Peter Drucker, auteur van Warped – Gay normality and queer anticapitalism en actief bij onze Nederlandse zusterorganisatie Grenzeloos, presenteerde onderstaande paper over de tegenstrijdige opstelling van Europees extreemrechts tegenover lgtbi-rechten op de European Conference on Politics and Gender die op 5 juli 2019 in Amsterdam plaats vond.

Persoonlijke anekdote

Als u mij toestaat, wil ik graag beginnen met een persoonlijke anekdote. Omdat ik geen academische carrière heb, lijkt het me plaats gepast om iets minder academisch te beginnen. Maar de anekdote werpt ook een licht op mijn nationale en lokale context. Dit kan helpen verklaren waarom de nadruk in mijn artikel een beetje scheefgetrokken is ten opzichte van het zwaartepunt van dit panel.

Ik woon in Rotterdam, de op een na grootste stad van Nederland, ongeveer een uur ten zuiden van Amsterdam. Rotterdam is ook een bolwerk van extreemrechts. Het was de woonplaats van Pim Fortuyn, de openlijk homoseksuele politicus die in de maanden voor zijn moord in 2002 gezien kon worden als de grondlegger van het hedendaagse extreemrechts Nederland. Vorig jaar gingen mijn partner en ik naar Rotterdam Pride, die in september wordt gehouden.

Een van de groepen bij Pride had banden met extreemrechts in Rotterdam en had al in 2017 deelgenomen aan de Rotterdam Pride, onder de naam ‘Gayservatives’. Vorig jaar heette de groep de Roze Leeuw (de leeuw is een traditioneel Nederlands nationalistisch symbool). Hoewel er wel de roep was om de groep uit de Pride te verbannen, werd ze niet uitgesloten. Als teken van de zogenaamde ‘inclusiviteit’ van het evenement had de groep zelfs een plaats aan het hoofd van de parade.

Deze achtergrond kan helpen verklaren waarom mijn artikel veel aandacht besteedt aan de minder homofobe kant van extreemrechts in Europa. Dat lijkt misschien buiten proportie. Aangezien extreemrechts in het ene Europese land na het andere is opgekomen – en onmiskenbaar een centraal aandachtspunt is geworden in de hedendaagse Europese politiek (zie Drucker 2018/2019) – zijn er steeds meer voorbeelden te vinden van aanvallen op lgbti-rechten. Je zou kunnen denken dat dit het homo-nationalisme (om de term van Jasbir Puar (2007/2017) te gebruiken) op extreemrechts tot een paar plekken heeft gereduceerd.

Homo-nationalisme en vooroordelen tegen lgbti

In feite denk ik dat er ten minste drie goede redenen zijn om zowel homo-nationalisme als anti-lgbti-vooroordelen mee te nemen in een discussie over extreemrechtse seksuele politiek.

1) Een fenomeen dat marginaal lijkt bij de analyse van extreemrechts in Europa als geheel kan soms verre van marginaal zijn in de lgbti-gemeenschappen van sommige landen. Homo-extreemrechts is een stroming binnen het bredere homo-rechts (zie Drucker 2015, 283-91). En net als het centrumrechtse lgbti is ook het Europese extreemrechtse homo-rechts gegroeid. Een peiling in Brazilië in de week voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen van vorig jaar liet zien dat 29% van de mensen die zichzelf lgbti-kiezers noemen van plan waren om op de openlijk homofobe extreemrechtse kandidaat Jair Bolsonaro te stemmen (Brandimarte 2018). Bij peilingen in Frankrijk en Nederland is een vergelijkbaar niveau van steun onder (met name) witte homomannen gebleken.

2) Om de extreemrechtse seksuele politiek te begrijpen, moeten we haar in haar specifieke nationale context zien. Een standpunt dat telt als anti-lgbti in Nederland is niet hetzelfde als een anti-lgbti-positie in Italië, om nog maar te zwijgen van Polen.

3) Zoals ik elders heb betoogd (2016), moeten zelfs de meest homofobe extreemrechtse standpunten op zijn minst gedeeltelijk worden opgevat als reacties op het officiële homo-nationalisme van de Europese Unie en politieke krachten die in West-Europa de overhand hebben. Beide maken deel uit van de seksuele politiek van onze tijd, en geen van beide kan volledig worden begrepen zonder de andere.

