx dat heeft beschreven.

Ten vijfde, en dat is het belangrijkste punt, gaat het tweede boek verder in op strategische kwesties. Eén vijfde van het boek is gewijd aan het ecosocialistische project, een transitieplan en de strategie van het samenvloeien van de strijd. In dat kader gaat extra aandacht naar een sleutelkwestie: hoe kunnen we de arbeidersklasse en haar organisaties ertoe brengen te breken met het productivistische compromis met het kapitaal?

Het boek verscheen in april 2020, in het voorwoord wordt de toen net uitgebroken pandemie ‘heet van de naald’ geanalyseerd. Je zegt hierin dat het sars-cov-2 virus de diepe verstoringen in de biodiversiteit – veroorzaakt door het kapitalisme, waardoor zoönoses vlotter optreden – bevestigt. We stellen ook vast dat de pandemie een gezondheids- en sociale crisis veroorzaakt. Is de pandemie louter een nederlaag voor de bevolking of biedt ze ook nieuwe mogelijkheden voor sociale bewegingen?

Te laat voor pessimisme! was eind 2019 klaar. Ik kon een voorwoord over de pandemie toevoegen. Dat werd overgenomen in de Italiaanse versie, maar niet in de Catalaanse versie die begin maart verscheen. Dat is spijtig want de covid-19 pandemie moet gezien worden in het kader van de toename van zoönoses (volgens de WHO zijn drie op de vier nieuwe ziekteverwekkers nu afkomstig van andere dieren) en die toename is volledig verbonden met de aantasting van ecosystemen door de drievoudige link tussen ontbossing, agro-business en industriële veeteelt.

Sindsdien heeft het IPBES (Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten – het ‘IPCC van de biodiversiteit’) een speciaal rapport gepubliceerd dat deze link bevestigt, en concludeert dat er nog nieuwe zoönoses zullen komen. We bevinden ons volgens dit rapport nu in het ‘tijdperk van de epidemieën’. Dat risico op epidemieën moeten we dus toevoegen aan de vier grote ecologische gevaren, namelijk: de klimaatcrisis, de daling van de biodiversiteit, de verstoring van de stikstofcyclus en de vernietiging van de bodem.

Voor ik inga op de vraag over nieuwe mogelijkheden, wil ik er toch op wijzen dat deze crisis van historische betekenis is. De wereldeconomie vertoonde al meerdere maanden tekenen van verzwakking, maar sars-cov-2 is veel meer dan een vonk die de interne tegenstellingen van het kapitalisme deed ontbranden: het gaat om een autonome, exogene en zeer krachtige factor. De herstelplannen van regeringen moeten rekening houden met de effecten van het virus. De ecologische vernieling die het kapitalisme heeft veroorzaakt, keert zich als een boemerang tegen datzelfde kapitalisme.

Ook dat is niet helemaal nieuw: we hebben eerder lokale boemerangeffecten meegemaakt. De zware bodemerosie in het zuiden van de VS tijdens de ‘dust bowl’ van de jaren ’20 en ’30, was veroorzaakt door de beslissing om kwetsbare en ongeschikte gronden in te zetten voor graanproductie. Maar nu het is de eerste keer dat we met een wereldwijd en zo heftig verschijnsel te maken hebben. Dankzij een vaccin zullen we hier uit raken, maar het is niet zeker of we vaccins zullen kunnen maken tegen toekomstige virussen (er is bijvoorbeeld nog altijd geen vaccin tegen aids) en … er is geen vaccin mogelijk tegen de klimaatcrisis.

Deze exogene factor in de crisis schept nieuwe mogelijkheden voor sociale bewegingen. Om die volledig te begrijpen moeten we dieper nadenken dan alleen over de vraag ‘wie zal betalen’? De werking van het virus toont dat het niet gaat om verschillende afzonderlijke crises – van de ecologie, de gezondheid, de economie, de  sociale crisis, het voedselprobleem – maar om een systeemcrisis veroorzaakt door de aangeboren roofbouw van het kapitalisme op de voortbrenging van het leven. De pandemie toont zeer duidelijk dat het kapitaal geen ding is maar een sociale relatie van uitbuiting en dat deze relatie zoals Marx stelde ‘de twee enige bronnen van alle rijkdom uitput – de aarde en de arbeider’ (ook de arbeidster). Als antwoord hierop moeten verschillende typen eisen naar voren worden geschoven, we kunnen ons niet beperken tot een herverdeling van de rijkdom, er moet een globaal plan komen dat een samenhangend alternatief biedt.

