In Groot-Brittannië spreekt men van de Parliamentary Labour Party, de PLPom de parlementsleden van Labour aan te duiden. Deze naamgeving geeft de indruk dat de PLP een soort ‘partij in de partij’ is, en alhoewel die bijklank niet intentioneel is bevat ze veel waarheid. Veel parlementsleden van Labour hebben hun eigen agenda, die zich weinig aantrekt van het partijprogramma, en haast uitsluitend gericht is op de eigen verkiezing of herverkiezing. Sommigen zouden er zelfs hun eigen partijvoorzitter voor aan de muur nagelen, zoals Jeremy Corbyn moest ondervinden.

Zo erg is het niet gesteld met Die Linke, de radicaal linkse partij in Duitsland, maar er zijn verontrustende tekenen die wijzen op een afdrijven in die richting. Een jaar geleden al berichtten we over de eigengereide standpunten waarmee Dietmar Bartsch, co-voorzitter van Die Linke fractie in het Duits Parlement, naar buiten kwam en tot grote verontwaardiging leidden bij de Duitse vredesbeweging. Bartsch deed lacherig over de antimilitaristische en anti-NATO programmapunten van Die Linke (“Die Linke zal de NATO niet ontbinden, dat zou een grove overschatting zijn.”) De achtergrond van deze en gelijkaardige verklaringen (zoals de vraag naar de versterking van de politie)  is de bereidheid van een aantal kopstukken van Die Linke om zoveel water in de wijn te doen dat ze een aanvaardbare coalitiepartner worden in een Duitse regering.

Uitgesproken nu, een paar weken voor Duitse Bondsdagverkiezingen van 26 september, herhaalt Bartsch zijn sussende woorden richting SPD en Grünen: die anti-NATO standpunten moeten met een korrel zout genomen worden en mogen geen beletsel vormen om Die Linke regeringsverantwoordelijkheid te laten opnemen. In  een gesprek voor de radio op 3 september gaf hij weliswaar de mislukking van de NATO in Afghanistan toe, maar vond dat Die Linke toch niet eerst de terugtrekking van Duitsland uit de NATO zal eisen alvorens besprekingen te beginnen over een regeringscoalitie.

Dat Bartsch zich zo ver waagt op het pad van de ‘persoonlijke interpretatie’ van het partijprogramma heeft er alles mee te maken dat de kiesintenties voor 26 september de laatste weken flink door elkaar geschud werden. De laatste peilingen geven aan de conservatieve CDU/CSU – de partij van bijna-gewezen kanselier Merkel – nog maar 20%, terwijl de SPD op 25% zou mogen rekenen. De Grünen boeten een stuk in op vroegere vreugdesignalen (21 à 23%), maar met 17% is een ‘rood-rood-groene’ coalitie (SPD – Die Linke – Grünen) niet totaal uitgesloten. Dat houdt in dat Die Linke de mankerende stemmen levert voor een meerderheid, alhoewel de polls daar niet op wijzen, en zelfs de vraag gesteld wordt of de partij de kiesdrempel van 5% haalt.

Hoe twijfelachtig dit perspectief ook is, Bartsch en-andere-realo’s in Die Linke willen hun regeringsdroom veiligstellen en plooien zich naar één van de voorwaarden die de SPD, bij monde van hun kanselierskandidaat Scholz, stelt aan coalitiepartners: versterking van de NATO. Dit is voor de Grünen in ieder geval geen enkel probleem .en Bartsch probeert zijn mogelijke coalitiepartners van hetzelfde te overtuigen.  Ook op andere punten probeert Bartsch zijn ingebeelde coalitiepartners gerust te stellen: natuurlijk zijn we voor een sterker Europa, natuurlijk moet er een stevig begrotingsbeleid zijn…

Bartsch is er zich wel van bewust dat het antimilitarisme en het verzet tegen de NATO diep ingeworteld zijn bij een groot deel van Die Linke, en probeert daarom een regeringsdeelname te kaderen in de strijd voor een socialer beleid (lonen, pensioenen, belastingen…). Dat het kneusje van een rood-rood-groene coalitie daar weinig kans zou voor hebben lijkt niet bij hem op te komen. SPD en Grünen zijn namelijk de partijen die onder Gerhard Schröder het Hartz IV programma met zijn minijobs en sociale afbouw doordrukten. Op het beleid van rood-rood-groen zal Die Linke hoogstens een marginale invloed hebben, maar ondertussen haar geloofwaardigheid bij de linkerzijde in Duitsland te grabbel gooien, en door het inslikken van de antimilitaristische standpunten haar rol van politiek verlengstuk van de vredesbeweging verliezen.

Eén vogel maakt geen lente, en omgekeerd betekent één opportunist niet de afgang van een partij. Maar Bartsch is geen alleenstaand geval. Tot in 2019 werd de Bundestagfractie van Die Linke naast Bartsch ook geleid door Sarha Wagenknecht, het meest mediatieke kopstuk van de partij. Tegen alle democratische regels in en zonder enig intern debat deed ze een poging om van Die Linke een ‘beweging’ – “Aufstehen” – te maken met zeer bedenkelijke uitgangspunten (bedreiging van de welvaartsstaat door immigratie, bewondering voor de ordoliberale principes van Ludwig Erhard…). Aufstehen werd een flop, maar toonde ook hier aan dat machtsmisbruik van vooraanstaande partijkopstukken, in het bijzonder parlementsleden, niet het monopolie zijn van de Britse Labour Party.

PLP als Parlementarische Linke Partei? Nein, danke!

Een toevoeging: Het eerder rechtse Politico denkt dat een rood-rood-groene coalitie niet zo denkbeeldig is. Men vindt er ook actuele prognoses van de verkiezingen van 26 september, en een beschouwing over mogelijke coalities.

Herman Michiel is actief in Ander Europa. Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa.