I. De ecologische crisis is nu al het belangrijkste sociale en politieke vraagstuk van de eenentwintigste eeuw en zal dat in de komende maanden en jaren nog meer worden. De toekomst van de planeet, en daarmee van de mensheid, zal in de komende decennia worden bepaald. Zoals het Intergovernmental Panel on Climate Change uitlegt: als de gemiddelde temperatuur wereldwijd 1,5°C boven de pre-industriële periode uitstijgt, bestaat het risico dat er een onomkeerbaar en catastrofaal klimaatveranderingsproces in gang wordt gezet. Wat zouden de gevolgen hiervan zijn?

Een paar voorbeelden: de toename van megabranden die de meeste bossen vernietigen; het verdwijnen van rivieren en de uitputting van ondergrondse waterreserves; toenemende droogte en verwoestijning van het land; het smelten en verplaatsen van poolijs en de stijging van de zeespiegel, wat leidt tot overstromingen van de grote steden van de menselijke beschaving ‒ Hong Kong, Kolkata, Venetië, Amsterdam, Sjanghai, Londen, New York, Rio de Janeiro. Sommige van die gebeurtenissen vinden nu al plaats: droogte bedreigt miljoenen mensen in Afrika en Azië met honger; stijgende zomertemperaturen hebben in sommige delen van de planeet ondraaglijke niveaus bereikt; bossen branden overal af gedurende steeds langere brandseizoenen; de voorbeelden zijn legio.

In zekere zin is de catastrofe al begonnen, maar het zal nog veel erger worden in de komende decennia, ruim voor 2100. Hoe hoog kan de temperatuur gaan? Bij welke temperatuur wordt het menselijk leven op deze planeet bedreigd? Niemand heeft een antwoord op die vragen. Dit zijn dramatische risico’s zonder precedent in de menselijke geschiedenis. Je zou terug moeten gaan naar het Plioceen, miljoenen jaren geleden, om klimaatomstandigheden te vinden die vergelijkbaar zijn met wat in de toekomst werkelijkheid zou kunnen worden door klimaatverandering.

II. Wat is verantwoordelijk voor deze situatie? Menselijk handelen, antwoorden de wetenschappers. Het antwoord is correct, maar een beetje kort: de mens leeft al op aarde sinds honderdduizenden jaren geleden, maar de concentratie koolstofdioxide in de atmosfeer begon zich pas op te hopen na de industriële revolutie en begon pas gevaarlijk te worden voor het leven sinds 1945. Als marxisten is ons antwoord dat het kapitalistische systeem de boosdoener is. De absurde en irrationele logica van oneindige expansie en accumulatie, productivisme en de obsessie met het zoeken naar winst tegen elke prijs zijn er verantwoordelijk voor dat de mensheid aan de rand van de afgrond is gebracht.

De verantwoordelijkheid van het kapitalistische systeem voor de dreigende catastrofe wordt algemeen erkend. Paus Franciscus sprak zich in zijn encycliek Laudato Si [Geprezen zijt Gij], zonder het woord ‘kapitalisme’ in de mond te nemen, uit tegen een structureel pervers systeem van handels- en eigendomsrelaties dat uitsluitend gebaseerd is op het ‘principe van winstmaximalisatie’ als verantwoordelijk voor zowel sociaal onrecht als de vernietiging van ons gemeenschappelijk huis, de natuur. Een leus die overal ter wereld tijdens ecologische demonstraties wordt geroepen is ‘System Change Not Climate Change!’.

De houding van de belangrijkste vertegenwoordigers van dit systeem, voorstanders van business as usual ‒ miljardairs, bankiers, zogenaamde experts, oligarchen en politici ‒ kan worden samengevat met de zin die wordt toegeschreven aan Louis XV: ‘Na mij, de zondvloed.’ Het totale falen van de tientallen COP-conferenties van de Verenigde Naties over klimaatverandering om de minimale maatregelen te nemen die nodig zijn om het proces te stoppen, illustreert de onmogelijkheid van een oplossing voor de crisis binnen de grenzen van het heersende systeem.

