Een paar dagen voor de opening van COP27 in Sharm-el-Sheikh, Egypte, schreef ik dat deze conferentie een ‘nieuwe top van greenwashing, groen kapitalisme en repressie’ zou worden. Dat was een vergissing. Greenwashing en repressie kwamen meer dan ooit voor aan de oevers van de Rode Zee, maar het groene kapitalisme kreeg een tegenslag en de fossielen behaalden een duidelijke overwinning.

Op klimaatgebied kan groen kapitalisme worden gedefinieerd als dat deel van het bedrijfsleven en zijn politieke vertegenwoordigers dat beweert dat een catastrofe kan worden gestopt door een marktbeleid dat bedrijven aanmoedigt om groene of ‘koolstofarme’ energietechnologieën toe te passen, waardoor het mogelijk zou zijn om economische groei, winstgroei en snel dalende emissies met elkaar te verzoenen en zelfs om ‘netto nul emissies’ te bereiken tegen 2050. Deze component, bekend als ‘mitigatie’ van de klimaatverandering, wordt vervolgens aangevuld met een component, bekend als ‘aanpassing’ aan de nu onvermijdelijke gevolgen van de opwarming van de aarde en met een component ‘financiering’ (voornamelijk voor de landen in het Zuiden). Ook op deze twee fronten geloven de voorstanders van groen kapitalisme dat de markt de klus kan klaren ‒ ze zien zelfs een kans voor het kapitaal.

Van Kopenhagen tot Parijs, van ’top down’ naar ‘bottom up’

Het akkoord dat tijdens COP21 (2015) in Parijs werd bereikt, was typisch een uiting van dat beleid. Daarin werd bepaald dat de partijen zich zouden verbinden tot maatregelen om de opwarming ‘ruim onder de 2°C te houden, terwijl ze hun inspanningen voortzetten om de 1,5°C niet te overschrijden’. Er moet aan worden herinnerd dat COP19 (Kopenhagen, 2009) het idee had begraven van een wereldwijde toewijzing van het ‘koolstofbudget voor 2°C’ (de hoeveelheid koolstof die nog in de atmosfeer kan worden gebracht om met een redelijke waarschijnlijkheid de 2°C deze eeuw niet te overschrijden) overeenkomstig de gedifferentieerde verantwoordelijkheden en capaciteiten van de staten. Een dergelijke mondiale verdeling was (en is) de meest rationele benadering om klimaatefficiëntie en sociale rechtvaardigheid te combineren, maar deze top-down benadering impliceerde het vereffenen van de rekeningen van het imperialisme, wat de VS en de EU tot geen enkele prijs wilden. Daarom heeft COP20 (Cancún, 2010) gekozen voor een ‘bottom-up’-aanpak, die beter aansluit bij de neoliberale tijdgeest: elke staat bepaalt zijn ‘nationale bijdrage’ aan de klimaatinspanning en in de loop van de jaarlijkse COP’s wordt bekeken 1°) of de som van de inspanningen volstaat; 2°) of de verdeling van de inspanningen strookt met het beginsel van ‘gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid’ dat is vastgelegd in het Raamverdrag inzake klimaatverandering (VN, Rio, 1992).

Ter herinnering: dat kaderverdrag bevestigde de wil van de partijen om ‘gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem’ te voorkomen. Zes jaar na Kopenhagen, drieëntwintig jaar na Rio, maakte Parijs eindelijk duidelijk wat daarmee werd bedoeld. Het is de eerder genoemde formule: ‘ruim onder de 2°C te blijven en tegelijkertijd de inspanningen voort te zetten om onder de 1,5°C te blijven…’. Maar één dubbelzinnigheid springt eruit: waar ligt uiteindelijk de gevarengrens? Bij 2°C of 1,5°C? Het IPCC is gevraagd het antwoord op deze vraag te verduidelijken en heeft een specifiek rapport ingediend waaruit duidelijk blijkt dat een halve graad meer of minder een enorm verschil zal maken in termen van impact. In het verlengde hiervan heeft COP26 (Glasgow, 2021) de vertegenwoordigers van de kleine eilandstaten die de noodklok luiden, tevreden gesteld: we moeten onder de 1,5°C opwarming blijven.

