Het slechte nieuws is: ‘We consumeren onszelf dood’. Het goede nieuws is: ‘We hebben het in onze eigen hand. De kracht van de consument kan de wereld veranderen’. Tenminste, dat is wat talloze commentatoren in kranten, auteurs van boeken, levensgidsen en, niet in de laatste plaats, de groeiende biologische en fairtrade sector zeggen. ‘Verander jezelf’, is de boodschap.

Het praten over ‘bewuste consumptie’, ‘duurzame levensstijl’ en de ‘verantwoordelijkheid van de consument’ is geenszins nieuw. Maar met het groeiende besef van de omvang van de klimaatcrisis is ook de kritiek op consumptie opnieuw toegenomen.

Mag ik nog steeds op vakantie met het vliegtuig, ondanks de fatale gevolgen voor mijn individuele CO2-voetafdruk? Kan ik nog steeds vlees eten, hoewel de productie van een steak evenveel broeikasgassen veroorzaakt als 50 porties groenten? Miljoenen mensen beginnen zich deze vragen te stellen en dat is een goede zaak, want het is een uitdrukking van hetzelfde groeiende bewustzijn van het probleem waardoor honderdduizenden studenten van Fridays for Future de straat op gaan, of de tienduizenden mensen in het Hambachwoud zich verzetten tegen de kolengraafmachines van het energiebedrijf RWE.

Het neoliberale credo van persoonlijke verantwoordelijkheid

Ja, de toekomst van de planeet ligt in onze handen. Maar kritiek op consumptie is geen verstandige strategie om de milieucrisis aan te pakken en een ineenstorting van het klimaat te voorkomen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de vraag naar bewuste consumptie ook in burgerlijke kringen steeds populairder wordt. Ieder individu is verantwoordelijk voor zichzelf – dit sluit perfect aan bij het neoliberale credo van de heersende klassen. Omdat de kritiek van de consument het zicht op de werkelijke oorzaken van de klimaatcrisis – de grote energie- en industriële groepen – verbergt.

Nu kan men antwoorden: maar consumeren wij niet allemaal producten van deze bedrijven waardoor we deze bedrijven in de eerste plaats mogelijk maken? Wij zijn degenen die hun auto’s, mobiele telefoons, koelkasten, wasmachines en voedsel kopen, die hun elektriciteit gebruiken en onze huizen verwarmen met de energie die ze produceren. Zijn we niet allemaal verantwoordelijk? Belangrijker nog, kan ‘ieder van ons’ niet van gedachten veranderen en bewust handelen om een verandering in de richting van een duurzame economie in gang te zetten? Hebben wij als consumenten niet de macht om te beslissen wat, hoe en hoeveel er geproduceerd wordt?

Het sprookje van de consumentenmacht

Het antwoord is nee. In een kapitalistisch systeem is productie niet gericht op behoeften van mensen, maar op winstbelangen van kapitalisten. Om dit te zien, hoeven we niet te kijken naar de armste landen van de wereld, waar miljoenen mensen honger lijden, terwijl de lokale landbouw daar producten produceert voor de export – zoals palmolie voor biodiesel of eco-gecertificeerde koffie.

Het is genoeg om te kijken naar de grote steden, waar luxe appartementen en kantoorgebouwen worden gebouwd in plaats van de broodnodige betaalbare woningen, ook al staan miljoenen vierkante meters kantoorruimte leeg. In het kapitalisme is het niet de bevrediging van behoeften die bepaalt wat, hoe en hoeveel er wordt geproduceerd, maar winstverwachting.

Een van de kernproblemen van de kritiek op consumptie is dat ze ervan uitgaat dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten en dat we samen bijdragen aan het langzame zinken ervan. Het is duidelijk dat klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens. Maar dat is slechts de helft van de waarheid: de armen worden niet alleen vaak zwaarder getroffen door de klimaatverandering, maar dragen daar ook het minst aan bij. En omgekeerd: hoe rijker een persoon is, des te groter is zijn of haar persoonlijke belasting van het klimaat.

Klimaatcrisis als een klassenvraagstuk

Hoewel in het debat over duurzame consumptie en milieubewustzijn vaak het beeld geschetst wordt dat de goedkope Aldi-worst eter de grootste zondaar van het klimaat is, zijn het in werkelijkheid de rijken die onze lucht verreweg het meest vervuilen. Een studie van Oxfam uit 2015 concludeert dat iemand uit de rijkste 1 % van de wereldbevolking 175 keer zoveel uitstoot veroorzaakt als iemand uit de armste 10 %. 50 % van de totale uitstoot kan worden toegeschreven aan de rijkste 10 % van de wereldbevolking.