Tegenstrijdigheden

Dit is het kader dat ik voorstel als matrix voor het analyseren van drie seksuele tegenstellingen van extreemrechts in Europa. De drie tegenstrijdigheden zijn:

1) een tegenstrijdigheid tussen de felle anti-lgbti-meerderheid van de Europese extreemrechtse partijen en een minderheid van meer dubbelzinnige partijen – dit is grotendeels een geografische tegenstrijdigheid, aangezien de meer dubbelzinnige partijen geconcentreerd zijn in Noordwest-Europa.

2) Er is een tegenstrijdigheid tussen de vrijwel universele vijandigheid van extreemrechts tegenover moslims, die soms leidt tot pogingen om lgbti-steun te winnen met anti-moslimcampagnes, en haar iets minder universele vijandigheid tegen lgbti’s.

3) In het geval van de meer dubbelzinnige partijen is er een tegenstrijdigheid tussen de publieke steun voor lhbti-rechten en de onevenredige anti-lhbti-instelling van hun kiezers. Dit kan ertoe leiden dat ze zigzaggen over lgbti-kwesties.

Verdere analyse van de tegenstrijdigheden

Laten we elk van deze drie tegenstrijdigheden op hun beurt analyseren.

1) In de eerste plaats is er een diversiteit aan standpunten van Europese extreemrechtse partijen over lgbti-kwesties. Het hedendaagse Europese extreemrechtse standpunt is soms inconsequent op het gebied van gender en seksualiteit. Als we de felle vijandigheid van nazi-Duitsland tegen homoseksualiteit (althans onder ‘Ariërs’) als uitgangspunt nemen, dan is het huidige extreemrechts niet altijd in overeenstemming met eerdere fascistische tradities. Deze diversiteit vraagt om uitleg.

Om te beginnen: wat is de bron van anti-lgbti-vooroordelen van nationalistische rechtse partijen? Sommige politieke wetenschappers hebben het omschreven als ‘politieke homofobie’ (bijvoorbeeld Weiss en Bosia 2013). Dit lijkt mij een nadruk te suggereren, impliciet en vaak onbewust, op psychopathologie en op politiek in engere zin. Ik heb een andere term voorgesteld, ‘hetero-nationalisme’ (Drucker 2016), om de nadruk meer te leggen op de verbanden met bredere nationalistische projecten.

De contouren van het nationalisme hangen echter af van de sociale en politieke dynamiek in bepaalde landen. In Europa, betoogde ik (Drucker 2016), is de situatie van de Europese lgbti’s, althans gedeeltelijk, geworteld in de specifieke kenmerken van het project van de Europese Unie en de verdeeldheid tussen West- en Oost-Europa. In West-Europa waren hervormingen zoals decriminalisering, antidiscriminatiewetten en gelijkheid van huwelijken nationale hervormingen die hun oorsprong vonden in de nationale politiek en die dateren van vóór het EU-beleid.

Hoewel sommige Oost-Europese hervormingen een nationale dynamiek hadden – Oost-Duitsland had bijvoorbeeld een jaar eerder dan West-Duitsland seks van hetzelfde geslacht gedecriminaliseerd – zijn recentere Oost-Europese hervormingen daarentegen gekomen na de datum van toetreding tot de EU en in de volksmond geassocieerd met het EU-beleid. Dit beleid berust op het mandaat in het EU-verdrag van Amsterdam uit 1997 om discriminatie op grond van seksuele geaardheid te bestrijden, zoals blijkt uit de Werkgelegenheidsrichtlijn van 1998, de Toolkit van 2010 en de uitbreidingsstrategie van 2013. (Slootmaeckers en Touquet 2016, 22-3)

In de cynische woorden van lgbtqi-activist Scott Long (geciteerd in Herzog 2011, 184-5), behandelden de Oost-Europese regeringen de EU tijdens het toetredingsproces als ‘een rijke excentrieke oom’, waarvan ‘ieder gek stokpaardje bereden moet worden’ ook al betekende dit een verbetering van de behandeling van ‘homoseksuelen of andere niet-bestaande wezens’. Lgbtqi Oost-Europeanen hebben daardoor geprofiteerd van juridische voordelen. Maar omdat veel Oost-Europeanen de bescherming van lgbti’s nu zien als iets wat van buitenaf wordt opgelegd, is seksualiteit een markering geworden tussen West- en Oost-Europa.

