Op een koude novembernacht, in 1933, leest Osip Mandelstam zijn jongste gedicht voor. Hij doet dat in besloten kring, want zegt hij: ‘In Rusland wordt poëzie ernstig genomen, je kunt ervoor gedood worden.’ Het betreffende gedicht wordt later bekend als het Stalin Epigram.

Die bekendheid is relatief, want nergens vind ik een Nederlandse vertaling. Op het internet zoek ik drie Engelse en twee Franse versies en maak er een eigen vertaling van, waarop ik nu een tevreden blik mag werpen.

We leven zonder vaste grond onder de voet

Onze woorden dragen geen tien passen ver.

Maar als we dan toch iets willen zeggen

laat het dan over de bergbeklimmer van het Kremlin gaan.

 

Zijn vette vingers wemelen als levend aas,

zijn woorden hebben het gewicht van een kwintaal.

De man met de kakkerlakken snor die spot

draagt laarzen waarvan de toppen glanzen.

 

Hij troont te midden van zijn kippen zonder kop,

toegewijde halfmensen wiens ijver hij bespeelt.

De ene fluit, aan ander blaat, een derde knort

terwijl hij buldert en met zijn vinger wijst.

 

Hij smeedt decreten als waren ‘t hoefijzers

Een voor ‘t hoofd, het oog, de slaap, de lies.

Elke executie is een feest

en groot is de appetijt van de Osseet.

De consternatie in de kamer is groot. “Onmiddellijk vernietigen!”, zegt de ene. “Deze avond heeft nooit plaatsgehad”, zegt iemand anders. Maar gezegd is gezegd. En zoals je weet: er is altijd wel iemand die het gaat voortvertellen. Wat betekent dat de kippen zonder kop het te horen krijgen en uiteindelijk ook hij die buldert en met zijn vinger wijst.

Mandelstam kan nu alleen nog wachten op de klop op de deur. Die komt er in 1934. Hij wordt opgepakt en in de Loebjanka ondervraagd.

Daar ‘bekent’ de dichter dat hij nooit zo’n voorstander van de bolsjewieken geweest is, maar toch. Na 1920, zegt hij, “karakteriseerde mijn politiek en sociaal bewustzijn zich door een groeiend vertrouwen ten aanzien van de politiek van de communistische partij en van de Sovjetautoriteiten. In 1927 werd dat vertrouwen aan het wankelen gebracht door mijn oppervlakkige maar warme sympathie voor het trotskisme…”

En het vertrouwen komt niet meer weer, integendeel.

In de Loebianka wordt dat alles genoteerd onder de titel: Contrarevolutie van de schrijvers. De ondervrager maakt Mandelstam duidelijk dat het hem vooral om diens Stalin Epigram te doen is. En of hij het even wil opschrijven. Mandelstam doet het, zonder verpinken.

Er zijn er daar al voor minder vermoord, maar Mandelstam ontsnapt wel aan het ergste, althans voorlopig, want de Russische literatuur beleeft in 1934 een hoogmis met het ‘Eerste Congres van de Sovjetschrijvers’. En dan is het toch beter dat er in de voorafgaande weken niemand vermoord wordt omdat hij een gedicht geschreven heeft. Mandelstam wordt verbannen en zijn vrouw mag mee.

Het sleutelwoord in bovenstaande paragraaf is ‘voorlopig’. Wanneer Mandelstam uit ballingschap terugkeert probeert hij weer als schrijver aan de bak te geraken. Hij contacteert de Unie van de Sovjetschrijvers die daar zijn fiat voor moet geven.

De secretaris-generaal van die schrijversbond, Vladimir Stavski, brengt de gevreesde Nikolaj Jezjov schriftelijk op de hoogte. In die brief praat hij Mandelstam aan de galg. De slotzin luidt: ‘Eens te meer vraag ik u om een bijdrage te leveren om het probleem Ossip Mandelstam te regelen.’ De brief leert ons wat de Unie van Sovjetschrijvers feitelijk is. Niet alleen is het een club die, in naam van het socialistisch realisme, alle creativiteit onderdrukt, het is ook een filiaal van de geheime politie.

Op 17 mei 1938 mag Mandelstam het nog eens gaan uitleggen. Er zijn nieuwe bezwarende feiten: ‘Mandelstam onderhield nauwe contacten met de vijanden van het volk Stenitch en Kibaltchitch, tot op het ogenblik dat die laatste uitgewezen wordt.’

Met de eerste wordt wellicht Valentin Stenitch bedoeld, die James Joyce in ’t Russisch vertaald heeft (misdaad!); het pseudoniem van de tweede is Victor Serge, die in Rusland openlijk de kant van Trotski kiest.

Vijf jaar werkkamp wordt Mandelstams deel, wat voor iemand met zijn gezondheid een doodvonnis is. Ossip Mandelstam sterft op 27 december 1938. Een getuige verklaart: ‘Men maakte een plaatje aan zijn been vast, smeet hem met nog andere lijken op de wagen en dumpte hem in een gemeenschappelijke graf.’

Vitali Chentalinski, La Parole Ressuscitée. Dans les archives littéraires du K.G.B.  Uit het Russisch in het Frans vertaald door Galia Ackerman en Pierre Lorrain. Editions Robert Laffont, Paris 1993. 462 pp.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op De Laatste Vuurtorenwachter.