Al vier jaar trotseert de Soedanese revolutie de autoriteiten. Ze vertrouwt op haar zelforganisatie en op de zwakheden van de machthebbers die niet in staat zijn haar uit te roeien.

De revolutie die in 2018 in Soedan begon, werd voorafgegaan door verschillende jongerenopstanden in de jaren daarvoor, in het kielzog van de processen die toen in de regio aan de gang waren.

Op 13 december 2018 waren het de scholieren in Al Damazein (Blauwe Nijlstaat) die de straat opgingen, op 19 december gevolgd door de bevolking van Atbara (Nijlstaat), die protesteerde tegen de verhoging van de broodprijs die werd ingevoerd tegen een achtergrond van bezuinigingsmaatregelen. De opstand verspreidde zich over het hele land en het leger zette president Omar El Bachir enkele maanden later af, om hem vervolgens gevangen te zetten. De beweging leidde op 28 en 29 mei tot een politieke staking in veel sectoren, onder het motto ‘100 procent madaniya’ (100 procent burgerlijke staat). Vier dagen later vielen veiligheidstroepen in veertien steden sit-ins aan.

Het bloedbad op 3 juni 2019 in Khartoem, oftewel de onderdrukking van de permanente sit-in voor het algemeen commando van het leger in Khartoem, waarbij tientallen doden en honderden gewonden vielen, was een gebeurtenis die bevestigde dat het leger niet homogeen is en dat de Snelle Ondersteuningstroepen (FSR, milities van de ex-janjawid, verantwoordelijk voor misdaden tegen de menselijkheid in Darfur en geleid door Mohamed Hamdan Dogolo, bekend als Hemedti, de huidige vice-president van de militaire junta), de belangrijkste daders van het bloedbad waren geweest.

Dat bloedbad werd gevolgd door een algemene staking en acties van burgerlijke ongehoorzaamheid. Er wordt voortdurend gedemonstreerd tegen de militaire machthebbers, die verschillende bestuursformules uitproberen (een militaire overgangsraad, vervolgens een soevereiniteitsraad die een burgerregering instelt, die zelf in 2021 door een militaire staatsgreep omvergeworpen wordt en vervolgens een ‘kaderovereenkomst’ in december 2022, onder internationaal toezicht) om tevergeefs te proberen het proces te ontmantelen en aan de eisen van de Wereldbank en de Club van Parijs te voldoen. Vier jaar later zijn de demonstraties die het vertrek van de militairen eisen met hun slogan ‘Geen onderhandelingen, geen partnerschap en geen legitimiteit (voor het leger)’ niet gestopt en ook de strijd van de arbeiders is niet gestopt.

De organisatie van de revolutionairen

Er waren twee processen. De eerste fase van de revolutie werd geleid door de Associatie van Soedanese Professionals (APS), een vakorganisatie die tussen 2010 en 2013 is opgebouwd door artsen, ingenieurs, leraren, journalisten en advocaten, in het geheim, omdat de bestaande vakbonden banden hadden met de regering. De APS speelde een leidende rol in de eerste maanden van de opstand.

Op initiatief van de APS ontstonden er verzetscomités om het aantal verzetsgroepen en demonstraties aan de basis te vergroten en de repressie te bemoeilijken, hetgeen werd vergemakkelijkt door de centralisatie van de initiatieven. De verzetscomités vervingen echter geleidelijk de APS als leider van de revolutie. Ze zijn een horizontale vorm van zelforganisatie, gestructureerd op lokale basis en in volledige onafhankelijkheid. Ze organiseerden strijd, voornamelijk demonstraties, en vervolgens de strijd tegen de repressie, waarbij de families van de slachtoffers hun vertrouwen in hen stelden. Ze werden ertoe gebracht dagelijks verzet te organiseren, met name door burgerlijke ongehoorzaamheid. Vervolgens beheerden veel van de comités aspecten van het dagelijks leven in de wijken en speelden een opmerkelijke rol tijdens de covidepandemie, toen de autoriteiten tekort bleken te schieten.

Ze waren een referentiepunt in die mate dat strijdende sectoren de formule van de verzetscomités overnamen om hun protest te leiden, zoals de boeren van de Noordelijke Staat die comités vormden om hun blokkades tegen de verhoging van de elektriciteitsprijs te organiseren. Die comités werden omgevormd tot verzetscomités tegen de militaire macht. Onder de semi-burgerlijke regering gingen sommigen van hen de confrontatie met de regering aan, vooral onder impuls van de milieustrijd. De verzetscomités moesten coördinaties vormen om nationale initiatieven uit te voeren, waaronder talloze dagen met demonstraties.

