Op 6 december 2020 werden er parlementsverkiezingen gehouden om de afgevaardigden van de Venezolaanse Asemblea Nacional (Nationale Assemblee – AN) te kiezen. Sinds 2015 bestaat de AN voornamelijk uit leden van de oppositie na de nederlaag van de regeringscoalitie, de Gran Polo Patriotico (Grote Patriottische Pool – GPP). Om die nederlaag te omzeilen, besloot president Maduro in 2017 om een Nationale Grondwetgevende Vergadering (ANC) in het leven te roepen die de rol van de AN zou gaan spelen. Deze manoeuvre accentueerde de politieke crisis en radicaliseerde rechts, dat uitriep dat er sprake was van een dictatuur.

Binnen rechts kreeg de meest radicale en gewelddadige vleugel, onder leiding van Juan Guaido en Leopoldo Lopez, de overhand, zodat Juan Guaido zichzelf op 23 januari 2019 tijdens een bijeenkomst in Caracas tot president van de Republiek uitriep. De imperialistische landen, de VS, Frankrijk enzovoort, haastten zich om hem te erkennen als ‘legitieme president’.

Dit samenspel tussen de verharding van het regime en de extreemrechtse oppositie werd gekenmerkt door perioden van gewelddadige anti-Maduro protesten, zoals in 2014 en 2017.

Maar de gevolgen van de economische crisis, het gecombineerde resultaat van een catastrofaal economisch beleid en de sancties die de VS sinds 2015 hebben opgelegd, zijn de grootste zorg van de bevolking. Met bijna 80 procent van de mensen die in armoede leven, een minimumloon dat tussen 2013 en 2019 tot 5% van zijn vroegere waarde is gedaald en een duizelingwekkende daling van het bbp sinds 2015, lijdt de Venezolaanse bevolking honger en ellende. Dit alles met een inflatie die uit de hand loopt: van 274% in 2016 tot 130.060% in 2018 en vervolgens tot 7.374% in 2019. Daar komt nog bij dat covid de bevolking zwaar treft omdat de VS het land op grond van sancties verbiedt om medische apparatuur te importeren.

Geen wonder dat de mobilisaties van de oppositie tegen het regime zijn gestopt. Dit heeft tot  gevolg gehad dat een deel van de oppositie gepoogd heeft om een deal te sluiten met het regime. Dit komt grofweg neer op de twee historische partijen van de Venezolaanse bourgeoisie, Acción Democrática (Democratische Actie – AD) en het Comité de Organización Política Electoral Independiente (Onafhankelijk Comité van de Electorale Politieke Organisatie – COPEI), maar ook een deel van Primero Justicia, onder leiding van de presidentskandidaat van 2013, Henrique Capriles.

De voorbereiding van de verkiezingen

Eén gebeurtenis stelde Maduro in staat om de oppositie te verdelen: de poging tot landing van huurlingen op 3 mei 2020 in Macuto. Op die dag landden een aantal boten met huurlingen met als doel Maduro omver te werpen. Ze werden onmiddellijk gearresteerd door het Venezolaanse leger. De Amerikaanse pers ontdekte dat deze operatie was uitgevoerd door Silvercorp, een Amerikaans beveiligingsbedrijf, en dat het contract was ondertekend door iemand uit de onmiddellijke omgeving van Juan Guaido.

Dit was de perfecte gelegenheid voor een deel van rechts om te onderhandelen met de autoriteiten over terugkeer naar de verkiezingsstrijd, waarbij de poging om de regering omver te werpen als een mislukking werd beschouwd. Maduro speelde een dubbelspel: hij probeerde te onderhandelen met een deel van de oppositie en probeerde haar tegelijkertijd te bedwingen door het Hooggerechtshof in te schakelen. Binnen enkele weken werden de gekozen partijleidingen van AD, COPEI, Primero Justicia, Volundad Popular en verschillende linkse partijen zoals de PPT (Patria Para Todos) en Tupamaro ontbonden en vervangen door ‘inschikkelijke’ leiders.

Als reactie daarop riepen alle rechtse partijen op tot een boycot van de verkiezingen. De bisschoppelijke conferentie veroordeelde deze oproep en na geheime onderhandelingen tussen Capriles en de regering kondigde Capriles zijn deelname aan het verkiezingsproces aan. Er was een ‘interventiemissie’ van de Europese Unie nodig om Capriles weer van standpunt te doen veranderen en zich aan te sluiten bij het ‘haviken’-kamp onder leiding van Guaido.

Maar de crisis op rechts is diep en veel leiders van haar partijen besloten zich bij het verkiezingsproces aan te sluiten. Om dit te beteugelen, besloot het Amerikaanse ministerie van Financiën diverse leden van de oppositie tegen Maduro, die zeiden dat ze aan de verkiezingen wilden deelnemen, sancties op te leggen, een boodschap die op 22 september 2020 door minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo werd verspreid.