Alle regeringen, zelfs de meest weigerachtige (met uitzondering van de Braziliaanse regering), werden gedwongen om een gezondheidsbeleid uit te stippelen dat pretendeert ‘zorg te dragen’ voor de bevolking. Die bewering is natuurlijk schijnheilig: dat vertoog dient om een gezondheidsbeleid op klassenbasis te verbergen – neoliberaal, autoritair, racistisch en machistisch – waarbij de activiteit in de sfeer van de waardenproductie buiten schot blijft.

Het contrast tussen de schok veroorzaakt door de epidemie en de realiteit van het gezondheidsbeleid opent mogelijkheden voor sociale bewegingen. Ze kunnen hun ‘bezorgdheid’ richten tegen de besparingen, de ongelijkheid, de privatiseringen, de repressie van raciale minderheden, de precaire arbeid, het geweld tegen vrouwen, het wegsturen van migranten, het extractivisme, de ontbossing, de vleesindustrie enzovoort. Dat is mogelijk omdat ‘bezorgdheid’ een globale houding vraagt die niet in plakjes is op te delen en die in concrete zaken vertaald moet worden. Om zorg te dragen voor mens en natuur (waarvan de mens deel uitmaakt) is er een antiproductivistisch plan nodig.

De systemische oorsprong van de zoönose en haar verspreiding (globalisering van de contacten, hun snelheid, de concentratie van de arme en raciaal gediscrimineerde bevolking, enzovoort) pleiten ervoor om ‘het zorg dragen’ als nieuw paradigma voor het maatschappelijk leven en voor de relatie tussen maatschappij en natuur naar voren te schuiven. Om het in marxistische termen te formuleren: we moeten pleiten voor het centraal stellen van de sfeer van de sociale reproductie, waarbij dit door zoveel mogelijk mensen wordt gedaan. Dat centrale gegeven vereist financiële middelen, maar niet alleen dat. Er moeten ook kwalitatieve maatregelen komen, samen met een nieuwe ethiek. In die zin kan ‘het zorg dragen’ ook het samenkomen van de diverse verzetsbewegingen bevorderen. Het is een hefboom in wat Gramsci de strijd om de hegemonie noemde, op een massale schaal.

Gezien de diepe ideologische verwarring die blijft voortduren, lijkt het me nuttig om in die zin verder te denken. Het ongeziene exogene karakter van deze crisis biedt niet alleen aan links nieuwe mogelijkheden. Er is de spectaculaire opkomst van een neofascisme dat een demagogisch antikapitalisme combineert met sociaal-darwinisme en een ultra-liberale invulling geeft aan het begrip ‘vrijheid’: het gaat hierbij om de onbegrensde uitbuiting dankzij de vrijheid voor de bezittende klasse – of voor wie zichzelf zo ziet – tot accumulatie door uitbuiting, vernieling, overheersing en uitschakeling. Tegenover deze dreiging volstaat het niet te eisen dat de rijken de crisis moeten betalen.

Als algemeen antwoord op de crisis, behoort de liberale ecologie nu tot het ideologisch arsenaal van veel regeringen en instellingen. Maar heel weinig politieke vertegenwoordigers zien het verband tussen de pandemie en de milieucrisis. Bovendien kan het vooruitzicht van een vaccin in de eerste helft van 2021 tot gevolg hebben dat de pandemie als een voorbijgaand feit wordt gezien. Waarom is dat volgens jou het geval?

Er is inderdaad een grote paradox: wetenschappers zijn het eens over het verband tussen het toenemend aantal zoönoses en de milieucrisis. Maar het gezondheidsbeleid van regeringen trekt hier geen conclusies uit. Natuurlijk is er de medische urgentie. Maar het is wel typisch dat de kapitalistische denktanks die beweren de lessen voor de toekomst te trekken uit de pandemie, hier met geen woord over reppen. Ze komen gewoon niet op het idee om het verband te leggen tussen vleesindustrie, ontbossing en transgene soja. Het is echter die verbinding, die verantwoordelijk is voor het verhoogde risico op een pandemie, waarschijnlijk het toppunt van ecologische onhoudbaarheid. Momenteel wordt zo’n honderd miljoen hectare gebruikt voor de productie van soja (voor 70 % genetisch gemanipuleerde soja) als veevoer (vee dat methaan uitstoot). In het huidige tempo zullen er in 2050 jaarlijks 120 miljard dieren worden geslacht (50 maal meer dan in 1960!), die veestapel heeft twee planeten nodig.