Maar hoe kan dat? De kloof tussen de ‘nationale bijdragen’ van de staten en de te volgen weg om onder de 1,5°C te blijven (of deze drempel slechts licht te overschrijden, met de mogelijkheid er vrij snel weer onder te komen) is rampzalig: op basis van de nationale bijdragen zal de opwarming de doelstelling vrolijk overschrijden. De opstellers van het Akkoord van Parijs waren zich bewust van deze ‘emissiekloof’. Daarom hebben ze besloten dat de klimaatverbintenissen van de partijen om de vijf jaar worden opgeschaald, in de hoop de kloof tussen de verbintenissen en de doelstelling geleidelijk te dichten. Het probleem is dat zes jaar later de doelstelling (maximaal 1,5°C) veel restrictiever is geworden en dat de beschikbare tijd om die te bereiken is geslonken.

​​​​​​​Van Parijs naar Glasgow: ‘de ambities verhogen’?

In Glasgow was de boodschap van de wetenschappers glashelder: a) de vermindering van de wereldwijde uitstoot moet onmiddellijk beginnen, b) de wereldwijde piek moet uiterlijk in 2025 zijn gepasseerd, c) de CO2– (en methaan!) uitstoot moet tegen 2030 wereldwijd met 45 procent zijn verminderd en d) klimaatrechtvaardigheid betekent dat de rijkste 1 procent hun uitstoot door dertig deelt, terwijl de armste 50 procent deze met drie vermenigvuldigt. Dat alles, nog afgezien van de enorme inspanningen die nodig zijn op het gebied van aanpassing en financiering, met name in arme landen…

In dit verband kon Glasgow alleen maar constateren dat de in Parijs goedgekeurde vijfjarenstrategie van ‘hogere ambities’ versneld achterhaald is: niemand kan serieus beweren dat met een financieringsronde om de vijf jaar de emissiekloof kan worden gedicht. In een heel gespannen context stelde het Britse voorzitterschap voor om de mitigatiecomponent tijdens het ‘beslissende decennium’ 2020-2030 jaarlijks te evalueren en deze procedure werd aangenomen. Het voorzitterschap heeft ook voorgesteld een besluit te nemen over de snelle afbouw van steenkool, maar India heeft zijn veto uitgesproken, zodat besloten is tot een ‘geleidelijke vermindering’ in plaats van een ‘geleidelijke afschaffing’ van het gebruik van steenkool.

​​​​​​​Sharm-elSheikh: gokken maar, alsof er niets aan de hand is

Aan het eind van COP27 is de balans vrij duidelijk: van de in Glasgow gedane toezeggingen is bijna niets meer over.

De jaarlijkse verhoging van de ambitie heeft niet plaatsgevonden. Alle staten hadden hun ‘nationale bijdragen’ moeten actualiseren: slechts dertig hebben hieraan voldaan, en dan nog: zeer onvoldoende (zie mijn artikel voorafgaand aan de COP). Het is heel waarschijnlijk dat dit de laatste poging zal zijn en dat we ons voortaan tevreden zullen stellen met het vijfjaarlijkse herzieningsproces waarin de COP21 voorziet… terwijl we hypocriet doen alsof het mogelijk is om via dit proces de limiet van 1,5°C te respecteren!

COP26 had een ‘mitigatiewerkprogramma’ aangenomen dat COP27 in praktijk moest brengen. Deze COP besloot slechts dat het proces ‘niet dwingend en niet bestraffend’ zou zijn en ‘niet tot nieuwe doelstellingen zou leiden’. Bovendien werd de in Glasgow aangenomen maximumdoelstelling van 1,5°C bijna expliciet aangevochten (buiten de plenaire vergadering werd deze expliciet aangevochten door de vertegenwoordigers van Rusland en Saudi-Arabië, om nog maar te zwijgen van de proefballonnetjes die China en India tijdens bepaalde G20-vergaderingen hebben opgelaten).