III. Kan ‘groen kapitalisme’ een oplossing zijn? Kapitalistische bedrijven en regeringen mogen dan geïnteresseerd zijn in de (winstgevende) ontwikkeling van ‘duurzame energiebronnen’, maar het systeem is al drie eeuwen afhankelijk van fossiele brandstoffen (kolen, olie en gas) en vertoont geen tekenen van bereidheid om die op te geven. Kapitalisme kan niet bestaan zonder groei, expansie, accumulatie van kapitaal, grondstoffen en winst, en die groei kan niet doorgaan zonder een uitgebreid gebruik van fossiele brandstoffen.

Groene kapitalistische pseudo-oplossingen zoals ‘koolstofmarkten’, ‘compensatiemechanismen’ en andere manipulaties van de zogenaamde ‘duurzame markteconomie’ zijn volkomen nutteloos gebleken. Terwijl de ‘vergroening’ alsmaar doorgaat, schiet de uitstoot van koolstofdioxide omhoog en komt de catastrofe steeds dichterbij. Er is geen oplossing voor de ecologische crisis binnen het kader van het kapitalisme, een systeem dat volledig gewijd is aan productivisme, consumentisme en de woeste strijd om marktaandeel. Zijn intrinsiek perverse logica leidt onvermijdelijk tot de afbraak van het ecologisch evenwicht en de vernietiging van de ecosystemen. Zoals Greta Thunberg het verwoordde, ‘is het mathematisch onmogelijk om de ecologische crisis op te lossen in het kader van het huidige economische systeem’.

De Sovjet-ervaring, ongeacht haar verdiensten of tekortkomingen, was ook gebaseerd op de logica van groei, gebaseerd op dezelfde fossiele grondstoffen als het Westen. Een groot deel van links deelde in de vorige eeuw de groei-ideologie in naam van de ‘ontwikkeling van de productiekrachten’. Een productivistisch socialisme dat de ecologische crisis negeert is niet in staat om de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw aan te gaan.

IV. De degrowth reflectie en beweging die de laatste decennia is ontstaan heeft een grote bijdrage geleverd aan een radicale ecologie door zich te verzetten tegen de mythe van een onbeperkte ‘groei’ op een beperkte planeet. Maar degrowth is op zichzelf geen alternatief economisch en sociaal perspectief: het definieert niet wat voor soort samenleving het huidige systeem zal vervangen. Sommige voorstanders van degrowth zouden de kwestie van het kapitalisme negeren en zich alleen richten op productivisme en consumentisme en de boosdoener definiëren als ‘het Westen’, ‘Verlichting’ of ‘Prometheanisme’. Anderen, die de linkerzijde van de degrowth beweging vertegenwoordigen, wijzen duidelijk het kapitalistische systeem aan als verantwoordelijk voor de crisis en erkennen de onmogelijkheid van een ‘kapitalistische degrowth’.

In de laatste jaren zijn ecosocialisme en degrowth steeds meer naar elkaar toegegroeid: beide hebben zich de argumenten van de ander toegeëigend en het voorstel van een ‘ecosocialistische degrowth’ wordt steeds meer gezien als een gemeenschappelijke basis.

V. Ecosocialisten hebben veel geleerd van de degrowth beweging. Ecosocialisme neemt daarom steeds meer de noodzaak van degrowth over in het overgangsproces naar een nieuwe socialistische ecologische samenleving. Een voor de hand liggende reden hiervoor is dat de meeste hernieuwbare energieën, zoals wind en zon, (a) grondstoffen nodig hebben die niet op onbeperkte schaal bestaan en (b) niet ononderbroken zijn en afhankelijk zijn van de klimaatomstandigheden (wind, zon). Ze kunnen fossiele energie dus niet volledig vervangen. Een aanzienlijke vermindering van het energieverbruik is daarom onvermijdelijk. Maar de kwestie heeft een algemener karakter: de productie van de meeste goederen is gebaseerd op de winning van grondstoffen, waarvan vele (a) steeds beperkter worden en/of (b) ernstige ecologische problemen veroorzaken tijdens het winningsproces. Al deze elementen wijzen op de noodzaak van degrowth.

Ecosocialistische degrowth omvat de noodzaak van substantiële reducties in productie en consumptie, maar beperkt zich niet tot die negatieve dimensie. Het omvat het positieve programma van een socialistische samenleving, gebaseerd op democratische planning, zelfbeheer, productie van gebruikswaarden in plaats van goederen, gratis basisvoorzieningen en vrije tijd voor de ontwikkeling van menselijke verlangens en capaciteiten ‒ een samenleving zonder uitbuiting, klassenheerschappij, patriarchaat en alle vormen van sociale uitsluiting.

