Weinig marxistische denkers waren meer toegewijd aan het internationalistische programma van het socialisme dan Rosa Luxemburg. Ze was Joods, Pools en Duits, maar haar enige en echte ‘moederland’ was de Socialistische Internationale.

In tegenstelling tot veel andere socialisten uit haar tijd, was voor Luxemburg het internationalisme niet beperkt tot de Europese landen. Ze verzette zich al vroeg actief tegen het Europese kolonialisme en stak haar sympathie voor de strijd van de koloniale volkeren niet onder stoelen of banken. Daartoe behoorden uiteraard de Duitse koloniale oorlogen in Afrika, zoals de brute onderdrukking van de Herero-opstand in Duits Zuid-West Afrika in 1904. In een toespraak in juni 1911 zei ze:

“De Herero zijn een negervolk, dat eeuwenlang in hun thuisland heeft geleefd. … Hun ‘misdaad’ was dat ze niet zwichtten voor blanke slavendrijvers … en hun land verdedigden tegen buitenlandse indringers. … Ook in deze oorlog werden de Duitse wapens rijkelijk met glorie bedekt. … De mannen werden doodgeschoten, de vrouwen en kinderen … de brandende woestijn in gedreven.”

Terwijl ze de Duitse imperialistische pretenties (tegen Frankrijk) in Noord-Afrika veroordeelde – het zogenaamde ‘Marokko incident‘ in 1911, toen Duitsland zijn oorlogsschepen naar Agadir stuurde – beschreef ze het Franse kolonialisme in Algerije als een gewelddadige poging om burgerlijk privébezit op te leggen aan het aloude clan-communisme van de Arabische stammen. In haar lezingen over politieke economie aan de school van de Sociaal Democratische Partij in 1907-1908 benadrukte ze het verband tussen het moderne communisme van de proletarische massa’s in de ontwikkelde kapitalistische landen en de ‘oude communistische overblijfselen die in de koloniale landen hardnekkig weerstand boden tegen de opmars van de op winst beluste’ imperialistische overheersing.

In haar belangrijkste economische werk, De accumulatie van het kapitaal, betoogde ze dat de kapitalistische accumulatie op wereldschaal niet slechts een beginstadium was, maar een permanent proces van gewelddadige onteigening:

“De accumulatie van het kapitaal, gezien als een historisch proces, gebruikt geweld als een permanent wapen, niet alleen in haar ontstaansgeschiedenis, maar verder tot op de dag van vandaag. Vanuit het gezichtspunt van de betrokken primitieve samenlevingen is het een kwestie van leven of dood; voor hen kan er geen andere houding zijn dan verzet en strijd tot het bittere eind … Vandaar dat permanente bezetting van de koloniën door het leger, inheemse opstanden en strafexpedities aan de orde van de dag zijn voor elk koloniaal regime.”

Heel weinig socialisten in die tijd veroordeelden niet alleen de koloniale expedities, maar rechtvaardigden ook het verzet en de strijd van het gekoloniseerde volk. Deze houding onthult het werkelijk universele karakter van haar internationalisme – ook al stond Europa natuurlijk in het middelpunt van haar aandacht.

Arbeiders aller landen, verenigt u!

Georg Lukács betoogde in zijn hoofdstuk over The Marxism of Rosa Luxemburg in History and Class-Consciousness (1923) dat de dialectische categorie van de totaliteit de ‘drager is van het principe van de revolutie in de wetenschap.’ Hij zag Rosa Luxemburgs geschriften, vooral haar De accumulatie van het kapitaal (1913), als een treffend voorbeeld van deze dialectische benadering. Hetzelfde kan echter gezegd worden van haar internationalisme: ze beoordeelt, analyseert en bespreekt alle sociale en politieke kwesties vanuit het gezichtspunt van de totaliteit, dat wil zeggen vanuit het perspectief van de belangen van de internationale arbeidersbeweging.

Deze dialectische totaliteit was geen abstractie, geen leeg universalisme, of een conglomeraat van ongedifferentieerde wezens: ze wist heel goed dat het internationale proletariaat een menselijke pluraliteit was, samengesteld uit mensen met hun eigen culturen, talen en geschiedenissen; hun zeer verschillende levens- en werkomstandigheden. In De accumulatie van het kapitaal staat een lange beschrijving van dwangarbeid in de mijnen en op de plantages in Zuid-Afrika – in de Duitse fabrieken was niets vergelijkbaars te vinden. Maar deze verscheidenheid mocht niet worden opgevat als een belemmering voor gemeenschappelijke actie: met andere woorden, internationalisme betekende voor haar, net als voor Marx en Engels, ‘Proletariërs aller landen verenigt u’ – de eenheid van arbeiders uit alle landen tegen hun gemeenschappelijke vijand: het kapitalistische systeem, het imperialisme en de imperialistische oorlogen.