Dat deze realiteit niet in beeld komt, is geen toeval. Het toont hoe sterk het kortetermijndenken van het kapitaal is. Maar er is meer. Het Franse dagblad Les Echos citeerde onlangs (de klassieke Griekse schrijver) Xenofon met een zeer actueel citaat: ‘De landbouw is de moeder van alle technieken, wanneer ze goed wordt toegepast, floreren alle technieken, maar wanneer ze wordt verwaarloosd gaan alle technieken achteruit.’ (Les Echos, 25/11/2020). Historisch is deze ‘slecht uitgevoerde’ kapitalistische landbouw gebouwd op de Engelse ‘enclosures’, het gewelddadig verdrijven van de boerenbevolking van hun land. Marx noemde deze gebeurtenis het ‘grote verscheuren’ van de relatie tussen mens en natuur. Wanneer we de landbouw die hieruit ontstaan is, aanpakken, ondergraven we de historische basis van het hele gebouw. De ontwikkeling van een vaccin zal de onvoorwaardelijke aanhangers van het systeem opnieuw vertrouwen geven, ze kunnen beweren dat de pandemie een ‘ongelukje’ is. Maar die opluchting zal van korte duur zijn. Er komen nog meer pandemieën. En andere nog zwaardere catastrofen zullen geluidloos naderbij komen.

Joe Biden is uiteindelijk verkozen. Biden heeft verklaard dat hij een politiek zal voeren die de klimaatkwestie aanpakt, zo kon hij polariseren tegen de klimaatontkenning van Trump. Veel bewegingen en progressieve organisaties zijn opgelucht door het vertrek van Trump. Maar ze bereiden zich ook voor op een sterke oppositie tegen de regering-Biden. In je vorige boek, Le Moment Trump. Une nouvelle phase dans le capitalisme mondial (Het Trump-moment, een nieuwe fase in het wereldkapitalisme) omschreef je het Trump-moment als een fundamentele breuk met de historische consensus binnen de Amerikaanse politieke klasse. Betekent zijn nederlaag nu dat het politiek paradigma van de ontkenning van de klimaatopwarming wordt verlaten?

Ik denk dat we in verband met het klimaat een toenadering zien tussen de VS, China en de EU. Het programma van Biden, de Green Deal van de Europese Commissie en de verklaringen van Bejing hebben hetzelfde doel: netto nul uitstoot van CO2 in 2050. In 2060 voorziet China zelfs een ‘nul koolstof’ met inbegrip van de uitstoot van methaan. Parallel daarmee, en dit voor de eerste keer, spreekt het Internationaal Energie Agentschap IEA over een scenario dat koolstofneutraliteit tegen 2050 voorziet.

Deze ontwikkelingen zijn door de coronacrisis gestimuleerd. Ten eerste omdat Trump zonder die crisis wel herkozen had kunnen worden. Maar ook omdat de crisis een zware slag betekent voor de steenkoolsector (en de olie) terwijl de hernieuwbare energie vooruitgang blijft boeken. Dat is de reden waarom de heersende klasse, naast het debat over het herlocaliseren van levensnoodzakelijke productie nu ook voorstander is geworden van een soepel en minder gecentraliseerd elektriciteitssysteem dat minder afhangt van grote productie-eenheden. Dat debat versnelt omdat hernieuwbare energie inmiddels concurrerend is: volgens het IEA is zonne-energie nu ‘de minst dure energie in de geschiedenis’ (Energy Outlook 2020). Zelfs als staten hun klimaatdoelstellingen niet aanscherpen, schat het IEA dat tegen 2030, 80% van de nieuwe investeringen in de sector van zonne-energie zullen gebeuren. Ik denk daarom dat de COP26 inderdaad zal uitlopen op ‘hogere klimaatambities’.

We moeten ons natuurlijk verheugen over het feit dat Trump, de leider van de klimaatontkenners, nu het Witte Huis verlaat. Maar zeker in de VS hebben de klimaatontkenners hun laatste woord nog niet gesproken. Zo blijft Exxon, in tegenstelling tot Shell of BP, uitsluitend inzetten op oliebronnen … We moeten ons geen enkele  illusie maken over die toenadering wat betreft het klimaat tussen de VS, China en Europa.

Ten eerste: de doelstelling van deze drie grootmachten, een vermindering van de uitstoot tegen 2030 om de opwarming beneden de 1,5°C te houden, zal niet worden gehaald. De EU heeft, om een antwoord te bieden in lijn met de urgentie en met het respect van de ‘differentiële verantwoordelijkheden’, de toon gezet met een reductie die ver achter blijft bij de noodzakelijke 65%. In China stijgt de uitstoot nog met 2% per jaar, 70% van de elektriciteit wordt er geproduceerd door steenkoolcentrales en de regering zou een radicale vermindering van de emissies willen uitstellen tot na 2030 (men heeft het dan over een daling van 8% per jaar). Biden richt zich op een daling van de netto uitstoot tussen 38 en 54% in vergelijking met 2005. Ter herinnering: het IPCC zegt dat de daling van de uitstoot mondiaal 58% moet bedragen om een kans van één op twee te hebben dat we beneden de 1,5°C blijven. Voor de ontwikkelde landen zou de daling minstens 65% moeten zijn.

