In een recent persbericht heeft het IMF zijn sombere prognose voor de Chinese groei volgend jaar licht opgewaardeerd van 4,2 procent naar 4,6 procent, maar waarschuwt voor de aanhoudende ‘zwakte in de vastgoedsector’. Volgens Bloomberg is tussen 2013 en 2022 de prijs van nieuw verkochte huizen in 300 steden op het Chinese vasteland verdrievoudigd. De lange hausse op de vastgoedmarkt heeft uiteindelijk een grote zeepbel bevorderd die in 2021 begon te barsten. De prijzen zijn sindsdien drastisch gedaald en ontwikkelaars hebben grote moeite om hun leningen terug te betalen.

Evergrande, de grootste projectontwikkelaar stond eind oktober alweer voor de rechter in Hongkong, nadat zijn schuldeisers een verzoek tot liquidatie hadden ingediend omdat het bedrijf leningen niet terugbetaalde. De vastgoedgigant begon in 2021 langzaam in te storten toen het zijn ruim 312 miljard euro aan verplichtingen niet kon betalen. Dat werd gevolgd door een andere gigant, Country Garden, die nu ook worstelt om zijn schulden af te betalen en nieuwe leningen te krijgen om zijn projecten af te kunnen maken. En veel huishoudens hebben al aanbetalingen en hypotheekbetalingen gedaan voor deze projecten.

Volgens The Economist zijn beursgenoteerde ontwikkelaars de mensen nu bijna 882 miljard euro schuldig aan ongebouwde woningen, wat neerkomt op ongeveer 40 procent van alle gekochte maar nog niet voltooide woningen. Sinds 2021 hebben veel ontwikkelaars geen geld meer om hun bouwprojecten door te laten gaan, omdat de verkoop is ingestort. Volgens de South China Morning Post zagen de 100 grootste projectontwikkelaars op het Chinese vasteland hun verkopen in 2022 met 41,3 procent dalen (nationaal daalden ze met 26 procent). In juli 2023 zijn ze nog eens 33,1 procent op jaarbasis gedaald.

Bloomberg gaf ons een glimp van het potentiële domino-effect van de crisis toen het meldde dat ‘een analyse van de 186 beursgenoteerde Chinese projectontwikkelaars laat zien dat ongeveer 48 procent van de totale leningen in handen is van bedrijven die ofwel al in gebreke zijn gebleven met hun overheidsobligaties … of een ‘aanzienlijk’ risico lopen om niet terug te betalen’. Dat komt neer op een schuld van ruim 1.754 miljard euro die het risico loopt om in gebreke te blijven, oftewel 12 procent van het bbp van China.

De inzet is heel hoog. Volgens een rapport van Project Syndicate ‘is de waarde van China’s huizenmarkt vier keer het bbp van het land, vergeleken met 1,6 in de VS en 2,1 in Japan. Het is goed voor meer dan een kwart van alle economische activiteit en twee derde van de rijkdom van huishoudens’. Het zou rampzalig zijn als de crisis niet op tijd wordt bedwongen, niet alleen voor China maar ook voor de wereldeconomie.

Het is waar dat de regering waakzaam is geweest door niet veel buitenlandse leningen aan te gaan, en de officiële statistieken laten een laag niveau van buitenlandse schuld zien. Maar het probleem is dat er veel verborgen buitenlandse schulden zijn ‒ lokale overheden en bedrijven hebben veel geleend van buitenlandse banken of door obligaties uit te geven. De Financial Times vertelt ons dat Evergrande alleen al naar schatting 17,5 miljard euro aan buitenlandse schulden had. Niemand kent het werkelijke cijfer van de buitenlandse schuld van China, maar het in gebreke blijven van Evergrande is genoeg om het toch al zwakke vertrouwen van buitenlandse investeerders in de Chinese markt een nieuwe klap toe te brengen.

