Geestelijke problemen als stress en depressie zijn een van de grote volksgezondheidskwesties van deze eeuw. In België wordt een op vier mensen ooit met ernstige psychische problemen geconfronteerd, in Nederland krijgt een op de vijf met depressie te maken. Iain Ferguson schreef een boek over de samenhang tussen geestelijke gezondheid en het politiek-economische systeem waarin we leven.

Het lijkt alsof er een epidemie van depressie en angststoornissen heerst. Er wordt steeds meer over gepraat, vaak in termen van werkverzuim. Waarom denk je dat vraagstukken rondom mentale gezondheid nu zo op de voorgrond staan?

Ik denk dat de belangrijkste reden is dat er een gigantische toename heeft plaatsgevonden van mensen met mentale problemen. Dit raakt misschien wel het duidelijkst mensen die geen werk hebben en onder druk staan van arbeids(on)geschiktheidsonderzoek en mensen in de bijstand die onder druk worden gezet om koste wat het kost weer aan het werk te gaan.

Dus we zien in Groot-Brittannië en in landen zoals Griekenland een explosieve toename van depressies en angststoornissen, maar ook van zelfdodingen. Andere groepen worden hierdoor ook geraakt. Er is bijvoorbeeld een grote toename in het aantal jonge mensen, met name jonge vrouwen, die een hoge mate van angst en depressie doormaken – waarschijnlijk in verband met de competitie op social media. Maar het aantal gevallen van depressie en angststoornissen onder werkende mensen – arme, slecht betaalde arbeiders – groeit ook. Sommige van die gevallen hebben te maken met schulden, andere met baanonzekerheid.

Het is dus best universeel. De verbindende factor, beargumenteer ik in mijn boek, is de druk van het leven in een neoliberale maatschappij; of dat nu gaat om intensiteit van werk, schulden, of uitkeringssancties.

Waarom wilde je nu dit boek schrijven?

De kernreden voor mij om dit boek te schrijven was om een medisch model aan te vallen dat suggereert dat geestesziektes, of dat nou als depressie, angststoornis, schizofrenie of wat dan ook gelabeld wordt, dat deze ziektes volgens dat model op een of andere manier niets te maken hebben met wat er speelt in iemands leven; wat er speelt in de maatschappij. Dat model individualiseert mentale problemen.

Het beginpunt is om dat aan te vallen en om te beargumenteren dat de huidige groei in gevallen van geestesziektes zeer sterk verband houdt met de druk die kapitalisme uitoefent op het leven van mensen.

Twee andere factoren waren ook belangrijk. Een daarvan is dat er recent debatten zijn geweest – niet alleen op het Londense Marxisme festival en op de pagina’s van de Socialist Review – over verschillende manieren van mentale gezondheid begrijpen. Er zijn debatten over Freud, over neurowetenschappen, enzovoorts. Ik heb geprobeerd deze debatten aan te gaan.

De andere factor waardoor het vraagstuk over geestelijke gezondheid op de voorgrond is gekomen, komt dankzij groepen als Disabled People Against Cuts (DPAC). Een positief effect van de huidige crisis is dat het grote aantallen mensen heeft gemobiliseerd – vaak mensen die met mentale problemen te maken hebben – om factoren te bestrijden die geestesziekten veroorzaken.

Hoe kon het medische model dat je beschrijft dominant worden, en sinds wanneer?

Het is al 150 jaar het dominante model. Ten eerste om een ideologische reden: het plaatst mentale problemen bij het individu, wat tot zeer handige verklaringen leidt. Het suggereert namelijk dat de fout ligt in onze hersenen of in onze morele zwakte. Het is dan ook niet verrassend dat er een stigma omheen hangt. Het geeft mensen met mentale problemen het gevoel dat ze gefaald hebben.