Ten tweede: het concept van ‘netto nul uitstoot’ is zeer rekbaar. De uitstoot van het internationaal transport wordt hierbij niet meegerekend. De oplossing die wordt gekozen om ‘koolstofneutraal’ te zijn en het kapitalistisch productivisme niet te hinderen, bestaat erin een ‘koolstofcompensatie’ te realiseren door massaal bomen te planten, en door technologieën met ‘negatieve uitstoot’ en kernenergie te gebruiken (onder meer met minikerncentrales). Er valt dus veel aan te merken op deze ‘oplossingen’ van het groene kapitalisme. Ik heb het hier niet over kernenergie waarvan de gevaren bekend zijn. Men kan natuurlijk bomen planten, maar die mogelijkheid is niet oneindig. De hoeveelheid organische koolstof die gedurende enkele decennia door planten wordt opgeslagen kan helemaal niet de enorme daling van de gedurende miljoenen jaren opgeslagen minerale koolstof in de geologische lagen compenseren.

Bovendien is dit compensatiemechanisme politiek gezien zuiver neokoloniaal omdat dit voornamelijk gaat over gronden van arme boeren die worden ingepalmd als CO2 afvalstort voor de ontwikkelde landen. Bij de ‘technologieën met negatieve emissie’, gaat het vooral over opvang en opslag van CO2 in geologische lagen zonder garantie van een veilige afscherming. Ze zou eventueel gebruikt kunnen worden om de steenkoolmijnen te sluiten zonder sociale gevolgen voor de mijnwerkers. Maar het is pure waanzin dit te zien als een structurele oplossing om nog enkele tientallen jaren fossiele brandstof te blijven opbranden. Hoe meer we deze kwestie onderzoeken, hoe meer de tegenstelling tussen het productivisme van het kapitalisme en de natuurlijke grenzen duidelijk wordt.

Bijvoorbeeld het opvangen en opslaan met mineralisatie van de CO2. Deze technologie zou een zeer stabiele opvang mogelijk maken omdat de koolstof wordt omgevormd tot gesteente (carbonaat). Mijnbouwbedrijven zoals De Beers, willen de CO2 mineraliseren samen met hun mijnafval om zo een groen imago te verkrijgen, hun vernielingen verder te zetten en emissierechten te verkopen. Nu moet je weten dat er 100 Gt mijnafval nodig is – 5 tot 50 km3, oftewel een laag van 30 tot 300 m dikte met een oppervlak van 180 km2 – om 1Gt CO2 te mineraliseren (één veertigste van de jaarlijkse uitstoot). Zelfs redelijke oplossingen worden door het kapitalisme omgezet in waanzin.

Ten derde: die toenadering over het klimaat tussen de VS, China en Europa betekent niet het einde van de interimperialistische concurrentie, het zal een onderling akkoord zijn tussen bandieten, gericht tegen de landen van het Zuiden. Want die zullen verplicht worden een koolstofbelasting te betalen om toegang te krijgen tot de markt van de drie groten. Het zou een nieuwe stap betekenen in de afbouw van het principe van de ‘differentiële verantwoordelijkheid’ dat door het Zuiden werd afgedwongen in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC). Biden is duidelijk vóór die imperialistische aanpak. Hij wil dat het handelsbeleid een hefboom wordt om het grootkapitaal van de VS te steunen in het gevecht om de markt van ‘schone technologieën’. Hij wil een steunfonds creëren voor de uitvoer van deze technologieën waarbij het verlichten van de schuld van de landen van het Zuiden en ontwikkelingshulp zouden afhangen van een klimaatbeleid dat door Washington wordt gedicteerd.

Maar is die toenadering tussen de VS, de EU en China rond een meer ambitieus klimaatbeleid dan niet beter dan Trump of dan wat we tot nu toe hebben gezien?