Het nadenken over het Soedan van de toekomst staat op de agenda van alle comités, die handvesten hebben opgesteld over de toekomstige macht in Soedan. De sociale differentiaties binnen de comités die zijn opgebouwd op geografische basis, kwamen aan het licht door de verschillen tussen de ontwerphandvesten, die kort kunnen worden samengevat als de aanduiding van de macht ‘van onderop’ ‒ en dus de toegang van het volk tot de macht als voorwaarde voor sociale rechtvaardigheid ‒ versus de aanduiding van de macht ‘van bovenaf’.

Geïnformeerde revolutionairen

Anders dan revolutionairen in veel Arabische landen hadden de Soedanese revolutionairen niet te maken met moeilijke problemen van allianties, aangezien de regering die ze bestreden bondgenoot was van de islamisten. De revolutionairen hadden dus ruim baan. Ze hadden lering getrokken uit de revoluties die hen waren voorgegaan: de noodzaak van een vakbondsorganisatie, zoals in Tunesië, maar vooral de noodzaak van een organisatie überhaupt, die zo ontbrak bij de hirak in Algerije en elders. Ze wisten ook dat het geen zin had om alleen de kop eraf te slaan, het hele regime moest worden aangevallen.

Verschillende vragen blijven echter bestaan:

De sociale mobilisaties duren voort en worden versterkt door de economische moeilijkheden als gevolg van de inflatie. Alleen al in januari 2023 zijn leraren van meer dan 16.000 openbare basisscholen en middelbare scholen drie weken lang in staking geweest en ze hebben hun staking onlangs verlengd; meteorologen, met name op luchthavens, staakten twee weken lang; leraren in het hoger onderwijs en werknemers van onderzoeksinstellingen drie weken; en studenten die niet waren ingeschreven vanwege de sterke stijging van het collegegeld hebben de wegen geblokkeerd. Die strijd loopt grotendeels parallel met die van de verzetscomités, maar hun eisen omvatten niet het vertrek van de militaire junta. De bruggen tussen beide bewegingen moeten dus nog worden geslagen. Dat onderstreept de zwakke aanwezigheid van de verzetscomités op de werkvloer en de afwezigheid van een revolutionaire partij.

Een geïsoleerde revolutie

Het proces ontstond toen anderen zich in de regio terugtrokken en de meeste revolutionairen in de wereld de andere kant opkeken. De Soedanese revolutionairen hebben zich solidair verklaard met de Oekraïners en de Iraniërs. Ze hebben dezelfde vijand gemeen met de eersten: de Wagner-milities die via hun dekmantelbedrijven de goudvoorraden van Soedan hebben geplunderd, de bodem hebben vervuild, de militanten die zich tegen hen verzetten hebben aangevallen en hebben bijgedragen aan de schatkist van de dictatuur van Poetin. Soedanese vrouwen, die strijden tegen het wetboek van strafrecht dat voorziet in geseling voor het dragen van ‘onfatsoenlijke kleding’ (wat niet wordt gespecificeerd) en vrezen voor de terugkeer van de islamisten hebben een duidelijke sympathie voor het drieluik ‘vrouw-leven-vrijheid’.

Nederlaag noch overwinning

De revolutie is vier jaar oud en de reden voor haar lange levensduur kan worden gezien in vergelijking met haar Arabische gelijken. Dat heeft te maken met haar zelforganisatie, maar ook met de afwezigheid van frontale repressie. Arrestaties, moordaanslagen, gedwongen verdwijningen, verkrachtingen en martelingen hebben de demonstranten en hun wil om de junta te verdrijven nooit tegengehouden. De junta heeft er niet voor gekozen de beweging definitief de kop in te drukken, gevangen als ze is tussen de eisen van de geldschieters en die van de revolutionairen en, anderzijds, de rol van de FSR, en de islamistische partijen, waarvan de onlangs bevrijde elementen hun stem beginnen te laten horen.

De autoriteiten weten dat het leger heterogeen is en dat zijn basis vaak welwillend staat tegenover de eisen van de revolutionairen. Die weten dat ook en hebben zich tot de soldaten gewend, en sommige hebben overwogen hen als leden van achtergestelde sociale lagen in hun sociale programma’s op te nemen. Maar ’tot nu toe is de militaire leiding niet in staat geweest het risico te nemen de controle over haar bases te verliezen door ongehoorzaamheid van haar leden, en de leiders van de massa’s zijn er tot nu toe niet in geslaagd de leden van de strijdkrachten ervan te overtuigen in opstand te komen tegen hun leiders en zich aan de zijde van de revolutie te scharen om hun eerste eis te verwezenlijken, namelijk de overdracht van de macht aan een democratisch civiel gezag en de terugkeer van de strijdkrachten naar hun kazernes.’

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op l’Anticapitaliste. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.