‘Degenen die meer verdienen, leven meestal meer vervuilend’, is de titel van een studie van het Bundesamt für Umwelt in 2018. Volgens de studie hebben mensen met een hoog milieubewustzijn niet noodzakelijk een goede persoonlijke ecobalans. Aan de andere kant hebben mensen met ‘een eenvoudigere achtergrond’, die zichzelf het minst zuinig vinden in het behoud van hulpbronnen en een vrij laag niveau van milieubewustzijn hebben, de minste impact op het milieu. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje wat betreft de klimaatverandering, maar sommigen dragen er veel meer aan bij om de boot te laten zinken.

De kritiek op consumptie is dan ook in de eerste plaats een oproep aan de rijken om hun consumentengedrag te veranderen. Dit is niet alleen een stomp zwaard in de strijd tegen klimaatverandering, maar een fatale strategie gezien de omvang van de crisis en de urgentie van het probleem.

Kritiek op consumptie: is de klant koning?

De meeste mensen op deze planeet hebben geen ruimte om hun consumptiegedrag te veranderen omdat ze op het bestaansminimum leven. In sterk geïndustrialiseerde landen is het echter een beetje anders: delen van de arbeidersklasse hebben ook een zekere levensstandaard, hebben een eigen huis, rijden met de auto en vliegen soms in hun vakantie. Maar welke invloed hebben hun keuzes op wat er geproduceerd wordt en onder welke voorwaarden? Is de klant koning, zoals de handel ons wil doen geloven?

Het antwoord is nogmaals nee. Consumptie is in alle opzichten een afhankelijke variabele van de kapitalistische productie. De productie bepaalt niet alleen het volume, het type en de prijs van goederen, maar ook het inkomen van de consumenten, waardoor zij in staat zijn om te consumeren. Consumenten kunnen alleen uitgeven wat ze verdienen en kopen wat ze aangeboden krijgen voor dat geld. Zij bepalen niet het aanbod, maar kunnen niets anders doen dan hun behoeften aanpassen aan hun portemonnee en aan het aanbod op de markt.

Het zijn niet de behoeften die bepalen wat er geproduceerd wordt, maar de producten die nieuwe behoeften creëren – ongeacht de gevolgen die dit heeft voor ons en ons milieu. Consumenten zien zichzelf omringd door een horde concurrerende zakenmensen die niet alleen op de inhoud van hun portemonnee uit zijn, maar met hun verschillende producten ook op hun gezondheid en veiligheid: niemand wil hormoongeïnfecteerd vlees uit de massale veehouderij eten. Niemand wil dat kinderen gedwongen worden om te werken op cacaoplantages voor de chocolade in onze supermarkten.

Niemand wil dat er slijtende onderdelen in onze mobiele telefoons worden geïnstalleerd, zodat ze na korte tijd niet meer gebruikt kunnen worden. Toch worden al deze goederen aangeboden.

Biologische- en eerlijke handel als alternatief?

Zelfs als we het ons kunnen veroorloven om meer te betalen voor biologische en fairtradeproducten, is het een misvatting dat dit onze consumptie duurzaam zou maken. Er zijn veel illusies over biologisch voedsel: gezonder, beter voor het milieu, van lokale boerderijen, met gelukkige dieren. De waarheid is anders.

In 2015 werd in Duitsland 8,62 miljard euro uitgegeven aan biologische voeding. De omzet is in tien jaar tijd meer dan verdubbeld. Maar waar komen de producten vandaan? Hoe organisch is het, als er organisch op staat? En wie controleert dat? De zoektocht naar antwoorden leidt naar de profiteurs van de groei.

In Zuid-Spanje, bijvoorbeeld, maar ook in China, zijn enorme kassen en plantages gebouwd om biologisch voedsel te verbouwen voor de behoeften van Duitsland. Dit alles heeft niets te maken met ecologische of duurzame landbouw. Water wordt verspild en grondwatervervuiling wordt getolereerd. Dagloners werken voor lage lonen onder de plastic folie van tienduizenden kassen. De producenten in Duitsland kunnen de lage loonkosten niet bijhouden. In Duitsland bedraagt het aandeel van landbouwgrond die biologisch wordt geëxploiteerd slechts 6,5 procent. Daarom komt er steeds meer biologisch voedsel uit het buitenland. De Agrarmarkt Informations-Gesellschaft schat dat een op de twee  wortels wordt geïmporteerd, een op de drie appels, een op de vier liter melk en een op de vier kilo varkensschnitzel. Bijna 90 procent van de biologische tomaten komt uit het buitenland. Een vloot van vliegtuigen, vrachtwagens en containerschepen brengt de goederen binnen.

