Eigenlijk wou ik je slaan. Zo, zo graag. Maar dat zou er net over geweest zijn. Ik: ondergesneeuwd en koud aan een bushalte op weg naar een gelukkig erg inspirerend panelgesprek rond feminisme en Bitterbitch, de roman van Maria Sveland. Jij: een lichtjes dronken man die nét iets te dicht kwam staan.

Je deed je voor als “gewoon, wat socialer dan de anderen” en vertelde hoe gul je wel was. Dan vroeg je me wie ik zou kiezen, van alle mannen aan de bushalte. Geen ervan, kon ik gelukkig zeggen, want ik ben lesbisch. Stom dat dat als een excuus voelt. Ik ben het nochtans. Vriendinnen van me zeggen dan weer dat ze een vriendje hebben of getrouwd zijn. En we voelen ons weer schuldig. Maar dat is wat werkt, beter dan zeggen “laat ons met rust” – omdat je willekeurige ingebeelde mannen meer respecteert dan vrouwen.

Daarna zei je dat je dat wel door had, dat ik lesbisch was. Je begon daarover te vertellen op de bus, tegen willekeurige mensen. Tegen een oudere vrouw die tegenover me kwam zitten, zei je dat ze moest oppassen, want ik was lesbisch. Toen wou ik je al helemaal tot pulp slaan. Lekker blijven meppen, dan zijn we er eindelijk vanaf. De vrouw reageerde gelukkig fijn, met die typische “ik weet het, vervelende venten, zucht” blik.

We lachen ermee. Men are afraid women will laugh at them. Women are afraid men will kill them.

Maar verder durven we niks want we hebben schrik. Schrik om aangevallen te worden, verkracht te worden. Geen job meer te krijgen, geen uitgever, geen wat dan ook. Geen vrienden, geen partners, mensen die ons uitlachen. Gek, bitch, zaag. Altijd onze mond houden en blijven collaboreren. Schrik om onszelf te zijn. Maar we zijn met zoveel. Wat voor enorme omwenteling zouden we kunnen teweegbrengen als we ons allemaal samen zouden verzetten?

De angst moet van kamp veranderen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Overvallen op de kruispunten op De Tweede Sekse Blog.