Er zijn meerdere factoren die de daling van de prijzen en de verkoop veroorzaken, maar de fundamentele drijvende kracht is het overmatige aanbod en de te grote expansie van de markt. De woningleegstand is 25 procent. Sinds 2009 zijn er zoveel nieuwe flats gebouwd dat ze genoeg zijn om 250 miljoen inwoners te huisvesten, in een land waar 600 miljoen mensen leven van een maandinkomen van 1.000 RMB [128,50 euro]. Geen wonder dat ’70 procent van de huizen die sinds 2018 zijn verkocht, zijn gekocht door mensen die er al een bezaten’. Xi Jinping had zeker een punt toen hij zei ‘huizen zijn om in te wonen, niet om mee te speculeren’. Hij heeft opnieuw bewezen dat hij goed is in het promoten van slogans, maar alleen slogans.

Wie zijn de schuldigen?

Wie is verantwoordelijk voor de onroerendgoedcrisis? Michael Roberts, een linkse econoom, weerlegde het verhaal van de westerse mainstream media (bijvoorbeeld de Financial Times). Die gaf de schuld aan de overheid voor haar hardhandige of ongepaste regelgeving en voor haar falen om het consumptieniveau, dat te laag is, te verhogen. Zijn artikel betoogde dat het de schuld is van de kapitalistische markt en de particuliere sector en dat meer Chinees staatseigendom en staatsinterventie een remedie zou zijn tegen de chaos op de markt.

Ik heb geen sympathie voor de recepten van de Financial Times, maar ik denk dat de stelling van Roberts op zijn minst verkeerd geïnformeerd is. Het feit dat het over het algemeen kapitalistische krachten zijn die deze crisis hebben veroorzaakt, mag ons niet blind maken voor de andere kant van de medaille ‒ het is altijd de staat geweest die heeft aangedrongen op meer kapitalisme, met Chinese kenmerken ‒ een vriendjeskapitalisme onder leiding van de staat. Het belangrijkste roofdier van dit ponzi-systeem is niemand minder dan de centrale overheid, gevolgd door de heimelijke verstandhouding tussen de lokale overheid en de projectontwikkelaars (bekend als de ‘witte handschoenen’ van lokale ambtenaren). De drie vormden een onzalige alliantie die uiteindelijk heeft geleid tot de ondergang van de onroerendgoedmarkt.

De centrale regering legde de basis voor dit ponzi-vastgoedsysteem al vanaf het begin van het economische programma ‘hervorming en openheid’. De grondwet van 1982 bepaalde dat stedelijke grond eigendom was van de staat en verbood expliciet de verkoop ervan. Dat werd al snel herzien in 1988 om de verkoop van het recht op grondgebruik voor een bepaalde periode (50-70 jaar) toe te staan. Dat volgde openlijk het voorbeeld van de koloniale praktijk van landaanbesteding in Hongkong, te midden van de oproep van de partij om ’te leren van Hongkong!’ (om rijk te worden).

Gemeentelijke overheden en zelfs kleine steden zouden al snel massaal grondgebied claimen voor ontwikkelingsgebieden, van themaparken tot onroerend goed. Vele hiervan gingen uiteindelijk failliet. Dat zou zich ook uitbreiden naar landbouwgrond ‒ met een pennenstreek konden lokale ambtenaren ‘landbouwgrond’ altijd veranderen in ‘niet-landbouwgrond’.

Als reactie daarop verscherpte de centrale overheid de controle weer ‒ voor een tijdje. Maar haar fundamentele beleid om commercialisering en speculatie van grond in staatseigendom toe te staan is nooit veranderd, waardoor de weg werd vrijgemaakt voor meer rondes van privatisering en bouwwoede in latere perioden. De belastinghervorming van 1994 gaf de lokale overheid een tweede kans om een nieuwe vastgoedhausse te bevorderen.

Die werd gevolgd door de wereldwijde financiële crisis van 2008-9, die de voorwaarden creëerde voor een derde golf van vastgoedhausse: de centrale overheid deelde matchingfondsen van 30 procent uit aan lokale gemeenten om meer infrastructuur te bouwen, om de binnenlandse vraag te stimuleren en de economie te redden. De gemeenten haalden de rest van het geld op uit hun financiële instrumenten van lokale overheden, door te lenen van banken of obligaties uit te geven om die projecten te financieren. Deze enorme investeringen in infrastructuur gingen meestal gepaard met ontwikkelingsplannen voor woonwijken of industrieterreinen/commerciële centra enzovoort. Tegen die tijd waren lokale gemeenten steeds afhankelijker geworden van de verkoop van grond en de onroerendgoedmarkt ‒ uiteindelijk goed voor een derde van hun inkomsten.