Terwijl de EU lgbti-rechten promoot, is ze ook een instrument van neoliberaal beleid in Oost-Europa geworden. Een van de gevolgen is de groeiende aanwezigheid van West-Europese bedrijven, de vermindering van de sociale bescherming en de toename van de ongelijkheid. Het neoliberale beleid wordt gerechtvaardigd met een liberale ideologie van vrijheid, waarbij de lgbti-rechten zijn opgenomen in een bredere neoliberale agenda.

Dit heeft ertoe bijgedragen dat lgbti’s het doelwit zijn geworden van anti-Europese wrok en heroplevend nationalisme. In een reflex-reactie op de instrumentalisering van lgbti-rechten door het neoliberalisme, heeft hetero-nationalisme het anti-lgbti-gedrag in dienst van het rechtse populisme geïnstrumentaliseerd. In landen als Polen en Hongarije, speelt rechts, dat aan de macht is, in op de wrok van de neoliberale ideologie, met behoud van veel belangrijke kenmerken van de neoliberale economie.

Zoals veel waarnemers hebben opgemerkt, heeft de deïndustrialisering in Europese en andere ontwikkelde economieën, beginnend in de jaren zeventig en meer recentelijk na de diepe recessie die in 2008 uitbrak, het gevoel van mannelijkheid van veel mannen ondermijnd. Veel heteromannen geven vrouwen en lgbtiq’s hiervan de schuld.

Richard Mole (2016, 104-8) baseert zich op het werk van George Mosse en Nira Yural-Davis om aan te tonen hoe nauw agressief nationalisme met een concept van mannelijkheid verbonden is dat de patriarchale familie als vanzelfsprekend aanneemt, vrouwen als dragers van kinderen en helpers van mannen ziet, en lgbtiq-mensen als verzwakkers van de morele structuur van de natie ziet.

Extreemrechts in Oost- en een groot deel van Zuid-Europa heeft dit concept van mannelijkheid overgenomen. Ze hebben bijvoorbeeld de aanval van de paus op de ‘gender-ideologie’ en zijn verdediging van de traditionele grenzen van de mannelijke en vrouwelijke rollen overgenomen. In overeenstemming hiermee is extreemrechts in Oost- en Zuid-Europa dan ook fel gekant tegen huwelijk van hetzelfde geslacht.

In dit klimaat is geweld tegen Oost-Europese lesbische- en gaypride-evenementen deels het werk van neofascistische groeperingen die geloven dat de EU ‘door “flikkers” wordt geleid’. (Herzog 2011, 190-1) De Griekse fascistische partij Gouden Dageraad heeft een soortgelijke dynamiek: ze ziet de lgbti-rechten als onderdeel van dezelfde EU-agenda die het Griekse volk heeft verarmd.

Politieke krachten die zich verzetten tegen rechts nemen soms seksuele gedragingen over door de verdediging van lgbti’s te koppelen aan een verdediging van Europese principes. Vandaag de dag wordt dit in Polen bijvoorbeeld gesymboliseerd door de rol van de homo-burgemeester Robert Biedroń als leider van een nieuwe liberale beweging in oppositie tegen de rechtse, heersende, hetero-nationalistische Partij voor Recht en Rechtvaardigheid (PiS). (Miszerak en Rohac 2019) Tot nu toe hebben de overheersende rechtse krachten in Noordwest-Europa dit soort hetero-nationalisme niet overgenomen.

2) Het ondubbelzinnige hetero-nationalisme dat we in Oost- en een groot deel van Zuid-Europa zien, is echter meer gedempt in sommige extreemrechtse partijen in Noordwest-Europa. In sommige gevallen lijkt de vijandigheid van extreemrechts tegenover moslims op gespannen voet te staan met hun vijandigheid tegenover lgbti’s.