Een ramp is natuurlijk minder erg dan een catastrofe, maar we beleven nu al de catastrofe en de politiek van de drie grote economische blokken leidt ons recht naar een cataclysme. Door te beweren dat ze het belang van het klimaatgevaar hebben begrepen, willen de regeringen de bevolking sussen. Maar hun onuitgesproken scenario is dat van het ‘tijdelijk overstijgen’ van de opwarming met 1,5°C. Maar, veronderstel dat het planten van bomen en de technologieën van negatieve uitstoot erin zouden slagen de temperatuur van de aardbol in de tweede helft van de eeuw te verlagen, dan nog bestaat er een reëel gevaar dat we door dat ‘tijdelijk overstijgen’ een onomkeerbaar kantelpunt bereiken waardoor de planeet in een nieuw klimaatregime terecht komt dat door wetenschappers de ‘hete oven planeet’ wordt genoemd.

Volgens het IPCC ligt dit kantelpunt voor de ijskap op Groenland tussen de 1,5 en 2 °C opwarming en de twee grote gletsjers op de Zuidpool staan op het punt te desintegreren. Het kantelpunt van Groenland kan een hele reeks positieve terugkoppelingen veroorzaken die de planeet terugvoeren naar het klimaat tijdens het Plioceen, dertig miljoen jaar geleden. Toen was het zeewaterpeil dertig meter hoger dan nu. Het misdadig productivisme van het kapitalisme brengt ons aan de rand van de afgrond en het kleinste incident kan ons erin doen vallen. En wanneer dit kantelpunt van Groenland wordt bereikt, is het een volkomen illusie te denken dat die evolutie met negatieve emissietechnologie gekeerd kan worden.

Wat ik wil zeggen, is het volgende: het grote gevaar is dat de klimaatbeweging zich in slaap laat wiegen doordat ze de indruk heeft dat een bondgenootschap tussen Joe Biden, Xi Jiping en Ursula von der Leyen het mogelijk maakt de uitdaging van het klimaat effectief aan te pakken of minstens gedeeltelijk die weg op te gaan. Daar komt niets van. Die lui staan ten dienste van het productivisme dat zich nu stort op hernieuwbare energie, zoals dat het geval was met de fossiele energie, en zonder de fossiele energie uit te schakelen, om kapitaal te blijven accumuleren ten nadele van de volkeren en van de natuur.

Je oefent kritiek uit op een zekere ideologische vooringenomenheid van de wetenschap, met name de rapporten van het IPCC en het IPBES. Kan je dat wat meer uitleggen?

We moeten op dit punt voorzichtig zijn en geen koren op de molen leveren van klimaatontkenners, zeker in een kader van toenemende irrationaliteit die aan de basis ligt van allerlei complottheorieën. Bij het IPCC moeten we een onderscheid maken tussen de rapporten van Werkgroep 1 over de wetenschap van de klimaatsverandering en die van de Werkgroepen 2 en 3 over aanpassing en afzwakking (mitigatie). Even eraan herinneren dat het IPCC zelf geen onderzoek doet, maar alleen een overzicht maakt van het bestaande onderzoek. Werkgroep 1 maakt een samenvatting van het onderzoek op basis van de natuurwetten. Zolang die wetten niet door een wetenschappelijke revolutie teniet worden gedaan, brengen de rapporten een synthese van de best mogelijke klimaatwetenschap.

Dat ligt anders bij de twee andere Werkgroepen, zeker bij de derde die gaat over mitigatie. Die maakt een synthese van scenario’s voor het stabiliseren van het klimaat met inbreng van hypotheses inzake de evolutie van de maatschappij in de klimaatmodellen. Die hypotheses komen in hoofdzaak van economen. In dit gilde van modellenbouwers overheerst het neoliberalisme totaal. Zo stelt het vijfde evaluatierapport van het IPCC het volgende: ‘de klimaatmodellen veronderstellen dat de markten volop functioneren en dat ze zich als concurrentiële markten gedragen’. Kortom, buiten de marktvisie is niets mogelijk, de modellen maken geen hypotheses op basis van openbare planning die ontsnapt aan de wetten van de winst.

Op dat punt moeten we het IPCC bekritiseren. Een onderwerping aan de winst betekent onderwerping aan de accumulatie van kapitaal. Dus worden eenvoudige oplossingen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, door nutteloze en schadelijke productie te verminderen, niet eens bekeken. Die dode hoek van het onderzoek vergroot de angst en moedigt ons aan om de oplossingen van de tovenaarsleerlingen van het groene kapitalisme braaf te volgen. Ik citeer in mijn boek het voorbeeld van onderzoekers die onderzoek doen naar de maximale reductie van de uitstoot per productiesector waarbij ze zich zelfs niet eens kunnen inbeelden dat je de wapenproductie zou verbieden, of dat er minder waren vervoerd kunnen worden en dat die dan per trein en niet per vrachtwagen verplaatst kunnen worden.