Ten tweede is een grote factor het idee dat elke ziekte met een pilletje of iets dergelijks kan worden opgelost. Het is niet verrassend dat de farmaceutische industrie de op één na meest winstgevende industrie is – hoewel er veel bewijs is dat die pilletjes niet echt werken.

En hoe spraken mensen over mentale problemen, als ze dat al deden, vóór het kapitalisme, vóór dit medische model?

Het dominante verklaringsmodel voor geestesziekten was religieus. Dus mentale problemen werden gezien als bezetenheid of als een straf van god. Maar tegelijkertijd zijn er altijd materialistische verklaringen geweest, die mentale problemen in het lichaam zelf plaatsen.

Er was bijvoorbeeld de humorale traditie, die verklaringen zocht in de balans van verschillende vloeistoffen in het lichaam. Dit model was zeer invloedrijk tot aan het begin van de 19e eeuw. Ik noem in het boek The Madness of King George, een film die dit goed laat zien.

Echter, je ziet – ook dit bespreek ik in het boek – zeker in tijden van grote sociale veranderingen zoals de transitie van feodalisme naar kapitalisme, of de periode van de Franse revolutie, steeds meer progressieve verklaringen naar de voorgrond treden, die de oorzaak van stress plaatsen in gebeurtenissen in het leven van mensen.

Hoe zou je een marxistische aanpak samenvatten van een complex vraagstuk als dit?

Er zijn drie elementen in een marxistische benadering. De eerste is een materialistische verklaring. We leven in een maatschappij die niet gebaseerd is op het bevredigen van menselijke behoeften maar één die wordt aangedreven door de accumulatie van kapitaal. Dat betekent dat menselijke behoeften, of deze nou emotioneel, seksueel of wat dan ook zijn, dat deze behoeften onderdrukt, verdraaid en vervreemd raken. Dat is eigenlijk het beginpunt van een begrip van mentale gezondheid.

Het tweede aspect is een historische uitleg. Dat gaat zowel om het verklaren van de dominantie van sommige ideeën in specifieke periodes, maar ook om het leven van mensen op een biografisch niveau.

Iemand merkte op dat de vraag die we zouden moeten stellen niet is ‘Hoe gaat het?’, maar eerder ‘Wat is er met je gebeurd?’ Met andere woorden, het zijn de gebeurtenissen in iemands leven: met name, maar niet alleen, de gebeurtenissen in het begin van het leven, die vormgeven aan hun ervaring van de wereld.

Het derde is een dialectische aanpak. Die heeft twee aspecten. Op individueel niveau zijn er mensen die stemmen horen – dit is de meest voorkomende vorm van schizofrenie – en die reageren op die stemmen. Ze zijn bang, of ze proberen het onder controle te krijgen. Vaak worden de manieren waarop mensen reageren behandeld als op zichzelf staande verschijnselen.

Dus het eerste punt is dat mensen actief bezig zijn hun eigen emoties te begrijpen en ermee om te gaan, maar ook – en dit is een van de kernargumenten van het boek – dat onze collectieve geestelijke gezondheid zeer is verbonden met het niveau van klassenstrijd.

Daar waar mensen zich niet collectief verzetten, daar is de kans groter dat iemand pijn en stress internaliseert. Er is behoorlijk wat bewijs dat collectief verzet en strijd tegen het systeem een positief effect op mentale gezondheid heeft.

In je boek staat een quote, ‘from picket lines to worry lines’ – ‘van demonstraties naar zorgrimpels’.

Ja, dat vind ik een mooie quote. Het vat op veel manieren samen waar we op dit moment staan. Het meest belangrijke dat we kunnen doen om onze mentale gezondheid te verbeteren is om collectief terug te vechten. En dat is verbonden met het vraagstuk van vervreemding, wat ik bespreek in het boek, want veel mentale problemen gaan over het gevoel van machteloosheid. Als mensen hun eigen kracht gaan voelen kan dat een heel positief effect hebben op hun mentale gezondheid.