Wat hun verdeeldheid over seksuele kwesties ook moge zijn, Europese extreemrechtse partijen lijken verenigd in hun vijandigheid tegen de islam. In Oost-Europa doen rechtse partijen een beroep op het christelijke erfgoed van Europa om moslimvluchtelingen buiten de deur te houden. In West-Europa waarschuwt extreem rechts voor het gevaar van wat het ‘Eurabië’ noemt om een harde lijn te rechtvaardigen tegen immigratie, tegen bepaalde sociale voordelen die mensen in immigrantengemeenschappen ontvangen en tegen bepaalde moslimpraktijken (zoals hoofddoeken en halal eten). Maar de implicaties van deze anti-moslimhouding voor de extreemrechtse seksuele politiek in West-Europa zijn tegenstrijdig.

In haar fundamentele onderzoek naar ‘femo-nationalisme’ – de instrumentalisering van vrouwenrechten door conservatieve en rechtse krachten – heeft Sara Farris (2017) aangetoond hoe de Franse, Italiaanse en Nederlandse rechterzijde soms beweert Europese vrouwen, zelfs die van allochtone afkomst, te verdedigen tegen moslimmannen en andere mannen van niet-Europese origine.

Zoals Farris aantoont, hebben Frans, Italiaans en Nederlands extreemrechts allemaal dit soort femo-nationalisme overgenomen. In sommige gevallen heeft een soortgelijke dynamiek ertoe geleid dat sommige Noordwest-Europese extreemrechtse partijen een zekere mate van homo-nationalisme hebben aangenomen om ‘hun’ lesbische en homoseksuele mensen te verdedigen tegen een vermeende moslimdreiging.

De Nederlandse columnist Bas Heijne (2005) heeft beschreven hoe een moslimdreiging wordt ingeroepen om een ommezwaai in lgbti-kwesties door minstens één figuur van Nederlands rechts te rechtvaardigen. De Nederlandse rechtse columnist Gerry van der List sprak in 1998 zijn afschuw uit over wat hij zag als seksueel exhibitionisme van homoseksuele mannen op de Amsterdamse Homospelen. Toch toonde dezelfde Van der List zich enkele jaren later enthousiast over het niet minder uitbundige gedrag van homomannen tijdens de Amsterdamse Canalparade, omdat ze zich in zijn ogen heldhaftig verzetten tegen de islam. ‘Het zijn nog steeds dezelfde naakte kerels’, besluit Heijne, ‘maar nu staan ze voor iets anders’.

De veranderde houding van Van der List komt tot op zekere hoogte tot uiting in de publieke standpunten van enkele Noordwest-Europese extreemrechtse partijen. De Vlaamse extreemrechtse leider Filip Dewinter, die in 2003 in het Belgische parlement nog tegen het homohuwelijk stemde, verklaarde in 2014 dat zijn partij nu voor het huwelijk was. (Siegel 2017)

De Franse extreemrechtse leider Marine Le Pen verklaarde in 2010 aan ‘homoseksuele kiezers’: ‘Ik weet dat jullie lijden onder discriminatie. En wie discrimineert jullie? Immigranten en moslims.’ (Papegaai 2017) In Nederland verklaarde Martin Bosma, lid van de extreemrechtse Partij voor de Vrijheid (PVV), in een parlementair debat over homorechten, dat ‘homovijandigheid in de moslimcultuur doordringt’. Leden van de extreemrechtse Zweedse Democraten hebben een zogenaamde ‘Pride March’ door een Stockholmse wijk, waar overwegend migranten wonen, geleid met het gezang ‘Geen homohaters op straat’. (Siegel 2017)

Vijandigheid tegen moslims heeft zo de aanpassing van sommige Noordwest-Europese extreemrechtse partijen aan het homo-nationalisme vergemakkelijkt: de instrumentalisering van lgbti-rechten in dienst van bredere rechtse nationalistische projecten. Toch moet hun homo-nationalisme niet worden gezien als een puur opportunistische manier om lgbti-kiezers tegen moslims uit te spelen. Het past in toenemende mate in een breder scala van beleid ter ‘verdediging van het gezin’.