Hoewel veel biologische en milieukeurmerken de consument een indruk geven van de ecologische productieomstandigheden, is het voor de koper moeilijk bij te houden hoe de goederen worden geproduceerd. Negen landbouworganisaties adverteren in Duitsland met hun eigen biologische labels. De staat heeft de belangrijkste controles gedelegeerd aan particuliere ondernemingen en de autoriteiten zelf testen deze slechts steekproefsgewijs. In de praktijk betekent dit dat biologische landbouwers de particuliere controle-organisatie kiezen en een vergoeding betalen. De inspecteurs hebben er dus een economisch belang bij om met de bedrijven samen te werken om orders te genereren.

De situatie met de zogenaamde ‘fair trade’ is niet beter: het aantal verschillende definities van ‘fair trade’ is bijna even groot als het aantal verschillende ‘fair trade’-labels dat op een grote verscheidenheid aan producten wordt toegepast. Er is geen wettelijk bindende norm; elke organisatie stelt haar eigen criteria vast.

Kritiek op het verbruik: groene stroom en vegetarisme

Zelfs door producten die bijzonder schadelijk zijn voor het klimaat volledig af te schaffen, kan de consument geen merkbare invloed op de productie uitoefenen. Het aantal vegetariërs in Duitsland neemt al jaren toe. Terwijl de vraag naar vlees in Duitsland gestaag afneemt, blijft de vleesproductie echter stijgen. In 2016 was dat 8,25 miljoen ton – meer dan ooit tevoren.

De reden voor de toename van de vleesproductie, ondanks de daling van de vraag, is de toenemende exportgerichtheid van de lokale vleesindustrie. Hoewel de totale exportwaarde de laatste tijd is gedaald, is dit niet te wijten aan een lagere hoeveelheid, maar aan lagere prijzen. Hoewel de invoer van varkensvlees de afgelopen tien jaar vrijwel onveranderd is gebleven, is de uitvoer in deze periode bijna vertienvoudigd. Het overgrote deel gaat naar andere EU-landen, maar China wordt ook een steeds grotere afnemer van vleesproducten uit Duitsland. Terwijl biologische asperges in Duitsland steeds vaker uit het Verre Oosten komen, komen de overtollige vleesproducten uit Duitsland in toenemende mate in het Verre Oosten terecht.

Om de voor het klimaat schadelijke productie van vlees te verminderen, zijn wettelijke voorschriften nodig, zoals een verbod op de massale veehouderij of hogere minimumlonen in de vleesindustrie. Het is een kwestie van politieke actie en niet van beslissingen van particuliere consumenten.

Hoewel steeds meer huishoudens overschakelen op groene stroom, blijven de grote energiebedrijven kolengestookte elektriciteit produceren omdat de wetgever dit toestaat en ze er enorme winsten mee maken.

Breuk met de steenkool-, olie- en automobielindustrie

Het is ook een politieke beslissing of de staat investeert in de ontwikkeling van het wegvervoer òf het spoorvervoer, of dat ze het luchtvervoer òf het openbaar lokaal- en langeafstandsvervoer per spoor moet subsidiëren. Als individuele consumenten hebben wij hier geen invloed op. De oproep om af te zien van een zomervakantie per vliegtuig is zinloos als er geen goedkoop alternatief per spoor beschikbaar is. En het zijn niet alleen de financiële mogelijkheden die onze keuzes als consument beperken, maar ook het feit dat bijvoorbeeld de weg naar het werk alleen met de auto kan worden afgelegd bij gebrek aan alternatieven.

We hebben een duidelijke breuk met de kolen- en olie-industrie nodig en een snelle omschakeling van het individuele autovervoer naar gratis openbaar vervoer, lokaal en op lange afstand. Hiervoor moeten we de oorlog verklaren aan de auto- en energiebedrijven. De privébeslissing om zonder eigen auto te gaan of over te schakelen op groene stroom zal de stroomtoevoer niet onderbreken. In de consumptie staat de arbeidersklasse geïsoleerd, het is de productie waarin zij het potentieel heeft om haar collectieve kracht te ontwikkelen. Verandering van bewustzijn gebeurt wanneer mensen zich verenigen en samen vechten in plaats van met de vinger te wijzen naar anderen en hun ‘verkeerde’ manier van consumptie.

Dit alles betekent natuurlijk niet dat we moeten leven volgens het motto: ‘Na mij de zondvloed’. Maar vertrouwen op de oproep tot bewuste en duurzame consumptie is gedoemd te mislukken als politieke strategie; en uiteindelijk een geschenk aan de feitelijke daders van de klimaatcrisis. Wie de klimaatramp wil stoppen, moet uiteindelijk de groeibeperkingen en de maximalisering van de winst van het bestaande economische systeem in twijfel trekken en strijden voor een democratisch geplande economie die de natuurlijke hulpbronnen niet overlaat aan particuliere belangen in de concurrentie: systeemverandering!

Dit artikel verscheen oospronkelijk op Marx21. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.