Ik denk dat dit precies is wat het zo fundamenteel onderscheidt van andere benaderingen die mensen krijgen aangeboden als ze naar de dokter gaan. Zelfs als ze geen medicijnen krijgen voorgeschreven, worden ze misschien naar therapie gestuurd. En die therapie gaat veel meer om het veranderen van die reacties op individueel niveau.

Absoluut. Als het helpt dan is dat prima, maar in de essentie gaat therapie om het veranderen van de manier waarop je de wereld ziet in plaats van het veranderen van die wereld zelf. De andere kant is de eigenschap van neoliberale ideologie, die telkens progressieve ideeën kaapt voor eigen gewin. Zoals bijvoorbeeld het idee van ‘herstel’ in de geestelijke gezondheidszorg, dat zeer invloedrijk is op dit moment. Het positieve aspect is dat het veronderstelt dat mensen niet altijd ziek hoeven te zijn. Het negatieve is dat het druk op het individu legt om ‘beter’ te worden.

In je boek bespreek je de belangrijkste kritiek op de dominante modellen maar kijk je ook naar de vooruitgang die er is geboekt. Een grote naam in de psychoanalyse is natuurlijk Freud. Je hebt het over de innovaties in zijn benadering en de kracht daarvan, maar ook over de kritiek erop.

Freud was zelf geen revolutionair, maar er zit een zeer radicaal element in zijn gedachtegoed, namelijk dat de maatschappij menselijke seksualiteit – maar ook andere basisbehoeften – onderdrukt en vervormt. Dat produceert volgens hem zogenaamde neurose.

De psychoanalytische traditie is grotendeels een conservatieve traditie die ook mentale problemen heeft geïndividualiseerd. Maar één van de dingen die ik bespreek in het boek is dat er altijd een stroming binnen het marxisme is geweest die de radicale kern in Freuds gedachtegoed herkende.

Sommige prominente marxisten hielden zich toch ook bezig met Freud?

Ja, zeker tijdens revolutionaire perioden, zoals Rusland in de vroege jaren 20. Een van de dingen die ik fascinerend vond in het onderzoek voor dit boek was de mate waarin psychoanalyse bijna een officiële status had in Rusland destijds. De Sovjetregering gaf Freud uit. Hij werd gesteund door mensen als Trotski, Radek, Vygotsky en anderen.

In Duitsland waren mensen tegelijkertijd veel bezig met psychoanalyse, ook veel vrouwen, die zich bezighielden met Freuds ideeën en er radicaal potentieel in zagen. Dat veranderde toen psychoanalyse werd geïmporteerd in de VS in de jaren 30 en 40, toen het daar een soort officiële ideologie werd – verre van radicaal.

De andere periode waar je het over hebt zijn de jaren 60. Weer een periode van grote onrust en politieke strijd. Een van de mensen die met die periode wordt geassocieerd is R. D. Laing. Hij is recent wat populairder geworden – er was dit jaar een film over hem met David Tennant in de hoofdrol. Wat was Laings bijdrage?

Ik zie Laing als een zeer interessant, tegenstrijdig figuur. Zijn eerste bijdrage was het uitdagen van de meer barbaarse praktijken die destijds werden gebezigd, zoals lobotomie (iemands hersenen opensnijden), het wijdverbreide gebruik van elektroshock, etcetera.

Laing maakte zich er hard voor om te luisteren naar mensen die met aandoeningen als schizofrenie werden gelabeld. Hun gedrag en hun gevoelens waren niet zomaar chemische reacties, maar hadden echt te maken met hun ervaringen in het leven.

Vervolgens werd hij bekritiseerd omdat hij gezinnen en ouders de schuld zou geven van schizofrenie. Dat is niet helemaal eerlijk, maar hij was daar wel dubbel in.

