Sport onder het kapitalisme is veranderd van een gezamenlijke activiteit in een commercieel schouwspel. Wat zegt dit over de economie van sport en de economische positie van topsporters?

Tijdens de industrialisatie veranderde sport van gezamenlijk spel zonder al te veel regels in een commerciële industrie. Voor de 19de eeuw waren er nauwelijks sporten met vaste regels voor bijvoorbeeld speeltijd, puntentelling en aantal spelers. Vastgelegde regels waren nodig om op wedstrijden te kunnen gokken, tickets te verkopen voor competitiewedstrijden en met advertentiegeld een miljoenenindustrie op te zetten. Industriëlen en andere nieuwe rijken merkten snel op dat er geld te verdienen was aan sport.

Geld en sport

Tijdens het Europees Kampioenschap voetbal deze zomer zijn er genoeg tenenkrommende momenten waarbij de commerciële belangen de sport binnendringen. Tijdens de openingswedstrijd liep niet de scheidsrechter met de bal het veld op, maar werd de wedstrijdbal door een klein Volkswagen-autootje het veld opgereden. Video’s van de persconferenties waarop voetballers Cristiano Ronaldo en Paul Pogba drankflesjes van sponsoren weghaalden gingen viral. ‘Sportmarketeer’ Marcel Beerthuizen noemde deze actie ‘een gevaar voor sportsponsoring’. Gazprom, Qatar Airways en Volkswagen zijn niet de bedrijven met de beste reputatie, maar sponsoren zonder weerspraak een van de grootste evenementen van ‘s werelds grootste volkssport.

Dat topsporten advertentiemachines zijn geworden heeft natuurlijk alles te maken met de entertainmentwaarde van sportwedstrijden. De kijkcijfers van de grote toernooien zijn enorm. De halve wereldbevolking keek naar de Olympische Spelen van 2016 in Rio de Janeiro. Ruim 3,5 miljard mensen zagen Frankrijk het WK 2018 in Rusland winnen. Sportkapitalisten en sportclubs proberen dit zoveel mogelijk uit te buiten. Alleen al in Noord-Amerika nam de omvang van de sportindustrie toe van 48 miljard in 2009 naar 77 miljard in 2021.

Dat deze commerciële belangen de sport niet ten goede komen is duidelijk. Onlangs werd er een bokswedstrijd georganiseerd tussen Youtuber Logan Paul en ongeslagen bokslegende Floyd Mayweather. Via pay-per-view (50 dollar per kijker) keken 1 miljoen mensen naar de acht rondes zonder winnaar (er was geen jury). Hoewel het meer entertainment dan een bokswedstrijd was, was het voor zowel de organisatoren als de boksers een succesvol evenement. Na de wedstrijd gingen er echter al snel geruchten rond dat Mayweather met opzet zijn onervaren tegenstander had gespaard om de entertainmentwaarde nog wat op te krikken.

In de voetbalwereld was er de afgelopen maanden ophef over het oprichten van de European Super League (ESL). Twaalf Europese topclubs besloten na een financieel tegenvallend coronajaar dat er een nieuwe manier moest worden gevonden om geld te verdienen. De ESL moest een soort alternatief worden voor de UEFA Champions League. Door zich af te scheiden wilden de topclubs meer controle krijgen over de televisie- en advertentiegelden buiten de UEFA om. De UEFA vond dit op haar beurt dan ook geen goed idee en dreigde met sancties.

Voor het spel zou het überhaupt schadelijk zijn als de topclubs zich afscheiden. Het sportieve aspect wordt minder belangrijk nu clubs zijn uitgegroeid tot multinationals of worden overgenomen door miljardairs. Het is niet voor niets dat de clubs met de grootste begrotingen bovenaan eindigen in nationale en internationale competities. Het goede nieuws is dat bijna alle clubs zich na kritiek van fans hebben teruggetrokken uit de ESL.

Topsporters

Ondertussen varen topsporters er wel bij. Daarbij komen ze echter wel in een uitzonderlijke positie te zitten. In principe werken ze voor loon en vloeien de meeste winsten van de sportindustrie naar de bazen toe. Hun arbeidsrelatie is daarmee vergelijkbaar met die van andere werknemers. Er zijn dan ook genoeg voorbeelden van sporters die zich verenigen in vakbonden tegenover bazen om hun belangen te verdedigen. De positie van topsporters is aan de andere kant natuurlijk ook heel tegenstrijdig. Met hun dikke contracten, miljoenensalarissen en luxe leven staan ze ver af van de da- gelijkse realiteit van de werkende mensen van deze wereld.

De talenten en prestaties van de topsporters zijn de arbeidskracht die ze verkopen aan de sportbazen. Ondanks de hoge salarissen en luxe levens creëren de sporters nog steeds winsten voor de sportindustrie. Sporters worden daarbij ook maar gebruikt als een middel om de industrie draaiende te houden. En hierbij raken ook zij vervreemd van hun arbeid, de sport. De druk is ontzettend hoog en de menselijkheid is soms ver te zoeken.

Een voorbeeld hiervan is de schandalige behandeling van de Japanse tennisster Naomi Osaka. De huidige nummer 2 van de wereld spreekt zich al jaren uit voor de Black Lives Matter-beweging en wordt hierop constant aangesproken door de sportwereld. Ze besloot om op Roland Garros geen interviews meer te geven, omdat ze met mentale gezondheidsproblemen kampte. Hierop kreeg ze direct een boete van de organisatie van 12.000 euro, waarna ze zelf maar uit het toernooi stapte. Met de boete wordt ze in principe gestraft omdat ze kiest voor wat ze zelf nodig heeft in plaats van wat de sportindustrie van haar verwacht.

Deze relatie tussen sport en kapitalisme betekent niet dat we sport niet belangrijk moeten vinden. Het gevoel van saamhorigheid op de tribunes is een aangename afwisseling voor de sleur van de werkweek. Het is begrijpelijk dat er in deze samenleving behoefte is aan zo’n vorm van escapisme. Bovendien benadrukken teamsporten fysieke gezondheid en collectiviteit die haaks staan op de dagelijks realiteit van het kapitalisme. Supporters gaan dan ook vaak niet mee in de vercommercialisering van de sport. Toen de ESL werd aangekondigd ontvouwden Engelse supporters op de tribune een banner met ‘Love for the working class game, ruined by gr££d and corruption!’ De eerste stap om sport weer van iedereen te maken is dan ook om het kapitaal uit de sport te weren.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.