Een van de in het oog springende aspecten van het Trump-Plan voor Palestina is dat dit door de president wordt voorgesteld als een nieuwe variant van de zogenaamde tweestatenoplossing.

Het tegenovergestelde is het geval: omdat het Trump-Plan de algehele uitverkoop van Palestijnse belangen inhoudt, is die tweestatenoplossing – hoe daar tientallen jaren op het politieke en diplomatieke niveau ook over is gesproken – verder dan ooit uit beeld geraakt. De bestaande éénstaatrealiteit zal bij doorvoering van het Trump-Plan alleen maar verder worden versterkt.

De joodse kolonistengemeenschap in het Mandaatgebied Palestina en later de Staat Israël is bij doorvoering van haar politieke plannen steeds weer op het fundamentele punt gestuit: hoe een Joodse staat tot stand te brengen en verder op te bouwen in een gebied dat aanvankelijk in grote meerderheid, inmiddels nog altijd in meerderheid door ‘niet-joden’ – namelijk Palestijnen – wordt bewoond? Hoezo een Joodse Staat met zoveel ‘niet-joodse’ inwoners?

Rondom de stichting van de Staat Israël is daartoe een campagne van etnische zuivering uitgevoerd, waarbij 80 procent van de autochtone Palestijnse bevolking de grens over is gezet. De niet verdreven of gevluchte Palestijnen vormden sindsdien 10 tot 20 procent van de bevolking van Israel.

Juni-oorlog

De demografische verhoudingen veranderden opnieuw met de verovering van de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en de Gazastrook in de Juni-Oorlog van 1967. Als gevolg daarvan nam het aantal Palestijnen onder Israëls controle opnieuw sterk toe.

Anno 2020 vormen zij iets meer dan de helft van het totaal aantal inwoners van het gebied dat zich uitstrekt van de Middellandse Zee tot aan de rivier de Jordaan, ofwel ‘Groot-Israël’. Opnieuw drong zich de vraag op: hoezo een Joodse Staat met zoveel ‘niet-joodse’ inwoners.

Na 1967 is er over kunstgrepen nagedacht om aan dit ‘probleem’ het hoofd te bieden. In de eerste plaats diende de Palestijnse bevolkingsgroep gefragmenteerd te worden. Zo zijn de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza gescheiden gehouden van de Palestijnen in Israël. Op hun beurt zijn de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever gescheiden gehouden van de Palestijnen in Gaza en van de Palestijnen in Oost-Jeruzalem – dat tot 1967 integraal deel uitmaakte van de Westelijke Jordaanoever. Tegelijk was (en is) op diverse categorieën Palestijnen en joodse Israeli’s aparte wetgeving van toepassing.

Maar het ‘probleem’ van een meerderheid van ‘niet-Joden’ in een Joodse Staat werd daarmee vanzelfsprekend niet opgelost. Israël wilde weliswaar de controle over de Palestijnen behouden, maar het bestuur over de in 1967 bezette Palestijnse Gebieden bij voorkeur overdragen aan een andere partij. Zo zijn er plannen voor beperkte autonomie opgesteld. Ook is gesproken over de zogeheten ‘Jordaanse optie’, waarbij delen van de Westelijke Jordaanoever onder Jordaans bestuur zouden komen.

Oslo

Weer later is – in het kader van het Oslo-proces van 1993 – de zogenaamde tweestatenoplossing op de politieke agenda geplaatst. Die laatste kreeg om uiteenlopende redenen evenveel steun van ‘links’ in Israël als van Palestijnen in de bezette Palestijnse Gebieden. ‘Links’ dat Israël als Joodse Staat nooit ter discussie heeft gesteld, meende met de tweestatenoplossing een eind te kunnen maken aan openlijke apartheidsverhoudingen, die in het geval van Zuid-Afrika wereldwijd op verzet zijn gestuit.

Mocht de tweestatenoplossing voor de Palestijnen in de bezette Palestijnse Gebieden enig soelaas hebben geboden, voor het Palestijnse volk als geheel gold dat niet. Want een Joodse Staat naast een Palestijnse staat zou de Palestijnen in Israël permanent hebben veroordeeld tot een bestaan als tweederangs burgers in eigen land. De Palestijnse vluchtelingen die in 1948 en daarna uit Israël zijn verdreven of gevlucht, konden hun recht op terugkeer dat in het internationaal recht besloten ligt, wel vergeten. Zoals bekend is het Oslo-proces na ruim 25 jaar van politieke schijnbewegingen voor de Palestijnen op niets uitgelopen.

Deze mislukking is in eerste instantie toe te schrijven aan het feit dat in het kader van ‘Oslo’ de kern van het probleem – Israëls apartheid met een scheidslijn tussen joden en ‘niet-joden’, waarbij de eerste groep de tweede overheerst en die overheersing ook met de wet kracht bijzet – anders dan in het geval van de Apartheid in Zuid-Afrika niet is aangepakt.

Kolonisatie

Voor rechts en extreemrechts in Israël, die beide in de post-‘Oslo’jaren sterk in kracht zijn toegenomen, heeft het eindeloze ‘onderhandelingsproces’ als dekmantel gefungeerd om de kolonisatie van de Palestijnse Gebieden in verhoogd tempo voort te zetten. Met als gevolg dat daar anno 2020 – verspreid over 200 joodse nederzettingen – ongeveer 650.000 joodse kolonisten wonen – ofwel 10 procent van het joodse bevolkingsdeel van Israël. Met alle bijbehorende infrastructuur zijn daarmee zoveel ‘feiten aan de grond’ gecreëerd, dat deze niet langer terug te draaien zijn. De éénstaatrealiteit en de apartheid zijn daarmee dieper geworteld en het Trump-Plan – dat uit de koker van premier Benjamin Netanyahu en de zijnen komt – zal er krachtige nieuwe impulsen aan geven.

Heeft Israël zich met zijn grote overmacht ten opzichte van de Palestijnen daarmee uiteindelijk in de voet geschoten? Het is veel te vroeg om daarvan uit te gaan. Want Israël zal er alles – maar dan ook alles – aan doen om de effecten van de eenstaatrealiteit en apartheid onder controle te houden dan wel zo veel mogelijk onschadelijk te maken.

Voor de Palestijnen en hun pleitbezorgers biedt de combinatie van eenstaatrealiteit en apartheid – heel cynisch – grote publicitaire mogelijkheden en aanknopingspunten voor politieke strijd. Want men hoeft niet alle details van het dossier te kennen om aan te voelen dat het met de opstelling van Israël jegens de Palestijnen grondig fout zit. De BDS-campagne reikt daarbij een beproefd politiek en economisch drukmiddel aan.

Robert Soeterik is voorzitter van het Nederlands Palestina Komitee.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.