De democratie is een feestje, je moet alleen zelf de slingers ophangen. Een aantal hoopvolle — en ook wat minder hoopvolle — tekenen die ik zie in de voorlopige uitslagen van de Nederlandse gemeenteraadsverkiezingen van afgelopen week:

Amsterdam heeft gekozen voor socialer en groener, en heeft kans op een links college. Ondanks het verlies van PvdA en SP, stemden per saldo meer mensen (centrum-)links dan vier jaar geleden. De vraag is nu hoe hard grote winnaar GroenLinks en de andere linkse partijen hun best zullen doen om tot een zo links mogelijk college, zonder D66, te komen. Er zijn wel degelijk combinaties zonder D66 die rond de 23 zetels uitkomen, en een links rompcollege dat veel ruimte laat aan de gemeenteraad is ook een mogelijkheid. Het zou zonde zijn als GroenLinks het beginnend links momentum verloren laat gaan door in een middencoalitie te stappen.

Populistisch-rechts consolideert maar groeit niet verder. De PVV haalt in Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere slechts 2 à 3 zetels — wellicht niet verrassend na het dramatische optreden van vele lokale PVV-kandidaten. In Rotterdam scoren Leefbaar Rotterdam en PVV samen minder zetels dan Leefbaar bij iedere verkiezing sinds 2002 haalde. Ondanks permanente media-aandacht en goede landelijke peilingen komt Forum voor Democratie in Amsterdam niet verder dan zo’n vijf procent van de stemmen. Hun ideeën moeten de komende vier jaar met kracht worden bestreden, maar her en der kun je de eerste voorzichtige signalen waarnemen dat we op weg zijn naar een tijd waarin het radicaal-rechtse geluid niet meer als vernieuwend maar juist als achterhaald wordt gezien.

Er is een markt voor principes en een rechte rug. Ik denk dan opnieuw aan GroenLinks Amsterdam, die zondag prominent meedemonstreerden tegen racisme ondanks zware druk van Klaver c.s. om vooral niet hun nek uit te steken. Maar ook aan Bij1, die dankzij hard werken nu een eerste zetel in de Amsterdamse gemeenteraad lijken te behalen. Aan Nourdin El Ouali van NIDA uit Rotterdam, die zijn eigen positie bleef verdedigen ondanks demonisering in ongeveer alle traditionele media, en daarmee tegen de peilingen in zijn twee zetels handhaaft. En toch ook aan DENK: een partij die in sommige opzichten problematisch is, maar wiens opkomst wel laat zien dat de andere partijen een enorm gat hebben laten vallen in het opkomen voor Nederlanders met een migratieachtergrond.

Wie kiezers niet meer bedient, verliest ze. Dat is op dit moment heel duidelijk te zien bij de SP, vooral in de grote steden. In Amsterdam, waar de SP-wethouders best wat hebben bereikt, is de voorlopige uitslag 3 zetels; in Rotterdam, waar de partij zich altijd principieel opstelde, 2 zetels; in Utrecht 2 en in Den Haag 1.

Dat heeft vooral te maken met de landelijke koers en uitstraling: de SP heeft zich steeds verder teruggetrokken op een strategie die vooral een specifieke groep aanspreekt — en dat lijkt er nog sterker dan bij de verkiezingen vorig jaar toe te leiden dat de partij in plaatsen als Oss overeind blijft of wint, maar met name in de Randstad structureel minder kiezers trekt. Dat is spijtig, want dat gaat ten koste van de positie van links als geheel.

Door politieke versplintering dreigen centrumcolleges. In veel uitslagen die ik vanavond heb gezien, is de per saldo verschuiving tussen links en rechts niet zo groot, maar is de uitslag vooral gefragmenteerder dan vier jaar geleden. In Amsterdam gaat de raad van acht naar tien fracties en zijn er minimaal vier partijen nodig voor een college; in Rotterdam komen er dertien fracties en geldt hetzelfde; in Den Haag zijn er zelfs vijftien partijen (!) in de raad gekozen.

Omdat de nieuwe fracties zich vooral aan de flanken bevinden, zal de neiging groot zijn om centrumcolleges te vormen met als basis de wat grotere en ervaren fracties van partijen als PvdA, CDA, VVD en D66.

Die krijgen vaak minder voor elkaar dan coalities met een duidelijke linkse of rechtse signatuur. Kleurloze centrumcoalities waar de bestaande en nieuwe oppositiepartijen vrij op kunnen schieten, zijn een recept voor onvrede en voor verdere versplintering over vier jaar.

Privacy is eindelijk onderwerp van debat, en jonge mensen snappen het wél. In 2013 en 2014 was er dankzij de onthullingen van Edward Snowden veel aandacht voor het op grote schaal afluisteren van onschuldige burgers door de Amerikaanse inlichtingendiensten. Het verbaasde mij toen dat daarover zo weinig maatschappelijke onrust ontstond. De uitslag van het referendum over de Wiv (de ‘Sleepwet’) is nog niet bekend, maar duidelijk is dat veel Nederlanders zich nu wel degelijk zorgen maken over privacy en de praktijken van geheime diensten.

Althans: jongeren, want uit alle peilingen bleek dat 35-minners massaal tegen de wet stemmen en 65-plussers massaal voor. Met de vergrijzing zal de komende twintig jaar het verschil in opvattingen tussen jongeren en ouderen steeds vaker politiek relevant worden. Er zijn twee manieren om daarmee om te gaan: ofwel we moeten heel veel energie steken in ouderen overtuigen, ofwel we houden verkiezingen en referenda in de toekomst gewoon via een app.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de weblog van Kevin Levie.