De vierde golf werd opnieuw geleverd door de centrale overheid toen die in 2013 haar ‘nieuwe model van verstedelijking’ beleid uitrolde. Dat dreef de huizenprijzen verder op, zonder rekening te houden met de zeepbel die zich al aan het vormen was. Sommigen van hen zouden uiteindelijk ‘spooksteden’ of onvoltooide gebouwen worden.

De andere kant van het verhaal was dat veel mensen hun huis verloren tijdens de massale landroof in het hele land en op zowel het platteland als in de stad. Er was ook sterk verzet, waarvan de bekendste de strijd in Wukan was.

Het vasteland en Hongkong ‒ een vergelijking

Dat brengt ons bij de kwestie van corruptie met Chinese kenmerken. Waarom waren spooksteden mogelijk? Hebben de gemeentelijke overheden en de projectontwikkelaars de haalbaarheid van de projecten niet onderzocht voordat ze van start gingen? Waarom mochten ontwikkelaars off-plan eigendommen verkopen (eigendommen die nog niet gebouwd waren) toen China nog lang geen rijk land was en zelfs Xi Jinping de ernst van China’s corruptie inzag? Als de regering zo’n controlefreak is met betrekking tot het volk, waarom zou ze dan niet net zo effectief controle kunnen uitoefenen op de ontwikkelaars en de waanzinnige financialisering van de vastgoedmarkt? Vooral als stedelijke grond eigendom is van de staat (wat impliceert dat de regering altijd eenzijdig de voorwaarden kan bepalen)?

In het koloniale Hong Kong was al het onbebouwde land ook eigendom van de staat, oftewel ‘kroonland’. Hoewel de koloniale regering de projectontwikkelaars toestond om zich onterecht enorm te verrijken, was ze sinds de jaren 1970 ook in staat om betaalbare volkshuisvesting te bieden aan de helft van de bevolking daar. Daarentegen was de mega vastgoedzeepbel op het vasteland pas mogelijk nadat de partij aan het eind van de jaren 90 de fysieke distributie van huizen aan arbeiders in staatsbedrijven of collectieve bedrijven (waarvan de meeste kleine en middelgrote geprivatiseerd waren) officieel had afgeschaft.

Terugkijkend op de hele periode van ‘hervorming en openheid’ is het duidelijk dat de Chinese Communistische Partij (CCP) vanaf het begin gericht was op het verrijken van lokale ambtenaren, projectontwikkelaars en de hogere middenklasse, ten koste van de lagere middenklasse en de armen.

Er zijn natuurlijk allerlei huisvestingsprojecten om de armen te helpen, maar hoe ze worden uitgevoerd is het grootste probleem en ook een zorgvuldig bewaard geheim, om nog maar te zwijgen over de kleinschaligheid ervan. In een staat waar de ambtenaren volledig vrij zijn van elke vorm van controle van de bevolking, kunnen ze het beleid altijd laten werken voor hun eigen verrijking. Geen wonder dat de projecten van volkshuisvesting of toegankelijke huisvesting voor de armen vaak in handen komen van lokale ambtenaren. De Nationale Rekenkamer ontdekte dat 30 procent van de 290.000 gehuurde openbare flats ‘de regels overtraden’ en ‘misbruikt’ werden. In het ‘oude’ Hongkong, toen het nog autonoom was, publiceerden de media vaak dat soort berichten ‒ alleen al de vice-partijsecretaris van een stadsdeel bezat 192 wooneenheden. Het is niet duidelijk hoeveel daarvan openbare of privéwoningen waren, maar het aantal is duizelingwekkend.