Daarom weigerde ze, kort na haar aankomst in Duitsland en haar intrede in de gelederen van de Duitse Sociaal Democratische Partij (SDP), ook maar enige concessie te doen aan het militarisme, militaire kredieten of marine-expedities. Terwijl de sociaaldemocratische rechtervleugel (mensen als Wolfgang Heine en Max Schippel) bereid waren over deze kwesties met de regering van de Keizer te onderhandelen, veroordeelde zij openlijk dergelijke capitulaties, zogenaamd gerechtvaardigd door de ‘noodzaak om banen te scheppen’.

Consequent tegen oorlog

Rosa Luxemburg zag duidelijk genoeg het dreigende gevaar van een Europese oorlog en hield nooit op de oorlogsvoorbereidingen van de keizerlijke Duitse regering aan de kaak te stellen. Op 13 september 1913 hield ze een toespraak in Bockenheim, een stad in de buurt van Frankfurt am Main, die eindigde met een plechtige internationalistische verklaring: ‘Als men denkt dat wij de moordwapens tegen onze Franse en andere broeders zullen opnemen, dan roepen we: dat doen we nooit!’ De officier van justitie klaagde haar onmiddellijk aan wegens ‘het oproepen tot openbare ongehoorzaamheid aan de wet’.

Het proces vond plaats in februari 1914 en Rosa Luxemburg hield een onbevreesde toespraak waarin ze het militarisme en de oorlogspolitiek aanviel en een resolutie aanhaalde van het Brusselse congres van de Eerste Internationale in 1868: in geval van oorlog zouden de arbeiders een algemene staking moeten uitroepen. De toespraak verscheen in de socialistische pers en werd een soort klassieker in de anti-oorlogsliteratuur. Ze werd veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, maar pas na het uitbreken van de oorlog, in 1915, durfden de keizerlijke autoriteiten haar te arresteren.

Terwijl veel andere Europese socialisten en marxisten bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog hun eigen regering steunden in naam van de ‘verdediging van het vaderland’, probeerde zij onmiddellijk het verzet tegen de imperialistische oorlog te organiseren. In haar geschriften tijdens deze eerste cruciale maanden deed ze geen enkele concessie aan de agressieve officiële ‘patriottische’ ideologie, en ontwikkelde ze steeds kritischer argumenten tegen het ellendige verraad van de SPD-leiding aan de principes van het proletarisch internationalisme.

Verschillende malen gevangen gezet voor haar antimilitaristische en anti-nationalistische propaganda, vatte ze haar principiële standpunt samen in een essay uit 1916 getiteld ‘Het een of het ander [Either/Or]: ‘Het vaderland van het proletariaat, waarvan de verdediging voorrang moet hebben op al het andere, is de socialistische Internationale’. De Tweede Internationale was ineengestort onder de invloed van wat ze ‘sociaal-chauvinisme’ noemde, dat ‘Proletariërs aller landen, verenigt u!’ verving door ‘Proletariërs aller landen, snijdt elkaar de keel door!’

In reactie hierop deed Luxemburg een oproep tot de oprichting van een nieuwe Internationale. In haar voorstel voor de grondbeginselen van deze toekomstige Internationale, benadrukte ze: ‘Er kan geen socialisme zijn buiten de internationale solidariteit van het proletariaat en er kan geen socialisme zijn zonder klassenstrijd. Het socialistische proletariaat kan geen afstand doen van de klassenstrijd en de internationale solidariteit, noch in oorlog noch in vrede, zonder zelfmoord te plegen.’

Dit was natuurlijk een antwoord op het hypocriete argument van Karl Kautsky dat de Internationale een instrument was voor tijden van vrede, maar helaas niet voldeed in een situatie van oorlog. Deze nieuwe theorie diende als rechtvaardiging voor zijn steun aan de Duitse ‘nationale defensie’ in 1914. Het een of het ander bevat een persoonlijke verklaring, een ontroerende bekentenis van haar meest gekoesterde ethische en politieke waarden: ‘De internationale broederschap van de arbeiders is voor mij het hoogste en het heiligste op aarde, het is mijn leidende ster, mijn ideaal, mijn vaderland; ik geef liever mijn leven op, dan dit ideaal ontrouw te worden!’