Ook het IPBES gaat niet buiten de krijtlijnen van de marktregels. Integendeel zelfs, ze zijn voorstander van het mechanisme van ‘compensatie van de biodiversiteit’. Dat betekent dat een extractivistisch bedrijf in een zone met grote biodiversiteit actief kan zijn op voorwaarde dat het bedrijf belooft om elders het vernielde ecosysteem opnieuw op te bouwen, wat per definitie onmogelijk is. In de mijnbouw en de oliesector wordt een beroep gedan op deze schijnregeling nu de beschikbare voorraden van grondstoffen dalen en ze hun aandacht richten op natuurgebieden rijk aan mineralen of olie.

Het is zeker positief dat het IPBES de rol onderstreept van inheemse volkeren en plattelandsgemeenschappen in de verdediging van de biodiversiteit. Maar tegelijkertijd verklaart ze het verdwijnen van soorten voornamelijk door de toename van de ‘bevolking’ en van de ‘landbouw’ in het algemeen. Alsof de bevolking in haar geheel en landbouw in het algemeen die vernielingen veroorzaken. Dat is duidelijk in tegenspraak met hun lovende woorden over inheemse volkeren en landbouwgemeenschappen. De strategie van het IPBES steunt vooral op het idee dat het aantal natuurreservaten moet toenemen en dat ze versterkt moeten worden als oases van biodiversiteit. Die hebben natuurlijk hun belang maar we zullen de biodiversiteit niet redden wanneer deze oasen gelegen zijn binnen een enorme woestijn van agro-business. Het echte alternatief is de agro-ecologie. En dus moeten we het bevolkingsprobleem ook anders bekijken. Door te wijzen naar ‘de bevolking’ in het algemeen suggereert het IPBES dat meer mensen minder biodiversiteit betekent. Maar in de agro-ecologie zijn er meer mensen nodig dan in de agro-business. We moeten ons niet alleen de vraag stellen wat het maximaal aantal mensen is dat door een bepaalde productiewijze in stand kan worden gehouden, maar ook wat het minimum is aan mensen dat nodig is voor een bepaalde productiewijze.

In Trop tard pour être pessimistes! vermeld ik een vergelijking die ons veel kan leren. Dat is een vergelijking tussen industriële en artisanale visvangst. De tweede is beter voor het klimaat (minder brandstof), beter voor de biodiversiteit, beter voor de menselijke gezondheid, ze kost minder aan de gemeenschap en stelt twintig maal meer mensen te werk voor eenzelfde tonnage aan vangst voor menselijke consumptie. Een vergelijking tussen agro-business en agro-ecologie levert eenzelfde resultaat. De strijd voor biodiversiteit is niet te scheiden van het gevecht tegen de agro-business, de vleesindustrie, de industriële visvangst en andere kapitalistische roofbouw die door het IPBES niet ter discussie worden gesteld.

Je bespreekt andere ecologische stromingen, van diegenen die de ‘Green New Deal’ steunen tot de zogenaamde ‘collapsologen’. De eerste stroming, meestal gesitueerd ter linkerzijde, verbindt dit plan met geldcreatie.  Waarom is dit volgens jou in tegenspraak met een ecosocialistische oplossing? Kunnen de aanhangers van de ‘collapsologie’ een platform worden van uiterst-rechts?

Ik zou niet willen beweren dat de Green New Deal zoals die door de linkerzijde in de VS wordt gesteund in tegenspraak is met de ecosocialistische oplossing. Integendeel, de Green New Deal (GND) verdedigt twee belangrijke ideeën die ook in het ecosocialisme leven: om de catastrofe te stoppen, is er een plan nodig dat zowel de sociale als de ecologische crisis aanpakt. In dat kader deel ik de kritiek die door de marxistische econoom Michael Roberts is geformuleerd. Het gaat over de financiering van de GND door geldcreatie: volgens Roberts kan de financiering van de GND gebeuren door de staat. Maar de waarde van het geld wordt bepaald door de economie, dus door de kapitalisten die de eigenaren ervan zijn. Als ze niet akkoord gaan met de GND, zullen de kapitalisten niet investeren, het geld zal in waarde verminderen en de regering zal haar plan niet kunnen financieren.

