Een nieuwe stemming van rebellie waart door Latijns-Amerika. In het ene land na het andere staat de strijd voor democratie en tegen bezuinigingen in het middelpunt van de belangstelling. De mobilisatie van het volk is aangewakkerd door verontwaardiging over de corruptie van rechtse regeringen en hun moedwillige incompetentie bij de aanpak van de corona pandemie, die het continent bijzonder hard heeft getroffen. De opstand wordt aangevoerd door jongeren, inheemse volkeren en arbeiders.

De Colombiaanse opstand

In Colombia kwam eind april een massale, semi-opstandige beweging op gang toen honderdduizenden in het hele land in opstand kwamen tegen een belastinghervorming die geld naar de rijken deed vloeien, opgelegd door de extreemrechtse regering van Iván Duque Márquez. Op 28 april vond een nationale staking plaats te midden van massamobilisaties van opstandige proporties. Zoals een verslag het verwoordt:

‘Overal in het land, ook in de middelgrote steden, kwamen massamobilisaties op gang, waaraan niet alleen arbeiders uit de formele sectoren deelnamen, maar ook arbeiders uit de informele sector, werkloze jongeren, vrouwen- en buurtorganisaties. De regering reageerde hierop met hetzelfde middel als altijd: bruut geweld tegen het volk.’

Ondanks de standaard reactie – grootschalige en moorddadige repressie – trok de regering ook de belastinghervorming in, terwijl ze tegelijkertijd beweerde dat ‘criminele bendes’ het geweld hadden veroorzaakt.

Het barbaarse geweld resulteerde in 37 doden tijdens de demonstraties en meer dan 100 ‘verdwenen’ leiders van de beweging door een staatsapparaat dat al decennia lang, in samenwerking met rechtse en criminele doodseskaders, oorlog voert tegen iedereen die haar heerschappij betwist.

De staking van 28 april heeft het land platgelegd en ging gepaard met grote straatprotesten en blokkades in grote steden als Bogotá, Medellín en Cali. De staking was uitgeroepen door een nationaal stakingscomité dat bestond uit de vakcentrales (CUT, CGT, CTC) en de lerarenvakbond Fecode. NGO’s en plaatselijke bewoners meldden echter dat de vakbonden tot actie werden aangezet door massale mobilisaties van mensen buiten de vakbondsstructuren.

De omvang van de mobilisatie heeft de Colombiaanse elite en rechtse commentatoren verrast. Ze dachten dat de volledige demobilisatie van de FARC guerrilla’s in 2017 het einde betekende van de rebellie van enige betekenis in het land. Nu is die op spectaculaire wijze weer opgedoken.

De strijdbaarheid en vastberadenheid van de demonstranten laat de armoede en ontberingen zien die het gevolg zijn van de enorme ongelijkheid en de onverantwoordelijkheid van de elite ten aanzien van de pandemie, die officieel 80.000 doden heeft veroorzaakt, maar in werkelijkheid waarschijnlijk nog veel meer.

Op het hele continent heeft de financiële crash van 2008 de belastinginkomsten van de linkse regeringen van de zogenaamde ‘roze golf’ (Brazilië, Bolivia, Ecuador en Venezuela) ondermijnd en ze werden ofwel uit hun ambt verjaagd ofwel, in het geval van Venezuela, belegerd door autoritair rechts. Nu is links terug, gesteund door de verontwaardiging van het volk over het optreden van de rechtse leiders tijdens de pandemie.

Het Chileense referendum

Voorafgaand aan de Colombiaanse opstand waren er veel andere tekenen van een nieuwe stemming van verzet. Afgelopen november leed in Chili de oude grondwet die door de semi-fascistische militaire dictatuur van Augusto Pinochet was opgelegd in de nachtmerriejaren na de staatsgreep van 1973 een grote nederlaag in een referendum. Meer dan 78% stemde tegen de oude grondwet, die privatisering – bijvoorbeeld van gezondheidszorg, sociale hulpverlening en onderwijs – bij wet voorschreef.

De afwijzing van het neoliberalisme in het referendum kwam niet uit de lucht vallen, maar was het resultaat van herhaalde mobilisaties, vooral van jongeren en studenten, die begonnen met de zogenaamde ‘Pinguïnrevolutie’ in 2006. Tussen 2010 en 2014 vond een reeks stakingen van middelbare scholieren en universiteitsstudenten plaats, die vrije toegang tot het onderwijs eisten.