Desondanks hadden zo’n 30 nationale partijen en meer dan 50 regionale organisaties zich ingeschreven voor de verkiezingen van 6 december. Deze organisaties werden ontdaan van hun gekozen leiderschap. De kiezers hadden vooral de keuze tussen vier grote coalities, de GPP, de Democratische Alliantie (die een deel van de ‘historische’ rechterzijde groepeert), Venezuela Unido (rechts) en een linkse coalitie, Alternativa Popular Revolucionaria (Revolutionair Volksalternatief – APR, voornamelijk de PCV [Communistische Partij van Venezuela], de PPT en Tupamaro).

Om aan te tonen dat de stembusgang niet met fraude was bezoedeld, heeft de Venezolaanse regering de Europese Unie gevraagd waarnemers te sturen om  toe te zien op  de stembusgang, hetgeen is geweigerd. Desondanks hebben enkele persoonlijkheden positief gereageerd op deze oproep, zoals José Luis Zapatero, voormalig minister-president van Spanje, en tweehonderd andere persoonlijkheden.

Als tegenwicht tegen het verkiezingsproces besloot de rechtse factie die opriep tot een boycot, om van 7-12 december een nationale volksraadpleging te lanceren, hetzij via internet, hetzij fysiek. Deze verkiezingen voor de Nationale Assemblee hebben dan ook plaatsgevonden in een context die wordt gekenmerkt door een gewelddadige sociale crisis die de overgrote meerderheid van de bevolking treft en een politieke crisis waarin binnen rechts een zekere verwarring heerst.

Onafhankelijk links

In tegenstelling tot wat men zou denken, is Venezolaans links niet gereduceerd tot Maduro’s Partido Socialista Unido de Venezuela (Verenigde Socialistische Partij van Venezuela – PSUV), noch de GPP die de meerderheidspartij en enkele ondergeschikte groepen bij elkaar brengt. Er is wel een linkerzijde, die vaak bestaat uit voormalige PSUV-leden. Bijvoorbeeld voormalige ministers als Jorge Giordani, voormalig minister van Planning, Hector Navarro, voormalig minister van Onderwijs, Gustavo Marquez, voormalig minister van Industrie en Handel, Ana Elisa Osorio, voormalig minister van Milieu en zo verder. Er bestaat ook een netwerk van activisten en intellectuelen die zijn verenigd in verschillende verenigingen, zoals het Plataforma Ciudadana de Defensa de la Constitución, dat is opgericht om de oprichting van de Nationale Grondwetgevende Vergadering (ANC) aan de kaak te stellen  of het Plataforma contra el Arco Minero del Orinoco dat zich verzet tegen een speciale economische zone in een gebied zo groot als Portugal, waar de fiscale, sociale en milieurechten en de rechten van de inheemse bevolking worden afgeschaft om de ontginning van de bodem door nationale en buitenlandse bedrijven te vergemakkelijken.

In deze informele groep vinden we ook animatoren van de nieuwssite Aporrea en de organisatie Marea Socialista, die bij de verkiezingen van 6 december hebben opgeroepen om een ongeldige stem uit te brengen.

Dan is er het Alternativa Popular Revolucionaria (Revolutionair Volksalternatief – APR  opgericht op 11 augustus 2020. De APR heeft een programmatische verklaring gepubliceerd waarin haar belangrijkste eisen worden toegelicht. Eerst de strijd tegen de imperialistische agressie en corruptie, vervolgens de strijd voor fatsoenlijke leef- en werkomstandigheden, en tot slot het streven naar radicalisering van de volks- en revolutionaire democratie, met als doel het creëren van een socialistische samenleving. Deze coalitie dringt aan op de sociale mobilisatie van arbeiders, boeren en de basis van de bevolking. Het grote verschil tussen de APR en Marea Socialista ligt vooral in het feit dat in de verklaringen van de APR kritiek op het regime wordt geuit die beperkt blijft tot de oproep om de corruptie te bestrijden.

De derde actor van dit onafhankelijke links zijn vakbondsleden en werknemers die de strijd in publieke of particuliere bedrijven leiden. Ondanks het geweld van de economische crisis vinden er in het hele land veel sociale conflicten plaats, zoals de strijd van arbeiders in de olie-industrie in de deelstaat Zulia, in de gezondheidszorg, de elektriciteit, de rederij PDV-Marine, CANTV, Ferrominera, enzovoort. Allen hekelen ze de verslechtering van hun levensomstandigheden, maar ook de repressie van de vakbonden, al te vaak het enige antwoord van de regering, met willekeurige aanhoudingen, invallen in vakbondsgebouwen en zware straffen.