Homo-nationalisme moet breder worden opgevat als een dimensie van ‘homonormativiteit’, die Lisa Duggan (2002, 179) heeft beschreven als een homoseksuele mentaliteit die niet ‘de dominante hetero-normatieve veronderstellingen en instituties betwist, maar deze handhaaft en ondersteunt’. Duggan heeft laten zien hoe homonormativiteit sommige lesbiennes en homo’s helpt om te integreren in bestaande gezins-instellingen en zich aan te passen om een veiligere niche binnen de neoliberale orde te bezetten. Extreemrechtse partijen die het homohuwelijk hebben gesteund, maken deel uit van een bredere rechtse homo-normatieve kijk op het homohuwelijk – en sommige homoseksuele kiezers vinden dat leuk.

3) Maar toch merken zelfs de meest homo-nationalistische extreemrechtse partijen dat het eisen van lhbti-rechten voor hun nationalistische projecten spanning kan opleveren met hun eigen basis. Dit is dus een derde tegenstrijdigheid van Europees extreemrechts: tussen het gedeeltelijke, voorzichtige homo-nationalisme van zijn leiders en de hardnekkige anti-lgbtiq-houding van zijn kiezers.

Een officiële Nederlandse studie (Volkskrant 2011) concludeerde dat de extreemrechtse Partij voor de Vrijheid in weerwil van haar publieke pro-homo-uitspraken meer anti-lgbtiq-attitudes vertoonde dan die van welke andere grote partij dan ook. De recente ervaring leert dat extreemrechtse partijen die zich te ver van hun basis verwijderen, stemmen kunnen verliezen. Zowel in Nederland als in Denemarken hebben de belangrijkste extreemrechtse partijen – de Partij voor de Vrijheid en de Deense Volkspartij – bij de recente verkiezingen grote tegenslagen te verwerken gekregen, onder meer door partijen die nog verder naar rechts een terrein hebben bezet. Dit verklaart mede hoe voorzichtig en aarzelend extreemrechtse steun voor lgbti-rechten kan zijn.

Toen het Nederlandse parlement onlangs bijvoorbeeld stemde voor een verbod op de zogenaamde ‘homobekeringstherapie’, gaven de twee extreemrechtse partijen in eerste instantie signalen dat ze voor zouden stemmen, maar uiteindelijk stemden ze samen met de christelijke partijen tegen.

Het Franse Rassemblement National (voorheen Front National) heeft misschien wel het meest geworsteld met tegenstrijdigheden tussen een leiderschap verleid door homo-nationalisme en een hardnekkig hetero-nationalistische basis. Zoals we hebben gezien, deed de leider van RN, Marine Le Pen, tien jaar geleden een oproep aan homo’s om op haar te stemmen. In 2012 leidde het project van een centrumlinkse regering voor het homohuwelijk tot massale tegenstand. De partij van Le Pen kon de verleiding niet weerstaan om de leiding van de kruistocht tegen het huwelijk van gelijk geslacht op te eisen. Maar ze gaf haar beroep op homo-kiezers niet op. In haar programma voor de verkiezingen van 2017 probeerde ze het onmogelijke te bereiken door twee tegenstrijdige standpunten met elkaar te verzoenen. De leiders zijn deze positie op verschillende manieren blijven draaien voor verschillende doelgroepen.

Onderliggende eenheid

Betekenen al deze tegenstrijdigheden dat extreemrechts hopeloos onsamenhangend en verdeeld is? Ik zou willen suggereren dat er onder hen een onderliggende eenheid van doelgerichtheid schuilgaat. Net zoals extreemrechts in laatste instantie een door private bedrijven gedomineerde economische orde verdedigt, soms met populistisch sociaal beleid, verdedigt het in laatste instantie traditionele gezinnen en genderrollen, in sommige gevallen met een zekere mate van tolerantie voor sommige lgbti-mensen en -relaties. Het feit dat sommige lesbische en homoseksuele mensen zich aangetrokken voelen tot de visie van extreemrechts, suggereert dat lgbtiq-gemeenschappen, net als extreemrechts, door tegenstrijdigheden worden gehinderd.

