De vredesbeweging is een paradoxale beweging. In vredestijd is haar rol van het grootste belang. Ze moet verhinderen dat er oorlog komt. Ze heeft zich na de Tweede Wereldoorlog actief ingezet tegen het gevaar van de atoomoorlog, de plaatsing van ballistische raketten, etc. Daar stak voor een stuk het Kremlin achter maar vooral ook vele oprechte mensen van diverse politieke overtuigingen en dat was goed. Toen er in de jaren 1990 oorlog dreigde in het Midden-Oosten ontstond er een vredesbeweging op wereldvlak zonder weerga. Maar eens die oorlog uitbrak was verdween de vredesbeweging. Er was toch niets meer aan te doen. Tegenover oorlog voelen we ons radeloos. En dat is fout. Maar de oproep aan het slachtoffer van de agressie om zich daarbij neer te leggen in naam van de vrede is ook fout.

Een vredesbeweging heeft namelijk weinig of geen zin in oorlogstijd. De oorlogvoerende partijen willen geen vrede, maar “hun vrede” en die wordt uiteindelijk met de wapens beslist. Waarachtige vrede is pas mogelijk als de agressor de strijd verliest. Als ze beiden agressoren zijn, zoals in een oorlog tussen imperiale mogendheden voor suprematie, gaat het sluiten van vrede uiteraard ten koste van de verliezer. Het klinkt cynisch maar we leven in een cynische wereld waarin oorlog een voortgezette vorm van politiek is. Wat de “institutionele vredesbeweging” verkondigt in verband met de oorlog in Oekraïne is lamentabel. Zo krijgen we te horen dat Oekraïne zich moet overgeven om verder zinloos bloedvergieten te vermijden en moet overgaan tot burgerlijk verzet. Wat er echter werkelijk zal gebeuren in een verslagen Oekraïne wil en kan de vredesbeweging niet onder ogen zien. Verzet in een door Poetins regime bezet Oekraïne is naar alle waarschijnlijkheid een illusie. Een dergelijk vrede is een vrede van het kerkhof.

Laten we even in de tijd teruggaan. Tijdens de Algerijnse oorlog riep de vredesbeweging samen met de Franse Communistische Partij, op voor “Vrede in Algerije”, en niet voor de overwinning van de opstandelingen tegen het Franse kolonialisme. Welke vrede er moest heersen in de kolonie was helemaal niet duidelijk. Het klonk lief maar hol. Alle communistische partijen riepen in de jaren 1960 en 1970 op voor “Vrede in Vietnam” en niet voor de overwinning van het Vietnamese volk tegen het corrupte en misdadige systeem dat in stand gehouden werd door de Verenigde Staten. Ze hoopten wel op een Vietnamese overwinning maar ze moesten rekening houden met de door het Kremlin gewilde vreedzame co-existentie. Die co-existentie hield namelijk in dat de USSR rustig voort kon ploeteren zonder betrokken te worden in storende conflicten met de Westerse imperialistische machten. Die co-existentie heeft de USSR evenwel niet gered, ze is in de eerste plaats aan haar eigen contradicties ten onder gegaan.

Een ander historisch voorbeeld. In Munchen gaven in 1938 het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk toe aan Hitler in verband met de Duitse bezetting van Tsjechoslovakije. Het zou een Europese oorlog verhinderen. Het omgekeerde geschiedde. Stel u nu voor dat in de Tweede Wereldoorlog Groot-Brittannië vrede hadden gesloten met Hitler en hem continentaal Europa in de schoot hadden geworpen. Het zou de weg hebben geopend voor de totale overwinning van de barbarij, meer bepaald de uitroeiing van de bevolking in Oost-Europa, de Slaven, Joden en andere bevolkingsgroepen om “lebensraum” te scheppen voor het Germaanse Herrenras. Nazi-Duitsland moest daarom onvoorwaardelijk vernietigd worden en daarvoor waren de wapens van de imperialistische machten UK en VSA zeer welkom en daarvoor hebben een 20 miljoen Sovjetburgers hun leven gegeven. Met een overwinning van Hitler zou het dodenaantal onvoorstelbaar tragischer geweest zijn. “Oorlog aan de oorlog!” was ooit de leuze van socialisten. En dat moet het parool zijn van een daadwerkelijke vredesbeweging.

De “vredesbeweging” had gedeeltelijk haar wortels in de communistische beweging die diende als verdediger van “het vaderland van het socialisme”. Een deel van de beweging heeft zich van die “kampistische” opvattingen kennelijk nog niet bevrijd. Ze beschouwt nog steeds al te dikwijls ten onrechte de vijand van haar vijand als vriend, en daarom beschuldigt zij al te gemakkelijk de NAVO. Of Oekraïens defaitisme, voorstander zijn van een militaire nederlaag van het eigen kamp, de Oekraïense bevolking zal vrijwaren van verschrikkingen is meer dan twijfelachtig. Het is de Russische bevolking die defaitistisch moet zijn en mee moet werken aan een militaire nederlaag van Poetin. Het is in Rusland dat men moet vechten voor vrede, niet in Oekraïne.