De studentenbeweging heeft in 2019 de volksopstand weer doen oplaaien, te beginnen met protesten tegen de verhoging van de vervoerstarieven en over marktgericht onderwijs. Zoals Al-Jazeera schrijft:

‘Middelbare scholieren gaven het startschot voor meer dan een maand non-stop demonstraties in het hele land toen ze in Santiago massale tariefontduikingsprotesten organiseerden tegen een inmiddels opgeheven tariefsverhoging van de metro. De protesten breidden zich vrijwel onmiddellijk uit tot demonstraties over al lang sluimerende grieven, waaronder groeiende ongelijkheid en de grondwet uit het dictatoriale tijdperk.’

Zoals gewoonlijk werd de beweging hardhandig onderdrukt: 26 mensen kwamen om bij gevechten op straat. Maar de beweging bleef onverzettelijk:

‘Ondanks de repressie gaan de dagelijkse marsen, betogingen, bezettingen, barricades, burgervergaderingen en andere acties door. De politie treedt vaak hardhandig op met traangas, ongeacht of mensen deelnemen aan vrolijke massabijeenkomsten, of dat het gaat om kleine groepen die terugvechten met stenen, of dat het gewoon omstanders in de buurt zijn.’

Maar rechts vecht terug tegen haar nederlaag in het referendum. Een belangrijke factor zal de samenstelling zijn van de grondwetgevende vergadering die de grondwet moet herschrijven en die tussen 12 en 15 mei wordt verkozen.

De Boliviaanse opstand

Tegelijk met de politieke beroering in Chili is ook de Boliviaanse politiek op zijn kop gezet. In 2019 werd de links georiënteerde president Evo Morales na een door het leger gesteunde politieke coup afgezet, nadat rechts had beweerd dat hij bij de presidentsverkiezingen door fraude was herkozen. Hij ging in ballingschap, eerst in Mexico, daarna in Argentinië. Bij de herverkiezingen van november jongstleden behaalde Luis Arce, de kandidaat van Morales’ partij, de Beweging voor Socialisme (MAS), een glansrijke overwinning. Evo Morales stak onmiddellijk de grens over uit Argentinië en keerde terug naar zijn oorspronkelijke politieke basis in Chimore in de provincie Cochabamba.

Eén ding is duidelijk bij de MAS: het is haar opvatting dat de weg naar het socialisme uiterst traag gaat. De regering van Morales heeft hervormingen doorgevoerd ten gunste van de arbeidersklasse, maar de belangrijkste winningsindustrieën zijn nog steeds in particuliere handen. Luis Arce wil afstand nemen van Morales en een meer ‘gematigde’ koers varen, ook al blijft Morales voorzitter van de MAS. Arce zegt dat hij zal regeren voor ‘alle Bolivianen’, dat wil zeggen voor zowel de rijken als de armen.

Evo Morales mag dan de basisstructuren van het Boliviaanse kapitalisme hebben beschermd, maar zijn hervormingen ten gunste van de arbeidersklasse – waarbij mijnbouwbedrijven en andere  rijken de sociale voorzieningen moeten financieren – waren te veel voor de Boliviaanse kapitalistische klasse, die de eerste inheemse president van het land verachtte.

De weg is vrij voor scherpe spanningen binnen de MAS en nieuwe mobilisaties van arbeiders en de inheemse bevolking. Die zullen plaatsvinden in het kader van de herbevestiging van de democratische keuze bij de stembus.

De Argentijnse feministische beweging

Een belangrijke nieuwe overwinning voor de mobilisatie van het volk was het besluit van de Argentijnse senaat in december om abortus onder bepaalde omstandigheden te legaliseren. Dit is verre van een totale overwinning voor de reproductieve rechten, aangezien alleen het recht op abortus tot 14 weken wordt toegekend en individuele artsen het recht zullen hebben om hiervan af te zien. Maar het is een belangrijke overwinning voor de vrouwen in Argentinië en vooral voor de armen, onder wie onveilige en gevaarlijke illegale abortussen het vaakst voorkwamen.

De overwinning op dit gebied, in een land waar de Rooms-Katholieke Kerk nog steeds heel sterk is, is het resultaat van tientallen jaren strijd. Ze is met name het resultaat van de consolidatie van wat volgens veel waarnemers de grootste feministische beweging ter wereld is, zelf het resultaat van een massale opstand tegen vrouwenmoord in 2016. Deze beweging gaat door terwijl de vrouwenmoorden voortgaan.

De Ecuadoriaanse en Peruviaanse anti-bezuinigingsbewegingen

De strijd in Ecuador, net als die in Peru, is in essentie een strijd tegen bezuinigingen die wordt geleid door mensen uit inheemse gemeenschappen.