Maar dat is nu niet de situatie. Sinds het verschijnen van mijn boek heeft Bernie Sanders gekozen voor Joe Biden. Die heeft de GND vermeld om steun te krijgen van links, maar, al blijft het etiket hetzelfde, de inhoud van de fles is nu anders. Zo voorzag de GND van Sanders in het stopzetten van de fracking; Biden beloofde alleen maar nieuwe vergunningen voor fracking te weigeren en geval per geval de bestaande vergunningen te bekijken. Wanneer het Congres de GND aanvaardt, voorziet het programma in een investering ter hoogte van 40 miljard dollar per jaar gedurende tien jaar in schone energie en technologie, maar ze breekt niet met de fossiele industrie. In zijn ploeg vinden we meerdere mensen die betaald worden door de olie-industrie. Bijvoorbeeld Cedric Richmond, een parlementslid dat nauwe banden heeft met de olie-, gas- en petrochemische industrie in zijn kiesdistrict in Louisiana, een van de tien meest vervuilende districten in de VS. De Biden-versie van de GND is net zoals die van de Europese Commissie, gewoon groen kapitalisme.

Voor wat de collapsologie betreft, ik vind het overdreven om in het algemeen te stellen dat ze een platform voor uiterst-rechts zouden kunnen worden. Ik ben zeer kritisch tegen deze stroming omdat hun boodschap over de onvermijdelijke ineenstorting fatalistisch is. Collectief het gevecht aangaan en het bundelen van het verzet, zijn afwezig in hun perspectieven. Ze hebben geen enkel programma, behalve dan het opbouwen van kleine gemeenschappen die weerstand kunnen bieden, wat volgens hen de enige vorm van maatschappij zal zijn die de grote catastrofe van het verdwijnen van de helft van de mensheid zal kunnen weerstaan. Ze begrijpen niet veel van het kapitalistische systeem, ze denken dat de armen uit het globale Zuiden minder getroffen zullen worden door de ‘ineenstorting’ omdat ze nauwer verbonden zijn met de natuur. Dat is absurd en houdt geen rekening met de kapitalistische, imperialistische en racistische verhoudingen van overheersing.

De collapsologie kan afglijden naar reactionaire concepten die voor de mensheid geen andere toekomst zien dan een regressie naar een archaïsch verleden. De collapsologen bevinden zich op een hellend vlak wanneer ze ideologen als Jung en Eliade de lof toezwaaien – en hun naziverleden blijkbaar niet kennen – en ze daarbij ook pleiten voor een terugkeer voor mannen en vrouwen naar hun ‘archetypes’. Maar de stromingen binnen de collapsologie zijn zeer divers. Er zijn de ‘survivalisten’ (Yves Cochet) en een mystieke component. Er zijn ook libertairen die geloven dat de ‘ineenstorting’ het kapitalisme van de kaart zal vegen en zo de weg zal vrijmaken voor gemeenschappen in zelfbeheer. Het is alles verward en zeer gemengd. Veel jongeren die actief zijn in belangrijke acties tegen fossiele projecten zeggen dat ze zich verwant voelen met de libertaire stroming binnen de collapsologie. Met hen kunnen we samen actie voeren en het strategisch debat aangaan.

In het laatste deel van het boek onderstreep je het belang van het kijken naar nieuwe opkomende sociale bewegingen. Je benadrukt met name de opbouw van een gemeenschappelijke identiteit van mensen die als ondergeschikte in dit systeem leven, vertrekkend vanuit de verschillende subjecten en waarin de feministische beweging een eersterangsrol speelt. Wat zijn voor jou de sleutelelementen van deze ‘herschikking’?

Ik vertrek vanuit een driedubbele vaststelling. Ten eerste: we zullen de productiewijze niet veranderen zonder de arbeiders en arbeidsters, en nog minder tegen hen in; we moeten hen overtuigen van de strijd voor het ecosocialisme. Ten tweede: globaal is de arbeidersbeweging in de achterhoede van deze strijd gebleven; haar belangrijkste organisaties zijn voor de groei en een herstel door het ‘groene kapitalisme’. Ten derde, de voorhoede van de ecosocialistische strijd bestaat uit inheemse volkeren, kleine landbouw(st)ers (met de sleutelrol van Via Campesina), jongeren en vrouwen die op alle vlakken vooraan staan.

Die plaats in de voorhoede of in de achterhoede kwam er niet zomaar. De arbeid(st)ers zijn door het kapitaal geïntegreerd via hun arbeidskracht die wordt gekocht, gekneed en in werking gesteld om meerwaarde te scheppen. Het is een schizofrene toestand: ze hebben er een historisch belang bij dat er een einde komt aan dit systeem, maar hun individuele dagelijks bestaan hangt af van de kruimels die het systeem verdeelt, wat hen verminkt en ook de natuur verminkt. De situatie van boer(inn)en en van de inheemse volkeren is anders: de verdediging van hun dagelijkse bestaan valt grotendeels samen met een ecologisch beheer van hun natuurlijke omgeving. Jongeren ontsnappen gedeeltelijk aan de schizofrene situatie ofwel omdat ze studeren ofwel naar de marge van het systeem worden geduwd; zo komen ze in opstand tegen de vernietiging van de planeet waarop ze leven en eventueel kinderen zullen krijgen.

