De term cultuur heeft diverse betekenissen en achter hun gebruik schuilt telkens een bepaalde opvatting en een oogmerk. Zo hoor je vandaag de media en politici praten over “onze cultuur”, de “Westerse cultuur”, de “nationale cultuur”, de “Europese cultuur”, enz., ook al is het niet duidelijk wat daar concreet mee bedoeld wordt. Maar precies die onduidelijkheid dient het manipulatief gebruik van het woord. Wanneer Vlaamse nationalisten spreken van de cultuur van hét Vlaamse volk dan veronderstellen ze dat er zoiets bestaat als een abstract, boven de dagelijkse realiteit zwevende volksaard, die kenmerkend is voor alle ingewortelde inwoners van Vlaanderen, en die tot uiting komt in hun manier van leven en denken.

De nationalistische cultuur-ideologie

Vanuit nationalistisch oogpunt moet de cultuur van een volk (een term die ook weer diverse betekenissen heeft), noodzakelijkerwijze gedragen worden door een staat die, in zijn specificiteit, die cultuur belichaamt, schraagt en uitdraagt. “Volk wordt staat!” was ooit het parool van de nationalistische vleugel van de Vlaamse beweging. Maar het Vlaamse volk was en is in nationalistische ogen nog steeds niet cultureel volmaakt, en de toekomstige Vlaamse staat vergt een volk dat zich met trots bewust is van zijn culturele eigenheid: “Ik ben Vlaming en daar ben ik fier op”. De coda is een van de instrumenten in de vorming van een nationalistische cultuur. Hij is bovendien gericht op artistieke en historische feiten. Wetenschap, technologie en de sociale instellingen met hun emancipatorische of onderdrukkende rol spelen in die Vlaamse coda blijkbaar geen rol. Alweer: hoog boven de maatschappelijke werkelijkheid.

De verdere culturele vervolmaking van het volk moet zijn drang naar verstaatsing versterken en de staat zal zijn cultuur beschermen en bewaren. In overeenstemming met de nationalistische hersenschim over wat “het” volk moet zijn, streeft men op geestelijk terrein naar het behoud van de tradities en naar de verering van een grotendeels mythisch verleden dat met de huidige maatschappelijke realiteit weinig overeenkomst heeft. Op materieel gebied echter denkt en handelt het nationalisme neoliberaal, dus wel in overeenstemming met de huidige maatschappelijke realiteit.

Het antiliberale corporatistisch sociaal model paste goed in de conservatieve en fascistische ideologie van het interbellum, maar is vandaag geen werkzaam alternatief meer. De corporatistische poging van Hendrik De Man met zijn Unie van Geest- en Handarbeiders haalde het eind van de oorlog niet. De huidige ondernemerswereld onderhandelt (voorlopig althans) liever met een vakbeweging die door haar autonomie een sterke greep heeft op haar leden en waarmee compromissen kunnen worden afgesloten.

De neoliberale cultuur-ideologie

De voormannen en de enkele voorvrouwen van het hedendaagse Vlaamse nationalisme zijn geen taal minnende literatoren en politiek vrij machteloze kleinburgers meer zoals voorheen, maar middelgrote of grote ondernemers, topfunctionarissen. Ze nestelen daarentegen comfortabel in het establishment, al beweren ze anders aan politiek te doen. Hun economisch liberaal keurslijf brengt echter niet veel soelaas aan de reële sociale behoeften van de doorsnee bevolking in Vlaanderen. Het paradijselijk beeld dat de nationalisten ophangen van een onafhankelijk Vlaanderen brengt misschien soelaas aan een kleine minderheid van Vlaams-voelende werknemers, maar wordt door het gros van de mensen met wantrouwen of onverschilligheid bekeken. Zij schermen zich niet volledige af van de diverse kritische sociale bewegingen of van modernistische cultuurevenementen die de geglobaliseerde wereld overspoelen, en verkiezen het Belgische staatsverband boven de loze beloften van de nationalisten, vooral als die over “onze culturele eigenheid” peroreren en de subsidiekraan toedraaien. De nostalgie voor het Graafschap Vlaanderen en de kunstenaars van het Bourgondische rijk kunnen het moeilijk winnen van een degelijke sociale zekerheid, en dat is, naast andere sociale instellingen, ook en niet de minste, een pijler van de cultuur.

Bij gebrek aan iets substantieel paait de extreem rechtervleugel van het nationalisme de bevolking met een sociaal programma dat door de “mainstream” media als links wordt bestempeld, maar ingekapseld is in een even economisch liberale politiek die het VB koestert. Dat kost de gematigde liberale vleugel heel wat stemmen en veroorzaakt interne problemen in zijn schoot. De N-VA verliest haar vaste greep op haar kiezersvolk, heeft interne problemen en is op zoek naar ander electoraal lokaas.

Het volk in zijn nationalistische betekenis

De term “volk” wordt in het algemeen opgevat als een als “de gemeenschap van bewoners van een land die afstamming, taal, zeden, overlevering gemeen hebben (historisch als een zelfstandige groep optredend deel der mensheid, m.n. voor zover in staten georganiseerd)”, zo leert Van Daele. Maar dat volk zelf bestaat uit sociale groepen en klassen die andere en tegengestelde belangen hebben, tegenstellingen die de eenheid tegenover een ander, meestal op de wereldmarkt concurrerend volk, verzwakken, ten koste van de nationale belangen, namelijk die van het establishment wier macht en rijkdom afhankelijk is van de staat.

“Volk” is in dit opzicht een tamelijk abstract, ideologisch getint begrip en zo is het ook voor “cultuur”. De nationalistische abstractie van “cultuur” licht het geestelijk aspect ervan uit zijn maatschappelijke context. Cultuur wordt geestelijk domein dat zich afzet van de materiële realiteit en eigen leven met eigen waarden en eigen doeleinden gaat leiden. We bevinden ons in een ideële wereld. Het cultuurbegrip van het nationalisme is idealistisch. In werkelijkheid bestaan er binnen een volk diverse smaken, opvattingen, mentaliteiten, etc., die op een of andere manier te maken hebben met de rol die de mensen maatschappelijk vervullen en met hun plaats in de sociale hiërarchie. De bevolking een eenheidscultuur opdringen, die enkel in het hoofd van de nationalistische natiemaker bestaat, heeft een totalitair tintje. Ze kreeg een extreme vorm in de “Gleichschaltung” van de nazi’s waarbij elke culturele instelling zich moest onderwerpen aan de nationaalsocialistische ideologie. Ook in de stalinistische sovjetmaatschappij heerste culturele gelijkschakeling in naam van de politieke en culturele suprematie van de (politiek machteloze) arbeidersklasse.

Cultuur moet zich ontdoen van haar nationalistische gerichtheid. Ze moet de uitdrukking zijn van wat de diverse maatschappelijke groepen van een land, natie of volk autonoom cultureel tot uiting willen brengen. Daarom is cultuur ook een terrein van strijd, van kritische discussies en conflicten. Een totalitaire cultuur, een eenheidscultuur is de naam cultuur niet waardig.