VI. Ecosocialistische degrowth heeft geen puur kwantitatieve opvatting van degrowth als een vermindering in productie en consumptie. Het stelt kwalitatieve verschillen voor. Sommige producties ‒ bijvoorbeeld fossiele energie, pesticiden, kernonderzeeërs en reclame ‒ moeten niet alleen worden verminderd, maar ook onderdrukt. Andere, zoals privé-auto’s, vlees en vliegtuigen, zouden substantieel gereduceerd moeten worden. Weer andere, zoals biologisch voedsel, openbaar vervoer en koolstofneutrale woningen, moeten worden ontwikkeld. Het gaat niet om ‘overmatige consumptie’ in abstracte zin, maar om de heersende manier van consumeren, die gebaseerd is op opzichtige verwerving, massale verspilling, vervreemding van koopwaar, obsessieve opeenhoping van goederen en de dwangmatige aankoop van pseudo-nieuwigheden opgelegd door de ‘mode’.

Er moet een einde komen aan de monsterlijke verspilling van grondstoffen door het kapitalisme, gebaseerd op de productie, op grote schaal, van nutteloze en schadelijke producten: de wapenindustrie is een goed voorbeeld, maar een groot deel van de ‘goederen’ die in het kapitalisme worden geproduceerd, met hun ingebouwde veroudering, hebben geen ander nut dan het genereren van winst voor grote bedrijven. Een nieuwe maatschappij zou de productie richten op de bevrediging van authentieke behoeften, te beginnen met die welke als ‘bijbels’ kunnen worden omschreven ‒ water, voedsel, kleding en huisvesting ‒ maar met inbegrip van de basisdiensten: gezondheidszorg, onderwijs, vervoer en cultuur.

Hoe kunnen we de authentieke van de kunstmatige, feitelijke en gefabriceerde behoeften onderscheiden? Die laatste worden opgewekt door mentale manipulatie, oftewel reclame. Hoewel reclame een onmisbare dimensie is van de kapitalistische markteconomie, zou er geen plaats voor zijn in een samenleving die overgaat op ecosocialisme, waar het zou worden vervangen door informatie over goederen en diensten die wordt verstrekt door consumentenorganisaties. Het criterium om een authentieke van een kunstmatige behoefte te onderscheiden is het voortbestaan ervan na de afschaffing van reclame (Coca-Cola!). Natuurlijk zouden oude consumptiegewoonten nog enige tijd blijven bestaan en niemand heeft het recht om de mensen te vertellen wat hun behoeften zijn. De verandering van consumptiepatronen is een historisch proces en ook een educatieve uitdaging.

VII. De belangrijkste inspanning in een proces van planetaire degrowth moet geleverd worden door de landen van het geïndustrialiseerde Noorden (Noord-Amerika, Europa en Japan) die verantwoordelijk zijn voor de historische accumulatie van koolstofdioxide sinds de Industriële Revolutie. Het zijn ook de gebieden in de wereld waar het consumptieniveau, vooral onder de bevoorrechte klasse, duidelijk niet duurzaam is en verspilling in de hand werkt. De ‘onderontwikkelde’ landen in het Zuiden (Azië, Afrika en Latijns-Amerika), waar nog lang niet aan de basisbehoeften wordt voldaan, zullen een proces van ‘ontwikkeling’ nodig hebben, inclusief de aanleg van spoorwegen, water- en rioleringssystemen, openbaar vervoer en andere infrastructuur. Maar er is geen reden waarom dat niet zou kunnen worden bereikt door middel van een productiesysteem dat milieuvriendelijk is en gebaseerd op hernieuwbare energie.

Die landen zullen grote hoeveelheden voedsel moeten verbouwen om hun hongerige bevolking te voeden, maar dat kan veel beter bereikt worden ‒ zoals de boerenbewegingen die wereldwijd georganiseerd zijn in het Vía Campesina netwerk al jaren bepleiten ‒ door een biologische landbouw gebaseerd op familie-eenheden, coöperaties of collectivistische boerderijen. Dat zou in de plaats komen van de destructieve en asociale methoden van de geïndustrialiseerde agro-industrie, gebaseerd op het intensieve gebruik van pesticiden, chemicaliën en genetisch gemodificeerde organismen.

