Gent 1971 — Enkele jaren eerder had ik daar de maartbeweging meegemaakt, waardoor ik wist dat je in Gent aan het Flandre profonde↗ kon ontsnappen. Ik ging er wonen. Ik was een zoekende jongeman met een aandachtig oog voor wat zich aandiende. Zoals de affiches van Angela Davis, iets ouder dan ik, indrukwekkend afro-kapsel. Plakwerk verspreid door een comité (volgens de toenmalige mode als komitee geschreven) dat het alhier voor haar vrijlating opnam. Want ja, Angela Davis was een gevangene.

De autobiografie van Angela Davis gaat enkele maanden eerder van start, op 9 augustus 1970, ze is 26 jaar en op de vlucht. Ze wordt in de Verenigde Staten gezocht voor moord, kidnapping en samenzwering.

“Ik kon er niet omheen: mijn leven was dat van een voortvluchtige geworden (…) Duizenden van mijn voorouders hadden, net als ik, gewacht tot de nacht viel om niet op te vallen. (…) Het was simpel. Ik moest ze waardig zijn.”

Ook in de gevangenis blijft ze haar voorouders waardig. In adembenemende bladzijden vertelt ze over het verzet dat zowel binnen als buiten de muren te haren bate georganiseerd wordt. In 1972 wordt ze vrijgesproken. Het zal haar levenslang tekenen, de strijd tegen het Amerikaanse gevangeniswezen wordt haar levenswerk.

Je zult in de Verenigde Staten maar zwart zijn én communist. Angela Davis is acht jaar en verlaat het op en top racistische Birmingham om bij een bevriend gezin in New York de zomer door te brengen. Maar ook daar…

“Waarom waren ze op zoek naar de vader van mijn vriendin? Hij had niets verkeerd gedaan. Hij was alleen maar zwart en communist. Omdat ik te jong was om te weten wat een communist was, begreep ik niets van McCarty’s heksenjacht. Ik kon alleen snappen wat mijn ogen zagen: slechte witten die het gepunt hadden op een onschuldige zwarte man. En dat gebeurde niet in het Zuiden, maar in New York, het toonbeeld van raciale harmonie.”

In 1961 vat ze met een studiebeurs universitaire studies aan.

“Ik zocht in de massa eerstejaars naar andere zwarte studenten. (…) Maar de volledige studiebeurs die Brandeis me had gegeven, was blijkbaar een schuldbewuste poging om hun groepje van twee zwarte eerstejaars te vergroten.”

’t Is opvallend: de jonge Angela grijpt elke kans. Ze maakt gebruik van speciale beurzen om in Parijs literatuur en filosofie te studeren, waar ze Marcuse leert kennen. Daarna gaat het naar Frankfurt. In 1965 is ze eenentwintig en het niveau waarop ze zich dan al beweegt is indrukwekkend:

“Ik maakte een afspraak met Adorno op het Instituut en legde hem uit dat ik naar huis moest gaan. Marcuse had er in onze correspondentie al mee ingestemd om samen te werken aan de University of California in San Diego (…) Ik wilde mijn academisch werk voortzetten, maar ik wist dat ik dat niet kon doen tenzij ik mij ook politiek engageerde. Strijd was onze enige hoop op overleven.”

Dit is waarlijk een prachtig boek. Angela Davis neemt ons mee naar de Amerikaanse cultuur ter linkerzijde, die ons, Europeanen, toch enigszins vreemd blijft; ze instrueert ons in de vele varianten van de Black Power, waarvan je sommige ronduit rechts mag noemen en het boek ademt ook de voor ons vreemde Amerikaanse omgang met wapens uit.

“Andere leden van onze groep werden op dezelfde manier bedreigd. Vuurwapens waren gangbare argumenten. (…) Ik kon twee dingen doen: hem gehoorzamen of mezelf beschermen. Ik koos voor het laatste en liep een tijd lang stevig gewapend rond.”

De autobiografie is ook interessant omwille van wat er niet staat. Geen woord van kritiek op de Sovjet-Unie. Over de DDR, Bulgarije, Tsjecho-Slowakije, landen waar ze verblijft, niets dan lof. ’t Is een merkwaardige trouw die ze deelt met zoveel andere, anders voorbeeldige activisten die verblind worden door het campisme. In de ervaring van Angela Davis luidt dat als:

“In het centrum van de internationale beweging stond de socialistische beweging van naties.”

Het boek herinnert ons ten slotte ook aan onze eigen politieke activiteit, in een tijd die zo anders was dan nu. Angela Davis komt naar voor als een voorbeeld van de oneliner die toen opgang maakte: Alles is politiek! Want wie schrijft er nu een autobiografie als hzij 28 is? Dat is toch alleen maar te begrijpen als het een politieke daad is.

De Nederlandstalige uitgave is gebaseerd op de derde Amerikaanse editie. Vandaar dat het boek drie voorwoorden (1974, 1988, 2021) telt, 23 bladzijden bijzonder interessant leesvoer waarin Angela Davis ons van haar politieke evolutie getuige maakt, samen te vatten onder het Gentse Nie pleuje. Sinds 1991 is ze geen lid meer van de Communistische Partij, wel nog altijd communist en hoopvol.

“De historische gebeurtenissen waarover ik schrijf en de theoretische inzichten die ze ons bijbrengen, situeren zich binnen een aanhoudende, moedige strijd tegen racistisch politiegeweld, tegen het diepgewortelde racisme van het gevangenissysteem en tegen het raciaal kapitalisme in het algemeen. Als we dat inzien, kunnen we stilaan hopen op langetermijnresultaten van een strijd die al generaties lang wordt volgehouden. Deze bewegingen hebben (nog) niet de structurele veranderingen teweeggebracht die we nodig hebben om de massa’s inheemsen, zwarten, latino’s, mensen uit het Midden-Oosten, Aziaten en witte arbeiders te laten genieten van de materiële en intellectuele voordelen van het leven in een geavanceerde industriële samenleving, of zelfs van het leven op deze planeet, ongeacht het ontwikkelingsniveau van een bepaalde regio. Toch helpen ze ons concrete mogelijkheden te zien voor dergelijke revolutionaire veranderingen in de toekomst.”

Angela Davis. Een autobiografie. Uit het Engels vertaald door Jan Reyniers. Originele titel: An autobiography — isbn 9789462673465 – 24,90 € – EPO, Berchem – april 2022 – paperback – 420p.