Dit links wordt over de hele linie onzichtbaar gemaakt door de aanhangers van het chavisme in Europa, wier lezing van Venezuela zich beperkt tot een strijd tussen twee actoren: Maduro en de VS. Verdwenen zijn de echte mensen die elke dag vechten voor hun voortbestaan en dromen van een samenleving die vrij is van zowel de door rechts vertegenwoordigde bourgeoisie als de aan de macht zijnde Bolibourgeoisie. Dit misplaatste prisma komt met name tot uiting in de merkwaardige oproep aan de Europese Unie om de resultaten van de verkiezingen van 6 december te erkennen. Het is ondertekend door internationale figuren, zoals de voormalige Ecuadoraanse president Rafael Correa (die de acties van vakbonden en boeren- en inheemse organisaties strafbaar heeft gesteld en met terrorisme heeft gelijkgesteld, en zelfs heeft opgeroepen de lerarenbond te ontbinden) of de Franse Jean-Luc Mélenchon. Deze laatste herinnert aan de ‘overvloed aan politieke voorstellen’ en vergeet dat het Venezolaanse regime met geweld de leiding van de partijen aan de rechterkant en verscheidene aan de linkerkant heeft vervangen. Wat zou Mélenchon gezegd hebben als de Franse regering zou besluiten de leiding van zijn partij, France Insoumise, te ontbinden en hem verbieden kandidaat te zijn, als voorwaarde voor verkiezingsdeelname van zijn  partij?

De resultaten van de verkiezingen

Bij gebrek aan de belangrijkste oppositieleiders en gezien het beperkte karakter van de rechtse partijen die aan de verkiezingen deel mochten nemen, was het voornaamste belang van de uitslag om de steun van de bevolking voor het verkiezingsproces te zien, wetende dat het plaatsvond in de bijzondere omstandigheden van de hernieuwde covid-19-epidemie, en temidden van een sociale en voedselcrisis. Maduro’s gok was dat deze geherstructureerde rechtse partijen voldoende kiezers zouden trekken om de verkiezingen geloofwaardig te maken.

In dit verband heeft rechts slim besloten om na 6 december haar ‘volksraadpleging’ te houden, waarvan de organisatie gevoelig is voor fraude. Er zijn twee oplossingen voor rechts. Ofwel wordt er een opkomst geregistreerd die groter is dan het aantal kiezers voor de verkiezing van afgevaardigden, dan kan men zich beroepen op de illegitimiteit van de parlementsverkiezingen. Of hun opkomst is lager dan de opkomst van de parlementsverkiezingen, dan zullen ze schreeuwen over fraude. In beide gevallen winnen ze op het internationale toneel.

Ter ondersteuning hebben leden van het Amerikaanse Congres, zowel van de Democratische- als van de Republikeinse partij niet gewacht op de resultaten om de ‘verkiezingsfraude’ van Maduro’s verkiezingen aan de kaak te stellen, nadat de Europese Unie en de OAS (Organisatie van Amerikaanse Staten) identieke beschuldigingen hadden geuit.

Op de ochtend van 7 december waren de resultaten een koude douche voor Maduro. Indira Alfonso, voorzitter van de Nationale Kiesraad, zei in een eerste verklaring dat de opkomst slechts ongeveer 31% bedroeg, tegen 74% bij de vorige parlementsverkiezingen in 2015.

Ondanks de mobilisatie van de aanhangers van de PSUV in de laatste dagen van de campagne, met bijeenkomsten in alle steden, is de hoop van de regering op een deelname van meer dan 50% niet uitgekomen.

Ter vergelijking: in 2015 kreeg de GPP [regeringscoalitie] met 5,625 miljoen 40,9% van de stemmen. In 2020 scoorde ze met nauwelijks 4,3 miljoen kiezers, 68,4% van de stemmen, wat overeenkomt met 21% van het electoraat. De rechtervleugel mocht met 1,1 miljoen stemmen ongeveer 18% van de kiezers vertegenwoordigen, tegenover 56,2% in 2015. Hieruit blijkt dat de roep om een boycot onder de rechtse kiezers breed is gehoord. De APR kreeg in totaal minder dan 200.000 stemmen, oftewel 2,7% van de kiezers.

Van de 277 parlementariërs die de Nationale Assemblee vormen, wordt verwacht dat de GPP een comfortabele meerderheid van meer dan 250 zetels zal behalen, als gevolg van een bijzonder complexe zetelverdeling die de leidende partij bevoordeelt. Naast de gezondheids- en sociale obstakels die de lage opkomst verklaren, is er ook een politieke verklaring. In de afgelopen jaren heeft de regering moeilijkheden ondervonden bij het mobiliseren en hoewel er in het hele land talrijke bijeenkomsten zijn gehouden om de GPP-kandidaten te ondersteunen, zijn we ver verwijderd van de omvang van de laatste campagne van Chávez in 2012.