Waarschuwing tegen nationalisme

Rosa Luxemburg was profetisch in haar waarschuwingen tegen het kwaad van imperialisme, nationalisme en militarisme. Een profeet is niet iemand die op wonderbaarlijke wijze de toekomst voorspelt, maar iemand die, zoals Amos en Jesaja, het volk waarschuwt voor de catastrofe die in het verschiet ligt – tenzij ze collectieve actie ondernemen om die catastrofe te voorkomen. Ze waarschuwde dat er altijd nieuwe oorlogen zullen uitbreken zolang imperialisme en kapitalisme blijven bestaan:

“De wereldvrede kan niet worden veiliggesteld door zulke utopische of in wezen reactionaire plannen als internationale arbitragehoven bestaande uit kapitalistische diplomaten, diplomatieke akkoorden over ‘ontwapening’ … ‘Europese federaties’, ‘Midden-Europese douane-unies’, ‘nationale bufferstaten’ en dergelijke. Imperialisme, militarisme en oorlogen zullen niet worden afgeschaft of verdoemd zolang de heerschappij van de kapitalistische klassen onbetwist voortduurt.”

Ze waarschuwde tegen het nationalisme als doodsvijand van de arbeiders en de socialistische beweging en als voedingsbodem voor militarisme en oorlog. ‘De onmiddellijke taak van het socialisme,’ schreef ze in 1916, ‘zal de intellectuele bevrijding van het proletariaat zijn van de overheersing van de bourgeoisie zoals die zich manifesteert in de invloed van de nationalistische ideologie.’

In het Fragment over oorlog, de nationale kwestie en revolutie (1918) maakt zij zich zorgen over de plotselinge opkomst van nationalistische bewegingen tijdens het laatste oorlogsjaar: ‘Op de nationalistische Blockberg is het vandaag de Walpurgisnacht’ (een verwijzing naar de Duitse mythologische heksensabbat). Deze bewegingen waren van zeer verschillende aard, sommige waren de uitdrukking van minder ontwikkelde burgerlijke klassen (zoals in de Balkan), terwijl andere, zoals het Italiaanse nationalisme, zuiver imperialistisch-koloniaal waren. Deze ‘huidige wereld-explosie van nationalisme’ bevatte een bonte verscheidenheid aan specifieke belangen, maar werd verenigd door een gemeenschappelijk belang dat voortvloeide uit de uitzonderlijke historische situatie die door oktober 1917 was ontstaan: de strijd tegen de dreiging van de proletarische wereldrevolutie.

Wat zij bedoelde met ‘nationalisme’ was natuurlijk niet de nationale cultuur of de nationale identiteit van verschillende volkeren, maar veeleer de ideologie die ‘De Natie’ tot de hoogste politieke waarde maakt waaraan al het andere zich moet onderwerpen (‘Deutschland über alles‘).

Haar waarschuwingen waren profetisch, voor zover enkele van de ergste misdaden van de twintigste eeuw – van de Eerste tot de Tweede Wereldoorlog (Auschwitz, Hiroshima) en daarna – werden begaan in naam van nationalisme, nationale hegemonie, ‘nationale defensie’, ‘nationale vitale ruimte’, en dergelijke. Het stalinisme zelf was het product van de nationalistische ontaarding van de Sovjetstaat, zoals belichaamd in de slogan ‘Socialisme in één land’.

Men kan kritiek hebben op sommige van haar standpunten met betrekking tot nationale eisen, maar ze zag duidelijk de gevaren van de politiek van natiestaten (territoriale conflicten, ‘etnische zuivering’, onderdrukking van minderheden). Ze kon de genociden niet voorspellen.

Verzet tegen nationale onafhankelijkheid

Het is echter waar dat dit radicale internationalisme haar ertoe bracht bedenkelijke standpunten in te nemen over de nationale kwestie. Wat bijvoorbeeld haar geboorteland Polen betreft, verzette ze zich niet alleen tegen de oproep tot nationale onafhankelijkheid van Polen door de ‘sociaal-patriotten’ van Piłsudski’s Poolse Socialistische Partij (PPS), maar verwierp ze zelfs de bolsjewistische steun voor het recht van Polen op zelfbeschikking (met inbegrip van het recht om zich van Rusland af te scheiden).

Tot 1914 zou ze haar standpunten baseren op ‘economistische’ argumenten: Polen was al geïntegreerd in de Russische economie en daarom was de Poolse onafhankelijkheid een zuiver utopische eis die alleen werd gedeeld door reactionaire aristocratische of kleinburgerlijke lagen. Ze beschouwde naties ook als in wezen ‘culturele’ verschijnselen en stelde ‘culturele autonomie’ voor als oplossing voor nationale eisen. In haar benadering ontbrak precies de politieke dimensie van de nationale kwestie zoals benadrukt in de geschriften van Lenin over het onderwerp: het democratisch recht op zelfbeschikking.