De verklaring voor de vooraanstaande rol van vrouwen wordt volop bediscussieerd in de vrouwenbeweging. Naar wat ik heb gelezen, ben ik ervan overtuigd dat hun voorhoedepositie het gevolg is van de arbeidsdeling. De arbeid verbonden met de zorg wordt door de patriarchale ordening aan de vrouw toegewezen. Hierdoor zijn vrouwen meer gevoelig en meer geraakt door de ecologische vernieling – een ander boemerang effect, zo je wilt.

Vanuit dat vertrekpunt probeer ik een strategie voor de bundeling van de strijd te schetsen. Je moet helemaal niet zoeken naar de grootste gemene deler tussen bewegingen van onderdrukte en uitgebuite groepen. Integendeel, we moeten vertrekken van de voorhoedes, van een convergentie van boven af, door verbanden te leggen tussen de verschillende strijdvormen en thema’s, met een garantie van autonomie van elke component die haar eigen legitieme doelstellingen nastreeft. Het doel moet zijn een krachtsverhouding te scheppen die een politisering van de belangen bevordert en dus tot een breuk leidt met het productivistisch compromis tussen arbeid en kapitaal.

Notre-Dame-des-Landes is voor mij een leerzaam voorbeeld omdat de alliantie tussen zadisten (bezetters van het gebied), buren en boer(inn)en en hun felle strijd, dit territoriale conflict heeft omgevormd tot een centrale politieke kwestie. Alle politieke en sociale krachten moesten zich met ‘ja’ of ‘nee’ uitspreken over de bouw van de luchthaven. Op die manier veranderde ook de aard van het debat binnen de vakbeweging. De CGT van Vinci in het bijzonder is ertoe aangezet om zich niet alleen uit te spreken over de zorgen en belangen van vakbondsleden, maar dit te doen vanuit een breed sociaal gezichtspunt, een politiek gezichtspunt. Na een interne discussie en dankzij de activiteit van een vakbondslinkerzijde, heeft ze een standpunt ingenomen tegen het project en van steun aan de zadisten. Ik besluit hieruit in navolging van Che Guevara: ‘twee, drie, vele Notre-Dame-des-Landes creëren, dat is het ordewoord’.

Die strategie is totaal tegengesteld aan wat Bruno Latour voorstelt, namelijk ‘noch links, noch rechts, maar de aarde’. Maar ze verschilt ook van een simplistische visie met de slogan ‘het kapitalisme vernietigt de planeet, we moeten dus het kapitalisme vernietigen’. Natuurlijk moeten we het kapitalisme vernietigen en daar is inderdaad een revolutie voor nodig. Maar het is een illusie te geloven dat met het aanwijzen van de kapitalistische vijand, de klassenstrijd op zich de milieucatastrofe zal stoppen. De kern van het huidige probleem is inderdaad deze hergroepering van de klasse ‘voor zich’. Die kan alleen maar voortvloeien uit de strijd en de bundeling van de acties, en dat zal soms een pijnlijk proces zijn met conflicten.

Wanneer je vanuit een ecologisch standpunt kijkt, moet er noodzakelijkerwijs een ecologische wereldvisie komen en wel met eisen vanuit elke uitgebuite en onderdrukte groep. Hierdoor kan een convergentie van bovenaf er komen. Joan Martinez Alier stelt het concept ecologie van de armen voor. We moeten verder in die richting nadenken zodat er binnen elke groep die wordt uitgebuit of onderdrukt een eigen concrete ecologie kan ontstaan, vanuit de eigen situatie. Dat is begonnen bij de beweging van de gele hesjes. Zij hebben zich aangesloten bij betogingen voor het klimaat en betogingen tegen geweld tegen vrouwen. Potentieel heeft elke uitgebuite groep haar eigen ecologie omdat de kapitalistische-patriarchale-racistische verdinglijking van de mensen niet wezenlijk verschilt van die van de andere dieren. Vanuit zo’n strategische visie moeten we volgens mij de taken van ecosocialistische activisten benaderen.

 

Voetnoten

Voetnoten
1 Een Engelse vertaling wordt uitgegeven door Merlin press en het IIRE onder de titel: Green Capitalism: Why it can’t work en is bij het IIRE te bestellen.