Deze zwakte in de mobilisatie van het regeringskamp was schrijnend tijdens de rellen van rechts, vooral in 2017. Maandenlang was rechts op straat en de partij van Maduro was niet in staat om grootschalige tegendemonstraties te organiseren. Dit is niet eenvoudigweg het gevolg van de sociale en humanitaire crisis. Onder de volksklasse heerst ook een gevoel van wantrouwen ten opzichte van een regering die niet voldoet aan de sociale behoeften. De permanente herinneringen van Maduro aan de gevolgen van de Amerikaanse sancties overtuigen het volk niet volledig. Want hoewel er grote armoede heerst, weerhoudt dat de Bolibourgeoisie er niet van om veel profijt te trekken van het systeem.

Maar deze resultaten hebben ook een crisis op rechts veroorzaakt. Capriles zei in een interview met BBC-World op 9 december 2020 dat ‘de oppositie nu geen leider heeft‘, waardoor de legitimiteit van Guaido in twijfel wordt getrokken. Hij uitte openlijk kritiek op de boycotstrategie en stelde dat de oppositie ‘haar kapitaal in de vuilnisbak heeft gegooid’ en dat ze haar strategie moet veranderen of als alternatief zal verdwijnen.

Deze verkiezingen hebben Maduro zeker in staat gesteld om alle krachten te bundelen en hebben de crisis op rechts geopend, maar de problemen blijven bestaan en in deze context zal het voor Maduro moeilijk zijn om rechts verantwoordelijk te maken voor de sociale en humanitaire crisis. Hoewel een aanzienlijk deel van de bevolking nog steeds vertrouwen heeft in Maduro, krimpt dit deel van het electoraat verkiezing na verkiezing en is het niet zeker of het nieuwe economische beleid dat de regering heeft afgekondigd het Venezolaanse volk terug zal brengen bij het Chavisme.

Afschaffing van de verworvenheden van de Bolivariaanse revolutie

Ook al heeft het Chavisme nooit het doel gehad om het kapitalisme ter discussie te stellen, in de beginjaren nam het beslissingen in het belang van de armste sociale lagen, of het nu ging om de zo genoemde volksmissies, de overname van de nationale oliemaatschappij PDVSA of het verlenen van rechten aan inheemse volkeren. Dit verklaart de goede verkiezingsresultaten voor het Chavisme tot 2007.

Maar vanaf 2008/2009 en vooral met de opkomst van Maduro is alles veranderd. Er is gesneden in de financiering van sociale programma’s en er zijn twee essentiële wetten aangenomen om de economie te liberaliseren en vooral om ontginning van de bodem te bespoedigen.

De eerste wet is de in 2016 aangenomen wet op de investeringsbescherming, die elke rechtse regering zou kunnen ondertekenen (de rechtse oppositie heeft zich daar overigens ook niet tegen verzet). De tweede, meer recente wet, die dateert van 8 oktober 2020, is de antiblokkade-wet voor de nationale ontwikkeling en de waarborging van de mensenrechten. Deze wet stelt de uitvoerende macht in staat om de wettelijke normen te schenden ‘om obstakels te overwinnen en de schade te compenseren die wordt veroorzaakt door eenzijdige dwangmaatregelen’ op alle gebieden. De uitvoerende macht kan ook beslissen over elke vorm van financiering, privé of niet, voor alle openbare diensten zoals volksgezondheid, sociale zekerheid, basisdiensten en essentiële goederen.

Meer in het algemeen voorziet artikel 23 van deze wet in de mogelijkheid om alle openbare goederen te reorganiseren volgens de ‘mechanismen die eigen zijn aan de handelspraktijk van het internationaal privaatrecht’, en bepaalt vervolgens dat alle regels inzake eigendom, beheer en werking van openbare of gemengde ondernemingen alleen door de uitvoerende macht kunnen worden gewijzigd. Daarna volgen artikelen die de bescherming van internationale privé-investeringen en die van particulieren in ondernemingen, met inbegrip van openbare ondernemingen, versterken. Om de controle te behouden, kent deze wet overgangsbepalingen die bepalen dat deze wet boven de grondwettelijke bepalingen van alle geldende wetten staat.

Dit is een echte blanco cheque aan Maduro om te regeren zonder verantwoording af te leggen. Geen wonder dat de Venezolanen niet gemotiveerd zijn om een Nationale Vergadering te kiezen die de elders genomen besluiten moet toejuichen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Contretemps. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.