Tenminste in één artikel stelde ze het probleem echter op een veel opener en dialectischer manier: de inleiding in 1905 op de bundel De Pools kwestie en de socialistische beweging. In dit essay maakt ze een zorgvuldig onderscheid tussen het legitieme recht van ieder volk op onafhankelijkheid – ‘dat rechtstreeks voortvloeit uit de meest elementaire beginselen van het socialisme’ – en de wenselijkheid van deze onafhankelijkheid voor Polen, die ze afwees. Ze benadrukte ook dat nationale onderdrukking ‘de meest ondraaglijke barbaarse onderdrukking’ is en alleen ’toornige, fanatieke opstand’ kan uitlokken.

Maar enkele jaren later, in haar boek De Russische Revolutie uit 1918 – dat zeer waardevolle kritiek bevat op de inperkingen van democratie en vrijheid door de bolsjewieken – verwerpt ze opnieuw elke verwijzing naar het zelfbeschikkingsrecht van de natie als ‘holle, kleinburgerlijke fraseologie‘.

Een kompas voor de geglobaliseerde linkerzijde

Wat is vandaag de dag de relevantie van Rosa Luxemburgs internationalisme? Natuurlijk zijn de historische omstandigheden in het begin van de eenentwintigste eeuw heel anders dan die in het begin van de twintigste eeuw, toen ze de meeste van haar teksten schreef. Toch is haar internationalistische boodschap in een aantal beslissende aspecten vandaag de dag even relevant – of misschien zelfs relevanter – als in haar tijd.

In de eenentwintigste eeuw heeft de kapitalistische globalisering haar macht in een historisch ongekende mate opgelegd, obscene niveaus van ongelijkheid bevorderd en geleid tot catastrofale gevolgen voor het milieu. Volgens het Oxfam-rapport van 2017 hebben acht miljardairs en eigenaren van multinationale ondernemingen een fortuin dat gelijk is aan dat van de armste helft van de mensheid (3,8 miljard mensen). Via haar instellingen – het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank, de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de G7 – heeft het kapitaal een verenigd blok van kapitalistische heersende klassen geconsolideerd rond neoliberalisme en deregulering.

Er zijn natuurlijk tegenstellingen tussen de verschillende imperialistische belangen, maar ze hebben allemaal een gemeenschappelijke agenda: het uitwissen van alle gedeeltelijke veroveringen van de arbeidersbeweging, het opheffen van openbare diensten, het privatiseren van winsten en het socialiseren van verliezen en dus het intensiveren van uitbuiting. Dit planetaire proces wordt overheerst door het parasitaire financiële kapitaal, wiens despotische heerschappij via de blinde en herleefde mechanismen van de ‘financiële markten’ nu aan de bevolkingen van alle landen wordt opgelegd.

Lokaal en nationaal verzet is noodzakelijk maar onvoldoende: een dergelijk pervers planetair systeem moet op planetaire schaal bestreden worden. Met andere woorden, het antikapitalistische verzet moet worden gemondialiseerd. De Communistische en Socialistische Internationales uit de tijd van Rosa Luxemburg bestaan niet meer in deze vorm. Er zijn enkele regionale organisaties, zoals de Partij van Europees Links of de Latijns-Amerikaanse Conferentie van São Paulo, maar geen gelijkwaardig internationaal orgaan. De Vierde Internationale die in 1938 door Leon Trotski werd opgericht is nog steeds op alle vier continenten actief, maar haar invloed is beperkt.

De belangrijkste reden tot hoop is de nieuwe internationale beweging voor wereldwijde gerechtigheid, die de kiem legt voor een nieuwe internationalistische cultuur. De vorm die dit planetaire verzet tegen de kapitalistische globalisering aanneemt, is die van de ‘beweging van bewegingen’, een losse federatie van sociale bewegingen waarvan de belangrijkste uiting het in 2001 opgerichte Mondiaal Sociaal Forum is. Het samenkomen van vakbondsleden, feministen, milieuactivisten, arbeiders, boeren, inheemse gemeenschappen, jongerennetwerken en socialistische en communistische groeperingen in de gemeenschappelijke strijd tegen de kapitalistische globalisering van ondernemingen is een belangrijke stap voorwaarts. Natuurlijk is het vooral een ruimte voor het uitwisselen van ervaringen en het nemen van verspreide gemeenschappelijke initiatieven en mist het de ambitie om een gemeenschappelijke strategie of programma te bepalen.