In Ecuador heeft de regering van de ongelukkig genaamde Lenin Moreno, die in 2017 aan de macht kwam na het tienjarige bewind van ‘roze golf’-president Rafael Correa, het land sterk naar rechts gestuurd met pro-neoliberale hervormingen. In november 2019 leidde een grote verhoging van de brandstofprijzen tot een uitbarsting van strijd, aangevoerd door de inheemse beweging. Het probleem was om de volksopstand om te zetten in een verkiezingsoverwinning voor links. Helaas heeft de tweede ronde van de presidentsverkiezingen op 11 april geresulteerd in een overwinning voor de extreemrechtse neoliberale kandidaat Guillermo Lasso, voornamelijk als gevolg van verdeeldheid aan de linkerzijde. In de tweede ronde tussen Lasso en de centrum-linkse kandidaat Andrés Arauz riep de zeer invloedrijke inheemse alliantie CONAIE op tot onthouding, net als de vorige gematigd-linkse president Rafael Correa. Met 16% onthoudingen op de verkiezingsdag was de weg naar de overwinning voor rechts geopend.

De opstand van 2017 in Peru werd gevolgd door een grote nieuwe golf van strijd, die begon  in november vorig jaar toen in de loop van één week twee regeringen vielen. Achter deze uitbarstingen van strijd zit de ontstellende staat van dienst van het land in de covid-19 crisis, wijdverspreide corruptie en alle gebruikelijke plagen van Latijns-Amerika – armoede, onzekere arbeid, gebrek aan gezondheidszorg en geen toekomst voor jonge mensen. Veel van deze problemen zijn het gevolg van de lage prijzen die internationale bedrijven betalen voor het belangrijkste exportproduct van het land, koper. In december 2020 leidde een nationale staking van landarbeiders tot de intrekking van een voorstel voor een nieuwe landbouwwet die bedrijven in de agro-industrie in staat zou hebben gesteld om de secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals vakantiegeld, te beperken. De staking was symbolisch voor de nieuwe stemming.

De Braziliaanse ramp

In termen van bevolking en economische slagkracht is Brazilië de reus van Latijns-Amerika. De verkiezing in 2018 van de extreemrechtse politicus Jair Bolsonaro was een grote klap voor de arbeidersklasse en links op het hele continent.

De nefaste gevolgen van zijn verkiezing worden gesymboliseerd door zijn omschrijving van het coronavirus als ‘een griepje’ en zijn weigering van lockdowns en andere maatregelen om de pandemie te verlichten. Het gevolg is dat 360.000 mensen zijn overleden doordat het virus zich als een lopend vuurtje heeft verspreid door de arme sloppenwijken van de favela’s en onder arbeiders die opeengepakt zaten in de overvolle vervoerssystemen van Sao Paulo en andere grote steden. Als gevolg hiervan is Brazilië, volgens professor Miguel Nicholelis, de ‘broedplaats’ geworden voor nieuwe varianten van covid-19 en misschien zelfs geheel nieuwe virussen.

Bolsonaro stuit op groeiend verzet. Op 29 maart ontsloeg hij plotseling zijn minister van Defensie en de volgende dag stapten de chefs van alle drie de krijgsonderdelen – landmacht, marine en luchtmacht – uit protest op. Deze interne crisis weerspiegelt de wijdverspreide ontevredenheid in het bedrijfsleven.

De realiteit van het leven van miljoenen armen in de sloppenwijken werd op 6 mei op tragische wijze aangetoond door de gemilitariseerde inval van de politie in de Jacarezinho-favela in Rio, die zogenaamd gericht was tegen drugsbendes, maar waarbij ten minste 28 plaatselijke bewoners werden gedood. De inval, net als tal van eerdere invallen, en het antwoord van Bolsonaro op de pandemie, toont de volslagen minachting van de Braziliaanse rijken en hun repressieve staatsapparaat voor de situatie van de armen.

Volgens opiniepeilingen is de populariteit van Bolsonaro aan het instorten. Maar het probleem voor de arbeidersklasse en de volksbewegingen in Brazilië is de omvang van de nederlaag die is toegebracht door het falen van de opeenvolgende regeringen van de Arbeiderspartij (PT) om de radicale sociale hervormingen door te voeren die de basisstructuren van uitbuiting en armoede zouden hebben veranderd.

Hoewel de PT-regering werd verslagen door een reeks parlementaire en gerechtelijke staatsgrepen, waren de volksbewegingen te getraumatiseerd en gedemoraliseerd om terug te vechten. De verkiezing van Bolsonaro was het resultaat.

Deel 2 van dit artikel, over Venezuela en Haïti, zal binnenkort worden gepubliceerd.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Anti Capitalist Resistance. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.