In een interview met de Krant van West-Vlaanderen verklaarde de kopman van de N-VA dat we een “nieuwe coup nodig hebben, een nieuw Loppem-moment”. “De grondwet moet gepasseerd worden voor een noodzakelijke verandering”. Het is inderdaad zo dat de huidige structuur van de Belgische staat, vastgelegd in de grondwet, niet voldoet aan de reële behoeften van de natie. Denk maar aan de coronacrisis en de negen ministers van volksgezondheid.

Alvorens nader in te gaan op BDW’s uitspraak is er wat geschiedenis nodig. In kasteel Loppem bij Brugge overlegde koning Albert tussen 11 en 14 november 1918 met diverse politieke leiders over de politieke toekomst van het land. Er werden buitenparlementaire beslissingen genomen zoals de vorming van een regering van nationale unie (dus met de socialisten), en de onmiddellijke aankondiging van algemeen enkelvoudig stemrecht (voor mannen vanaf 21 jaar), dit alles tegen de grondwet in die daarvoor eerst gewijzigd moest worden. Sindsdien spreekt de conservatieve en reactionaire vleugel van politiek België met verontwaardigde minachting van de “coup van Loppem”, een staatsgreep van het grauw en van hun “socialistische” koning.

Albert was helemaal geen socialist, maar hij besefte, zoals vele politici, dat een voortzetting van het vooroorlogse conservatieve regime dreigde te ontaarden in heftig arbeidersverzet, terwijl aan de oosterse horizon het bolsjewistische monster de kop had opgestoken en opstandige bewegingen Duitsland, Oostenrijk en Hongarije dooreenschudden. De steun die Emile Vanderveldes Belgische Werklieden Partij aan de oorlogsinspanningen had betuigd moest beloond worden. Haar verdere inkapseling in het systeem was geboden. Zogezegd, zo gedaan.

De socialisten eisten mannelijk stemrecht en de onvoorwaardelijke afschaffing van artikel 310 van het strafwetboek dat het stakingsrecht beperkte. De liberalen eisten evenredige vertegenwoordiging en wezen vrouwelijk stemrecht af. Die stemden immers volgens hun domme antiklerikale en patriarchale opvatting zoals de pastoor wilde. De socialisten waren het met deze paternalistische visie eens en de vrouwen zouden nog dertig jaar moeten wachten. De katholieken zelf waren verdeeld over de te volgen weg.

De conservatieve vleugel achter Charles Woeste wilde haar vooroorlogse machtspositie behouden, maar achter de rug van de voorman werd onderhandeld met een aantal parlementaire en niet-parlementaire katholieken van christendemocratische gezindheid. Ze stemden in met de afschaffing van het meervoudig stemrecht, een cursus moraal in het lager onderwijs in ruil voor de gelijkheid van de subsidies, taalgebruik op basis van vrijheid en gelijkheid en de (geheel of gedeeltelijke) vernederlandsing van de Gentse universiteit. De nationale harmonie was hersteld. Het regime kon opgelucht ademen. De parlementaire democratie was door de “coup” er niet op achteruitgegaan, integendeel.

Bart De Wever heeft de door de toenmalige reactie gebezigde terminologie in verband met de politieke veranderingen overgenomen, maar in tegengestelde, positieve zin: een “coup” zoals die van Loppem wordt goedgekeurd als hij ten goede komt aan een confederalisme dat Vlaanderen totale autonomie waarborgt en dat komt volgens BDW neer op meer democratie: “De grondwet mag niet in de weg staan van noodzakelijke verandering”. Nu is het zo dat alle belangrijke veranderingen die de parlementaire democratie hebben verruimd en versterkt niet zijn uitgegaan van het parlement zelf, maar werden afgedwongen door soms brutale buitenparlementaire actie.

Dat was niet alleen het geval bij het ontstaan in 1830 van Belgische staat met zijn voor die tijd zeer liberale grondwet, maar in vele andere gevallen. Denk maar aan abortus, gelijkberechtiging van de vrouw, de schoolstrijd, etc. Het akkoord over de sociale zekerheid werd afgesproken tussen de arbeidersbeweging en het patronaat in de eindfase van de Tweede Wereldoorlog. Het parlement volgde. En, om een flagrant buitenlands voorbeeld aan te halen: de huidige “Vijfde Republiek” is het resultaat van De Gaulles staatsgreep in 1958. De geschiedenis is er een van klassenstrijd heeft een berucht Manifest opgemerkt, en een “coup” maakt daar deel van uit.

Een revolutionaire socialist moet BDW hier gelijk geven: feitelijke machtsuitoefening is het resultaat van politieke en sociale strijd en wordt achteraf gelegitimeerd. Revoluties, of ze nu goede of slechte veranderingen met zich mee bren gen, zijn altijd onwettelijk en ongrondwettelijk. In hun boek “Sleutels tot ontgrendeling” (2017) dat een hele reeks ongrondwettelijke feiten in de Belgische geschiedenis opsomt, schrijven grondwetspecialist Hendrik Vuye en Veerle Wouters: “Dat men op bepaalde momenten van de politieke geschiedenis buiten de Grondwet treedt, is niet abnormaal. Wat wel abnormaal is, is dat vele staatsrechtsgeleerden en politici dit trachten te verbergen? Ze doen liefst alsof feitelijke machtsuitoefening niet bestaat. (…) Dit betekent ook dat men een Grondwet buiten de Grondwet kan wijzigen, of zelfs van Grondwet kan veranderen. Stel dat een meerderheid in het federale parlement een nieuwe Grondwet stemt. Dan schuift men de oude Grondwet gewoon opzij en begint er een nieuw verhaal. Dit is een feitelijke machtsuitoefening. Maar indien deze nieuwe Grondwet door de bevolking wordt aanvaard, indien er geen massaal protest komt, dan is deze nieuwe Grondwet een staatsrechtelijke realiteit.” (pp. 164-465)

Stel u nu voor dat het N-VA en VB de meerderheid verwerven in het Belgische parlement en met de steun van een aantal andere politiek nationalistisch ingestelde Vlaamse parlementsleden een grondwet goedkeuren die België afschaft door Vlaanderen onafhankelijk te verklaren. Theoretisch is dat mogelijk. Maar zal die beslissing door de bevolking goedgekeurd worden. Met “de bevolking” bedoelen we de Walen, de Brusselaars, de EU, de grootmachten en uiteraard de arbeidersbeweging, de middenstand en de boeren. Zullen ze de nieuwe staatsrechtelijke realiteit die hen wordt voorgeschoteld aanvaarden?

En vooral, hoe zullen de ondernemers en financiële machten hierop reageren? Want de parlementaire macht is immers grotendeels een formele macht. De fundamentele politieke macht ligt elders, nl. bij diegenen die beslissen over de sociale productieverhoudingen, bij hen die beslissen wie de rijkdom produceert, hoe dat gebeurt en hoe die wordt verdeeld. Dat zijn in het huidige bestel uiteindelijk de ondernemers en financiers. Bart De Wever kan dromen van een “democratische coup”, maar of hij hem kan doorvoeren is ander paar mouwen.