Er is niets besloten om de afbouw van steenkool te realiseren. De Indiase delegatie heeft vakkundig een tekst voorgesteld over het uiteindelijk verlaten van alle fossiele brandstoffen (niet alleen steenkool, maar ook olie en gas). Verrassing: tachtig landen, ‘ontwikkelde’ en ‘ontwikkelingslanden’, steunden het, maar het Egyptische voorzitterschap noemde het niet eens. De slotverklaring zegt daar niets over. De term ‘fossiele brandstoffen’ komt slechts één keer voor in de tekst, waarin wordt opgeroepen tot ‘versnelde inspanningen om (het gebruik van) steenkool zonder afvang te verminderen en inefficiënte subsidies voor fossiele brandstoffen af te schaffen’. De formule is precies dezelfde als die in Glasgow… (de term ‘steenkool zonder afvang’ verwijst naar verbrandingsinstallaties zonder CO2-afvang voor geologische vastlegging of industrieel gebruik…). Volgens lekken uit de besprekingen tussen de delegatiehoofden verzetten de Saoedi’s en de Russen zich tegen elke verdere vermelding van fossiele brandstoffen in de tekst. De Russische vertegenwoordiger werd zelfs geciteerd met de woorden: ‘Dat is onaanvaardbaar. We mogen de energiesituatie niet verslechteren’ (Carbon Brief, Key Outcomes of COP27). De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet!

We dachten dat we alles hadden gezien op het gebied van greenwashing, maar nee: sommige van de in Sharm-el-Sheikh genomen beslissingen houden het risico in dat vervuilingsrechten dubbel worden geteld. Parijs had besloten tot het beginsel van een ‘nieuw marktmechanisme’ ter vervanging van het CDM (mechanisme voor schone ontwikkeling, ingesteld bij het Protocol van Kyoto). De markt voor rechten zal voortaan uit twee niveaus bestaan: enerzijds een markt voor emissiekredieten en anderzijds een vrije markt voor ‘mitigatiebijdragen’, waarbij niets verhindert dat zogenaamde emissiereducties dubbel worden geteld (eenmaal door de verkoper en eenmaal door de koper!). Bovendien staat het landen die bilaterale emissiereductieovereenkomsten sluiten vrij om te beslissen dat de gebruikte middelen ‘vertrouwelijk’ zijn… en dus niet controleerbaar!

Het zeer populaire thema van ‘koolstofverwijdering’ uit de atmosfeer verhoogt het risico van greenwashing op de emissiekredietmarkt aanzienlijk. In theorie zouden verschillende methoden en technologieën kunnen worden gebruikt, maar het gevaar is groot dat ze worden gebruikt ter vervanging van emissiereducties. De zaken moeten dus heel strikt worden omschreven en gecontroleerd. Vooral als ze betrekking hebben op het gebruik van land voor energiedoeleinden, aangezien er een duidelijk risico bestaat dat dit gebruik in strijd is met de menselijke voeding en de bescherming van de biodiversiteit. Een eerder aangesteld technisch orgaan zou het probleem onderzoeken. Dat orgaan wordt geconfronteerd met zo’n massa betwiste of ongeteste voorstellen dat het ergste moet worden gevreesd, aangedreven door een alliantie tussen fossielen en agro-industrie.

​​​​​​​’Verliezen en schade’: door de bomen het bos niet meer zien

Het besluit om een ‘schadefonds’ op te richten heeft veel media-aandacht gekregen. Dat is een eis die arme landen en kleine eilandstaten al dertig jaar stellen: ze stellen dat de klimaatrampen waaronder ze lijden heel duur zijn, hoewel ze het gevolg zijn van de opwarming van de aarde die voornamelijk door ontwikkelde kapitalistische landen wordt veroorzaakt en dat de verantwoordelijken moeten betalen, via een ad-hoc fonds. De Verenigde Staten en de Europese Unie hebben zich altijd tegen deze eis verzet, maar in Sharm-el-Sheik was de druk van de ‘ontwikkelingslanden’ te groot en was er geen ruimte voor verder getalm: of er werd een fonds opgericht, of het COP-proces zou tot een einde komen en er zou een diepe kloof ontstaan tussen Noord en Zuid. Er moet op gewezen worden dat dit ‘Zuiden’ landen omvat die zo verschillend zijn als de oliemonarchieën, China en de zogenaamde ‘minst ontwikkelde landen’ …. Om te voorkomen dat deze kleine wereld een blok zou vormen, gesteund door het ‘anti-westerse’ discours van het Kremlin, kon het westerse imperialisme het zich niet veroorloven niets te doen. De EU deblokkeerde de situatie door voorwaarden te stellen: 1°) dat het fonds wordt aangevuld door verschillende financieringsbronnen (waaronder bestaande en ‘innovatieve’ bronnen); 2°) dat de maatregelen van het fonds alleen ten goede komen aan de meest kwetsbare landen; 3°) dat de COP ‘de ambities verhoogt’ op het gebied van mitigatie. Aan de eerste twee punten is voldaan, aan het derde niet.

