Thanksgiving Day in Amerika is een moment voor nationale reflectie omdat het de vraag oproept: waar moeten we dankbaar voor zijn? De vraag is des te schrijnender na de covid-pandemie die meer dan 780.000 levens heeft gekost en een economische crisis waarbij het bbp met 32,4 procent is gedaald en de werkloosheid officieel bijna 15 procent bedraagt (al ligt dat cijfer waarschijnlijk hoger).

Terwijl sommigen dankbaar waren, stelden anderen vast dat de inflatie een hoogtepunt in 31 jaar had bereikt, met consumentenprijzen die in oktober met 6 procent waren gestegen. De voedselprijzen waren tegen Thanksgiving met 14 procent gestegen en de behoefte aan voedselhulp was met 30 procent toegenomen, terwijl miljoenen huiseigenaren en huurders met de mogelijkheid van huisuitzetting worden geconfronteerd.

Net toen we aan tafel gingen voor het Thanksgiving-diner, bevond een jury in Georgia de drie witte mannen die de zwarte jogger Ahmaud Arbury hadden achtervolgd en gedood, schuldig aan moord, en de meeste Amerikanen haalden opgelucht adem en dankten dat voor één keer gerechtigheid was geschied in een zaak van moord op een zwarte man.

Ook op dat moment, na bijna twee jaar van falend beleid, verzet van samenzweringstheoretici en van rechtse organisaties, is bijna 75 procent van de Amerikanen die daarvoor in aanmerking komen, gevaccineerd. Gedeeltelijk daardoor is de economie aangetrokken. Het bbp groeide met meer dan 2 procent en de werkloosheid daalde tot het laagste niveau sinds 1968, hoewel drie miljoen mensen nog steeds niet weer aan het werk zijn. De verbetering van de economie heeft geleid tot ‘Het Grote Ontslag‘ omdat miljoenen werknemers hun oude baan opzegden op zoek naar een betere baan en we zagen een toename van het aantal stakingen en pogingen om vakbonden op te richten. We hebben voor het eerst in decennia een socialistische organisatie van 90.000 leden – de Democratische Socialisten van Amerika – en we hebben een paar mensen in het Congres die zichzelf socialist noemen. Dus er is iets om dankbaar voor te zijn.

Na de kalkoen, zoete aardappelen, cranberrysaus en pompoentaart, beginnen we echter ook na te denken over de bredere context en de nationale politiek.

De Republikeinse Partij is het afgelopen jaar steeds meer naar rechts opgeschoven en is in feite een extreemrechtse partij geworden waartoe ook gewelddadige extremisten behoren. Veel Republikeinen geloven dat de laatste verkiezingen gestolen zijn en een derde gelooft dat geweld nodig zal zijn om de richting van het land te veranderen. Republikeinen, waaronder aanhangers van Q-Anon, christelijke evangelisten en gewapende milities, gaan naar vergaderingen van schoolbesturen om te protesteren tegen vaccinatie, mondkapjes en het onderwijzen van de zwarte geschiedenis.

De Democraten zijn ondertussen gefrustreerd. Het Amerikaanse Congres heeft de infrastructuurwet van president Joseph Biden met een budget van 1,2 biljoen dollar aangenomen, maar de Democraten zijn er tot nu toe niet in geslaagd de Build Back Better Bill aan te nemen, die de klimaatproblemen zou aanpakken en de werkende gezinnen zou helpen. Twee conservatieve Democraten, Senatoren Joe Manchin en Krysten Sinema, hebben de Democraten gedwongen voorstellen in te dienen om het budget van de wet in te krimpen en het idee te laten vallen om de rijken te belasten om de wet te betalen. Progressieve Democraten en de weinige socialisten zijn grotendeels meegesleurd door de gematigde meerderheid van de partij. Ondertussen is de waardering voor Biden gedaald tot 44 procent, terwijl 45 procent hem afkeurt en 11 procent onbeslist blijft, wat suggereert dat de partij de tussentijdse verkiezingen zou kunnen verliezen en er een einde zou kunnen komen aan elke kans op meer progressieve wetgeving in de laatste twee jaar van Biden’s ambtstermijn.

Ironisch genoeg heeft de Amerikaanse regering, in een land dat bekend staat om zijn historische anticommunistische kruistochten en zijn felle verzet tegen zelfs maar de sociaaldemocratie, om de covid-pandemie en de economische crisis te overwinnen, de laatste anderhalf jaar enorme hoeveelheden geld verstrekt aan bedrijven, staten en particulieren. Ongeveer 41 procent van alle Amerikanen staat nu positief tegenover het socialisme, terwijl 68 procent de vakbonden goedkeurt, het hoogste percentage sinds 1965.

Dus terwijl vrienden en familie hun jassen pakten en naar buiten gingen, de koude en winderige novemberavond in, dank ik voor het feit dat er een kans is dat we in het komende jaar kunnen beginnen met het opbouwen van een massale arbeidersbeweging en een onafhankelijke politieke partij voor de arbeidersklasse.

Dit artikel verscheeen oorspronkelijk op New Politics. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.