Verwijzingen

Bosma, Martin [2007], ‘Anti-homogeweld zijn geen incidenten’, bijdrage van de PVV aan het parlementaire debat over de rechten van homoseksuelen, https://pvv.nl/index.php/component/content/article/12-spreekteksten/906-anti-homogeweld-zijn-geen-incidenten-inbreng-pvv-debat-homo-emancipatie.html

Brandimarte, Walter 2018, Why Many of Brazil’s Gay Voters Will Overlook Bolsonaro’s Homophobic Rants, Bloomberg, https://www.bloomberg.com/news/articles/2018-10-27/gays-for-bolsonaro-why-many-will-overlook-his-homophobic-rants

Drucker, Peter 2018/2019, Europe’s political turmoil, Against the Current 197/198 (nov.–dec./Jan.-Feb.), https://solidarity-us.org/atc/197/europes-political-turmoil/ & https://solidarity-us.org/atc/198/europes-political-turmoil-part-2/, en tegen de huidige 197/198 (nov.-dec./Jan.-Feb.).

2017, Evaluatie van The EU Enlargement and Gay Politics: The Impact of Eastern Enlargement on Rights, Activism, and Prejudice, Journal of Contemporary Central and Eastern Europe 25: 2 (Aug.).

2016, Homonationalism, heteronationalism and LGBTI rights in the EU, Public Seminar, http://www.publicseminar.org/2016/08/homonationalism-heteronationalism-and-lgbti-rights-in-the-eu/

2015, Drucker, Peter, Warped: Gay Normality and Queer Anti-Capitalism, Leiden/Chicago: Brill/Haymarket

Duggan, Lisa 2002, The new homonormativity, in Russ Castronovo en Dana Nelson eds., Materializing Democracy, Durham NC: Hertog University Press

Farris, Sara R. 2017, In the Name of Women’s Rights: The Rise of Femonationalism, Durham NC: Duke University Press

Heijne, Bas 2005, Dezelfde blote kerels, een ander decor, De Groene Amsterdammer 41, https://www.groene.nl/artikel/dezelfde-blote-kerels-een-ander-decor

Herzog, Dagmar 2011, Sexuality in Europe: A Twentieth-Century History, Cambridge: Cambridge University Press

Miszerak, Martin and Dalibor Rohac 2019, Poland’s progressive hope, Politico, https://www.politico.eu/article/polands-progressive-hope-robert-biedron-mayor-civic-platform/

Mole, Richard C.M. 2016, Nationalism and homophobia in Central and Eastern Europe, in Koen Slootmaeckers et al. eds., EU Enlargement and Gay Politics: The Impact of Eastern Enlargement on Rights, Activism, and Prejudice, London: Palgrave Macmillan

Parrot, Clément 2017, Le Front national est-il vraiment devenu “gay friendly”?, franceinfo, https://www.francetvinfo.fr/politique/marine-le-pen/le-front-national-est-il-vraiment-devenu-gay-friendly_2061745.html

Puar, Jasbir K. 2007/2017, Terrorist Assemblages: Homonationalism in Queer Times, Durham NC: Duke University Press

Siegel, Scott 2017, Friend or foe? The LGBT community in the eyes of right-wing populism, EuropeNow, https://www.europenowjournal.org/2017/07/05/friend-or-foe-the-lgbt-community-in-the-eyes-of-right-wing-populism/

Slootmaeckers, Koen and Heleen Touquet 2016, The co-evolution of EU’s eastern enlargement and LGBT politics: an ever gayer union?, in Slootmaeckers et al. eds., EU Enlargement and Gay Politics: The Impact of Eastern Enlargement on Rights, Activism, and Prejudice, London: Palgrave Macmillan

Volkskrant 2011, PVV-kiezer negatiefst over homo’s, Volkskrant (6 Sept.), https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/pvv-kiezer-negatiefst-over-homo-s~b8465899/

Weiss, Meredith and Michael Bosia 2013, Global Homophobia: States, Movements, and the Politics of Oppression, Urbana: University of Illinois Press

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Europe Solidaire Sans Frontières. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.