De verkiezing op zondag 19 juni van president Gustavo Petro en zijn vice-president Francia Márquez was een schok voor de Colombiaanse oligarchie. Een nipte overwinning (50,69 procent) maar heel symbolisch in een land dat al twee eeuwen lang nooit een linkse regering heeft gehad en waar, zoals de schrijver José Maria Vargas Vila meer dan een eeuw geleden opmerkte, ‘de dictators van dit land hun dolken in wijwater dopen alvorens te doden’.

Deze verkiezingsoverwinning volgt op de sociale explosie van april 2021, waarbij miljoenen Colombianen uit de arbeidersklasse 21 steden bezetten (met een wekenlange oproer in Cali). Het maakt ook deel uit van een electorale cyclus waarbij, op continentale schaal, linkse presidenten het ambt hebben aanvaard in juli 2021 in Peru, in maart 2022 in Chili, en misschien binnenkort in oktober in Brazilië.

Een gepolariseerde campagne

De eerste verrassing was de verdrijving in de eerste ronde van conservatief rechts, geleid door Federico Gutiérrez. Aan het hoofd van een coalitie waarachter de schaduw zweefde van Álvaro Uribe, de voormalige president die banden heeft met de meest conservatieve en gewelddadige sectoren van de Colombiaanse bourgeoisie, maar ook met de paramilitairen en de drugshandelaren, slaagde de door de zakenwereld bevoorrechte kandidaat er niet in zich te kwalificeren met zijn bescheiden score van 18 procent. Het was een tropische Trump, Rodolfo Hernández Suárez, een populistische zakenman die zijn fortuin (geschat op 100 miljoen dollar) heeft gemaakt in onroerend goed, die zijn plaats innam om de continuïteit van het regime te vertegenwoordigen met een anti-systeem houding die goed wordt bediend door sociale netwerken.

Aan de andere kant werd links vertegenwoordigd door een voormalige Guevaristische activist van M19 en aanhanger van de bevrijdingstheologie, en een Afro-afkomstige feministische activist, die zich openlijk afzetten tegen de aanhangers van de vuile oorlog tegen de gewapende oppositie van de FARC en zakenlieden. De linkse coalitie kon rekenen op de steun van linkse partijen en een meerderheid van de sociale bewegingen, maar breidde haar allianties ver uit door ook de rechtse ex-burgemeester van Medellín en de conservatieve christelijke leider Alfredo Saade op te nemen. Uiteindelijk is er niets verrassends aan: Gustavo Petro was immers van 2014 tot 2015 burgemeester van de hoofdstad Bogotá, waarbij hij al goed onderhouden banden ontwikkelde met een lange carrière als parlementslid.

​​​​​​​Een diepere betekenis

Maar om deze verkiezing te reduceren tot een banale machtswisseling is een beetje kortzichtig. Belangrijke sectoren van de volkscollectieven, en soms zelfs de meest radicale van de Primera Linea, evenals een groot deel van de bevolking, wilden de bladzijde omslaan van de permanente burgeroorlog die door de oligarchie was opgelegd en van een grote sociale crisis. In een land waar de rijkste 10 procent 65 procent van de rijkdom bezit, waar 39 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft (met nog eens een miljoen armen als gevolg van de pandemie), met een hoge kindersterfte en een snel stijgende inflatie, is er geen gebrek aan redenen om iets anders te proberen.

Petro’s programma sluit echter nationalisaties of maatregelen uit die – zelfs symbolisch – de macht van de machtige oligarchie zouden aantasten. Het leger heeft gedreigd ‘haar verantwoordelijkheid te nemen’ als Petro en Francia winnen. Duizenden linkse activisten werden aan de vooravond van de tweede ronde rechtstreeks bedreigd. De oligarchie, die een nieuwe sociale explosie vreest, bereidt zich openlijk voor op een confrontatie met een gematigd links dat niet op de confrontatie voorbereid is.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op l’Anticapitaliste. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.