Op dit moment is de kapitalistische economie van landen in het Zuiden geworteld in de productie van goederen voor hun bevoorrechte klasse ‒ auto’s, vliegtuigen en luxegoederen ‒ en goederen die op de wereldmarkt worden geëxporteerd: sojabonen, vlees en olie. Een proces van ecologische transitie in het Zuiden, zoals bepleit door ecosocialisten, zou dat soort productie verminderen of onderdrukken en zich in plaats daarvan richten op voedselsoevereiniteit en de ontwikkeling van basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg en onderwijs, waarvoor vooral menselijke arbeid nodig is, in plaats van meer goederen.

VIII. Wie zou het subject kunnen zijn in de strijd voor een ecosocialistische degrowth? Het arbeiders/industrialistische dogmatisme van de vorige eeuw is niet langer actueel. De krachten die nu voorop lopen in de sociaal-ecologische confrontaties zijn jongeren, vrouwen, inheemse mensen en boeren. Het verzet van inheemse gemeenschappen in Canada, de Verenigde Staten, Latijns-Amerika, Nigeria en elders tegen de kapitalistische olievelden, pijpleidingen en goudmijnen is goed gedocumenteerd; het vloeit voort uit hun directe ervaring met de destructieve dynamiek van kapitalistische ‘vooruitgang’, evenals de tegenstelling tussen hun spiritualiteit en cultuur en de ‘geest van het kapitalisme’.

Vrouwen zijn zeer aanwezig in de inheemse verzetsbeweging en in de formidabele jeugdopstand die door Thunbergs oproep tot actie in gang is gezet ‒ een van de grote bronnen van hoop voor de toekomst. Zoals ecofeministen uitleggen, komt die massale deelname van vrouwen aan mobilisaties voort uit het feit dat zij de eerste slachtoffers zijn van de schade die het systeem toebrengt aan het milieu.

Hier en daar beginnen vakbonden zich er ook mee te bemoeien. Dat is belangrijk, want uiteindelijk kunnen we het systeem niet overwinnen zonder de actieve deelname van arbeiders in de steden en op het platteland, die de meerderheid van de bevolking vormen. De eerste voorwaarde in elke beweging is het koppelen van ecologische doelen (het sluiten van kolenmijnen, oliebronnen, kolencentrales, enzovoort) aan gegarandeerde werkgelegenheid voor de betrokken arbeiders. Milieubewuste vakbondsleden hebben aangevoerd dat er miljoenen ‘groene banen’ zouden worden gecreëerd in een proces van ecologische transitie.

IX. Ecosocialistische degrowth is tegelijkertijd een project voor de toekomst en een strategie voor de strijd hier en nu. Er is geen sprake van wachten tot de omstandigheden ‘rijp’ zijn. Het is noodzakelijk om een samenloop uit te lokken tussen sociale en ecologische strijd en om de meest destructieve initiatieven van machten in dienst van kapitalistische ‘groei’ te bestrijden. Voorstellen zoals de Green New Deal maken deel uit van die strijd in hun meer radicale vormen, die een effectief afzien van fossiele energie vereisen ‒ maar niet in de hervormingen die zich beperken tot het recyclen van het systeem.

Zonder illusies te koesteren over een ‘schoon kapitalisme’, moeten we proberen tijd te winnen en de machthebbers een aantal elementaire maatregelen voor degrowth opleggen, te beginnen met een drastische vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. De pogingen om de Keystone XL pijpleiding, een vervuilende goudmijn en een kolencentrale tegen te houden, maken deel uit van een grotere verzetsbeweging die door Naomi Klein Blockadia wordt genoemd. Net zo belangrijk zijn de lokale ervaringen met biologische landbouw, coöperatieve zonne-energie en gemeenschappelijk beheer van hulpbronnen.

Dergelijke gevechten rond concrete kwesties van degrowth zijn belangrijk, niet alleen omdat gedeeltelijke overwinningen op zich welkom zijn, maar ook omdat ze bijdragen aan het verhogen van het ecologisch en socialistisch bewustzijn en tegelijkertijd activiteit en zelforganisatie van onderop bevorderen. Die factoren zijn beslissende en noodzakelijke voorwaarden voor een radicale transformatie van de wereld ‒ dat wil zeggen, voor een Grote Overgang naar een nieuwe samenleving en een nieuwe manier van leven.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Monthly Review. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.