De staat als deel van het probleem

Het maakt de bureaucraten helemaal niets uit als de nieuwgebouwde steden uiteindelijk niet worden voltooid ‒ de plaatselijke gemeenten kregen hun inkomsten uit de verkoop van grond, corrupte ambtenaren kregen hun commissie of een deel van de buit, de ontwikkelaars kregen inkomsten uit de verkoop van de flats en met de hulp van plaatselijke ambtenaren ook hun leningen van staatsbanken.

Dat brengt ons bij een ander facet van de bureaucratie ‒ haar disfunctioneren als gevolg van het constante conflict tussen officiële regels en de verschrikkelijke corruptie binnen de bureaucratie. De zaak van de illegale Qinling villa’s geeft ons een kijkje in het touwtrekken tussen lokale bureaucraten en de centrale regering en met… Xi Jinping. De lokale bureaucraten overtraden de wet om hun villa’s te bouwen in een ecologisch beschermd gebied. Toen dat aan Xi werd gemeld, gaf hij in 2014 opdracht om hun villa’s te slopen. Maar de lokale ambtenaren verzetten zich vier jaar lang hardnekkig met leugens en trucs, voordat ze uiteindelijk onder grote druk hun werk deden. Maar Xi moest zes instructies geven voordat het zover was.

Boven op de volledige degeneratie van partijbureaucraten tot een burgerlijk gemaakte bureaucratie, is er ook nog de factor van een bepaalde politieke cultuur ‒ of het gebrek daaraan ‒ in de partij. De praktijk van de hoogste partijleider of de bazen van hun respectievelijke afdelingen die onverantwoordelijke beslissingen nemen over ‘economische ontwikkeling’, vaak in weerwil van professioneel advies of dissidente partijleiders, is sinds 1949 eigen aan de CCP. Het meest afschuwelijke voorbeeld is de Grote Sprong Voorwaarts.

Als deze twee factoren samenvallen, wordt de omvang van de corruptie onvoorstelbaar. De giftige omgeving binnen de partijstaat zet corrupte ambtenaren er ook toe aan om zo snel mogelijk grof geld te verdienen (en velen zullen hun geld daarna naar het buitenland verplaatsen), omdat de partijleiding anders plotseling weer van koers verandert en hun mogelijkheid voor diefstal sluit. Dat wordt weerspiegeld in de uitdrukking ‘de communistische partij lijkt op de maan, haar vorm verandert voortdurend’.

Fundamenteel gezien is de boosdoener van deze door mensen veroorzaakte crisis niets anders dan de partijstaat. We moeten niet vergeten dat de kapitalistische roetsjbaan van Beijing de hele weg is bijgestaan door Wall Street. Zonder de hulp van Wall Street bij het promoten van de beursgang van Chinese bedrijven in Hong Kong of Wall Street zouden ze in zo’n korte tijd niet zijn uitgegroeid tot zulke giganten. Maar China is geen gewone bananenrepubliek. Het is een bewuste keuze van de partij geweest en in haar eigen belang dat ze China helemaal in een fel kapitalistische staat heeft veranderd.

Als Roberts in de partijstaat een remedie ziet, vergeet hij dat die nooit neutraal is; in plaats daarvan hebben de bureaucraten de staat lange tijd voor hun eigen materiële belangen gekaapt en bewust meer nagestreefd, door steeds grotere doses privatisering en commercialisering van landgebruik. In plaats van een deel van de remedie te zijn, is de partijstaat een groot deel van het probleem. Een andere Chinese uitdrukking (behoorlijk populair tijdens Mao’s bewind) geeft ons een nauwkeuriger beeld van de partijbureaucraten dan Roberts’ verhaal ‒ monnik met scheve mond zingt de geschriften krom. Het boeddhisme mag dan wel de Waarheid zijn, maar je kunt er niet op vertrouwen dat een monnik met een scheef mondje de geschriften zingt. Staatsinterventie kan nuttig zijn, maar je kunt niet vertrouwen op een corrupte partij om een goed beleid uit te voeren. Je kunt het tegenovergestelde krijgen van wat je wenst.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het Zuid-Afrikaanse tijdschrift Amandla, nummer 90-91, december 2023, p. 43. Het werd licht bewerkt door de auteur voor de herpublicatie op International Viewpoint. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.