De oprichting van het fonds is ongetwijfeld een overwinning voor de armste landen, die steeds vaker worden getroffen door rampen zoals de overstromingen die onlangs Pakistan en Niger hebben getroffen, of de tyfoons die de Filippijnen steeds vaker teisteren. Maar het is een symbolische overwinning, omdat de COP27 slechts een vaag principebesluit heeft genomen. Wie gaat er betalen? Wanneer gaat het gebeuren? Hoeveel gaat het kosten? En vooral: naar wie gaat het geld? Naar de slachtoffers ter plaatse, of naar de corrupte tussenpersonen? Over al deze kwesties kunnen we zware gevechten verwachten. Saoedi-Arabië, de Emiraten en Qatar zullen weigeren te betalen, omdat de VN hen als ‘ontwikkelingslanden’ beschouwt. China zal waarschijnlijk hetzelfde doen, met het argument dat het een bijdrage levert via bilaterale overeenkomsten als onderdeel van zijn ‘nieuwe zijderoutes’. Het kapitalisme neemt geen verantwoordelijkheid voor de ramp waarvoor het verantwoordelijk is en die het leven van miljoenen mannen en vrouwen in het Zuiden, maar ook in het Noorden, verwoest (ook al zijn de gevolgen daar vooralsnog minder dramatisch)…

De overwinningskreten over het ‘schadefonds’ zijn des te onterechter omdat de andere financieringsbeloften door de rijke landen nog steeds niet zijn nagekomen: de honderd miljard dollar per jaar zijn niet gestort in het Groene Klimaatfonds en de toezegging om de middelen van het fonds voor aanpassing te verdubbelen is niet nagekomen.

​​​​​​​Een overwinning voor fossielen, gewonnen in naam van… de armsten!?

Dit is niet de plaats om hier dieper op in te gaan, aangezien andere publicaties dat heel goed hebben gedaan (Carbon Brief, Climate Home News, CLARA, onder andere). De conclusie is dat het klimaatbeleid van het groene kapitalisme, met zijn drie componenten (mitigatie, aanpassing en financiering) in Sharm-el-Sheikh heeft gefaald. De Europese Unie, de kampioen van het groene kapitalisme, liep bijna weg. Anderzijds eindigde COP27 in een overwinning voor het fossiele kapitaal.

Deze overwinning is vooral het resultaat van de geopolitieke context die is gecreëerd door het einde (?) van de pandemie en geaccentueerd door de Russische aanvalsoorlog tegen het Oekraïense volk. We zijn in een tijdperk van groeiende inter-imperialistische rivaliteit en totale herbewapening beland. De oorlogen zijn zogezegd nog maar plaatselijk en ze zijn nog niet allemaal verklaard, maar de mogelijkheid van een vuurzee achtervolgt alle kapitalistische leiders. Ook al willen ze het niet, ze bereiden zich erop voor en die voorbereiding impliceert paradoxaal genoeg zowel een versnelde ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen als een toenemend gebruik van fossiele energiebronnen, dus een aanzienlijke verruiming van de winstmogelijkheden voor de grote kapitalistische concerns van steenkool, olie, gas… en van het financiële kapitaal dat daarachter zit. Het is geen toeval dat een jaar na Glasgow de GFANZ (Glasgow Financial Alliance for Net Zero) van Mark Carney leegloopt: banken en pensioenfondsen zijn minder bereid dan ooit om zich te houden aan de VN-regels (‘Race for Zero net’) over het verbieden van investeringen in fossiele brandstoffen…