De erfenis van Rosa Luxemburg kan in veel opzichten belangrijk zijn voor deze beweging. Ze maakt duidelijk dat de vijand niet ‘globalisering’ of alleen ‘neoliberalisme’ is, maar het mondiale kapitalistische systeem zelf. Het alternatief voor mondiale kapitalistische hegemonie is niet ‘nationale soevereiniteit’, de verdediging van het nationale tegen het mondiale, maar veeleer globaliserend, dat wil zeggen internationaliserend, verzet. Het alternatief voor het imperialisme is niet een ‘gereguleerde’, ‘vermenselijkte’ vorm van kapitalisme, maar een nieuwe, socialistische en democratische wereldbeschaving. Natuurlijk hebben we in onze tijd te maken met nieuwe uitdagingen die Rosa Luxemburg niet kende: de ecologische catastrofe en de opwarming van de aarde. Ze zijn het gevolg van de destructieve dynamiek van de onbeperkte expansie- en groeidrang van de kapitalisten en moeten op wereldschaal het hoofd geboden worden. Met andere woorden, de ecologische crisis is een nieuw argument voor de relevantie van Luxemburgs internationalistische ethos.

Rosa Luxemburgs waarschuwing tegen het gif van het nationalisme is nog nooit zo relevant geweest. In de wereld van vandaag – en in het bijzonder in Europa en de Verenigde Staten – nemen nationalisme, vreemdelingenhaat en racisme onder verschillende ‘patriottische’, reactionaire, fascistische of semi-fascistische gedaanten toe en vormen een levensgroot gevaar voor de democratie en de vrijheid. Islamofobie, antisemitisme en anti-Roma-racisme tieren welig en worden openlijk of discreet door de regering gesteund. Vooral de xenofobe haat tegen migranten – wanhopige bevolkingsgroepen op de vlucht voor vervolging, oorlog en hongersnood – wordt cynisch gepromoot door neofascistische partijen en/of autoritaire regeringen. Orbán, Salvini en Trump zijn slechts de meest flagrante en misselijkmakende vertegenwoordigers van een beleid dat migranten – of ze nu moslim, Afrikaan of Mexicaan zijn – tot zondebok maakt en hen veroordeelt als een bedreiging voor de nationale, raciale of religieuze identiteit. Duizenden migranten worden ter dood veroordeeld in de wateren van de Middellandse Zee door de hermetische sluiting van de grenzen van Europa. Men kan dit beschouwen als een nieuwe vorm van het wrede kolonialistische gedrag dat Rosa Luxemburg zo scherp veroordeelde.

Haar socialistisch internationalisme blijft een moreel en politiek kompas van onschatbare waarde te midden van deze xenofobe storm. Gelukkig zijn marxistische internationalisten niet de enigen die zich hardnekkig verzetten tegen de racistische en nationalistische golf: veel mensen over de hele wereld, bewogen door humanistische, religieuze of morele waarden, betuigen hun solidariteit met vervolgde minderheden en migranten. Vakbondsleden, feministen en andere sociale bewegingen zijn bezig mensen van alle rassen en nationaliteiten te organiseren in een gemeenschappelijke strijd tegen uitbuiting en onderdrukking.

Is reactionaire xenofobie de enige vorm van nationalisme in de wereld van vandaag? Men kan niet ontkennen dat er nog steeds nationale bevrijdingsbewegingen zijn met legitieme eisen voor zelfbeschikking – een concept dat, zoals we weten, niet door Rosa Luxemburg werd onderschreven. De Palestijnen en de Koerden zijn twee duidelijke voorbeelden. Toch is het interessant vast te stellen dat de belangrijkste linkse Koerdische nationalistische beweging, de PKK (Koerdische Arbeiderspartij), besloten heeft de roep om een afzonderlijke natiestaat te laten vallen. De PKK bekritiseerde het natie-statisme als een onderdrukkende vorm en kwam met een nieuw perspectief, beïnvloed door de anarchistische ideeën van Murray Bookchin: ‘Democratisch Confederalisme.’

De internationalistische ideeën van Rosa Luxemburg, maar ook van Marx, Engels, Lenin, Trotski, Gramsci, José Carlos Mariategui, W.E.B. Dubois, Frantz Fanon en vele anderen zijn kostbare instrumenten om onze werkelijkheid te begrijpen en te veranderen. Ze zijn noodzakelijke en onmisbare wapens voor de strijd van onze tijd. Niettemin is het marxisme een open methode, voortdurend in beweging, die nieuwe ideeën en concepten moet cultiveren om de nieuwe uitdagingen van elk tijdperk aan te gaan.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Roar, het is een ingekorte versie van een stuk dat eerder verscheen op de site van de Rosa Luxemburg Stiftung. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.