Ten tweede is het een gevolg van de aard van het COP-proces. Sinds Parijs is de kapitalistische sponsoring van deze toppen geëxplodeerd. In Sharm-el-Sheikh lijkt de kwantiteit te zijn veranderd in kwaliteit. Van de twintig bedrijven die het evenement sponsorden, waren er slechts twee niet direct of indirect verbonden met de fossiele-brandstofindustrie. De lobby’s van de kolen-, olie- en gasindustrie stuurden meer dan 600 afgevaardigden naar de conferentie. Daarbij komt nog het ‘fossiele uitschot’ in de delegaties van vele staten (waaronder vertegenwoordigers van de Russische oligarchen die onder sancties vallen!), om nog maar te zwijgen van de officiële delegaties die geheel uit dat ‘uitschot’ bestaan, met name die van de petro-monarchieën in het Midden-Oosten. Al dat fossiele gespuis lijkt van tactiek te zijn veranderd: in plaats van de klimaatverandering te ontkennen, of de ‘antropogene’ oorsprong ervan, of de rol van CO2, ligt de nadruk nu op ‘schone fossielen’ en ‘koolstofverwijdering’-technologieën. De delegatie van de Emiraten (duizend afgevaardigden!) organiseerde een nevenevenement om partners aan te trekken om samen te werken aan een enorm ‘groene olie’-project dat (dom, want de technologie is bekend) bestaat uit het injecteren van CO2 in de olievelden om meer olie te produceren… waarvan de verbranding meer CO2 zal produceren. De Financial Times, die, daar zijn we het over eens, boven elke verdenking van antikapitalisme staat, was niet bang om zijn poot stijf te houden: de fossiele greep op de onderhandelingen is zo gegroeid dat COP27 in feite een investeringsbeurs was, vooral in gas (‘groene energie’, volgens de Europese Unie!), maar ook in olie en zelfs in steenkool (FT, 26/11/2022).

Een derde factor speelde een rol: de rol van het Egyptische presidentschap. Tijdens de slotzitting bedankte de vertegenwoordiger van Saudi-Arabië namens zijn land en de Arabische Liga. De dictatuur van generaal Sissi heeft inderdaad een dubbele prestatie geleverd: enerzijds heeft ze zich opgeworpen als een land dat ondanks de meedogenloze onderdrukking van alle oppositie aanvaardbaar is en anderzijds heeft ze zich voorgedaan als woordvoerder van volkeren die snakken naar klimaatrechtvaardigheid, met name op het armste continent ter wereld, terwijl ze in feite handelde in samenspanning met de meest onverbiddelijke uitbuiters van fossiele brandstoffen, die zo rijk zijn dat ze niet weten wat ze met hun vermogen moeten doen. In zijn slotwoord voegde de Saoedische vertegenwoordiger hieraan toe: ‘We willen benadrukken dat het verdrag (het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering, DT) de emissies moet aanpakken, niet de bron van de emissies. Met andere woorden: laten we fossiele brandstoffen exploiteren en verbranden, het is niet nodig de energiebron te verwijderen, laten we ons concentreren op hoe we CO2 uit de atmosfeer kunnen verwijderen, door emissies te ‘compenseren’ (geologische afvang en vastlegging, boomplantages, aankoop van ‘rechten om te vervuilen’, enzovoort)

​​​​​​​Alleen de massale strijd blijft over

De Europeanen, onder leiding van Frans Timmermans, zeuren en snotteren: ‘de mogelijkheid om onder de 1,5°C te blijven wordt uiterst gering en verdwijnt’, zeggen ze in wezen. En zo is het. Maar wiens schuld is dat? Het zou te gemakkelijk zijn om de verantwoordelijkheid af te schuiven. In werkelijkheid zitten deze voorvechters van het groene kapitalisme gevangen in hun eigen neoliberale logica: ze zweren bij de markt. Nou, de fossielen, die de markt domineren, domineerden de COP… De tijd zal leren of dat slechts een hik in de geschiedenis is. COP28 zal worden voorgezeten door de Verenigde Arabische Emiraten, dus van die kant valt niets te verwachten. Het antwoord zal in feite afhangen van de ontwikkeling van de mondiale geopolitieke situatie, dat wil zeggen uiteindelijk van de sociale en ecologische strijd. Ofwel zullen massale opstanden de machtigen doen beven en hen tot opgeven dwingen; in dat geval zal, ongeacht de bron van de strijd (inflatie? een te groot aantal moorden, zoals in Iran? opsluiting door de politie, zoals in China?), een ruimte ontstaan om het sociale en het ecologische te verenigen en zo maatregelen te treffen die in de richting gaan van een ander klimaatbeleid. Anders zal de race naar de afgrond doorgaan.

Deze keer durfde niemand zoals gewoonlijk te zeggen dat deze COP ‘weliswaar teleurstellend’ was, maar toch ‘een stap vooruit’. In feite zijn twee dingen nu glashelder: 1°) er zal geen echte ‘stap voorwaarts’ zijn zonder radicale anti-kapitalistische en anti-productivistische maatregelen; 2°) deze zullen niet voortkomen uit de COP’s, maar uit de strijd en de samenhang daarvan.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Gauche Anticapitaliste. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.