Hij was zeer actief in het nieuwe links van die periode en organiseerde een grote conferentie in Londen in de late jaren 60. Jammer genoeg werden zijn intellectuele bijdragen in de jaren 70 zwakker en raakte hij verslaafd aan alcohol.

Maar de kern van Laings ideeën, dat mentale problemen iets betekenen, en dat de betekenis duidelijk wordt als we luisteren naar mensen, dat is nog steeds zeer belangrijk. In zekere zin is Laing nu vrijgesproken; er is substantieel empirisch bewijs dat een sterk verband tussen ervaringen – ook ervaringen met mishandeling – en mentale problemen laat zien.

Tegen het eind van je boek praat je over de bewegingen die de laatste jaren zijn opgekomen. Je kijkt met name naar bewegingen van cliënten en van mensen zoals jezelf, die radicaal maatschappelijk werk doen, zowel in het veld als op academisch niveau. In hoeverre zijn deze bewegingen gevormd door het verleden? En wat is nieuw in hun aanpak?

We zitten nu in een hele interessante periode. De basis voor deze nieuwe bewegingen is het feit dat mensen met mentale problemen niet meer in het ziekenhuis terechtkomen – er is een grotere kans dat ze uit hun eigen gemeenschap steun krijgen.

Het is veel gemakkelijker om mensen te organiseren als ze in hun gemeenschap worden gesteund dan wanneer ze in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst worden. Geestelijke gezondheidsproblemen zijn wijdverbreid en het stigma hierop wordt uitgedaagd. Ik denk dat dat het vandaag de dag makkelijker maakt om te organiseren rond dit vraagstuk.

Ongetwijfeld is een impact van de bezuinigingen geweest dat mensen erdoor radicaliseerden en dat cliënten van geestelijke gezondheidszorg zich hebben aangesloten bij DPAC en andere organisaties.

Er zijn onderdelen van deze bewegingen die compleet nieuw zijn, maar het is ook interessant om te zien hoe ze teruggrijpen naar hun eigen geschiedenis. Een positief aspect is dat het zogenaamde ‘mad studies’ kijkt naar voorbeelden van vroegere strijd – zowel uit de jaren 60 maar ook daarvoor – en dat ze kijken hoe ze ideeën van mensen zoals Laing vandaag de dag kunnen gebruiken.

Ik denk dat debatten nu ook gaan over de vraag of identiteitspolitiek de weg vooruit is. Volgens mij betekent de alomtegenwoordige ervaring met mentale problemen een afname in stigma, wat de mogelijkheid vergroot om een brede beweging op te bouwen.

Er zijn een aantal campagnes in het land geweest die strijden tegen het sluiten van de mentale gezondheidsdiensten die in de gemeenschap zijn georganiseerd. Hier werken mensen die de diensten gebruiken, vakbondsleden, en andere activisten nauw samen.

In organisaties zoals Social Work Action en Psychologists Against Austerity zien we ook dat mensen met mentale problemen, sociale dienstmedewerkers, psychologen en anderen zeer nauw samenwerken om tegen bezuinigingen te strijden.

Tot slot: waarom geeft Marx’ opvatting van vervreemding een doortastender begrip van mentale problemen?

Ik denk dat het centrale punt in het boek is dat de wortels van mentale problemen niet liggen bij een zeker beleid of ideologie maar in de kapitalistische maatschappij zelf – een maatschappij die ons weerhoudt van enige controle over ons leven en van creatief bezig zijn.

Dus elk aspect, of het nu gaat om intensiever werk, een sterkere competitie voor de kinderen op school, of om de eenzaamheid van de ouderen in onze geatomiseerde maatschappij: alles is een andere kant van hetzelfde probleem: dat we in een maatschappij leven waarvan de motor kapitaalaccumulatie is en niet de sociale en emotionele behoeften van mensen.

De enige manier om de crisis van mentale gezondheid aan te pakken is dus om een maatschappij te creëren die gebouwd is rond het bevredigen van menselijke behoeften in plaats van het maken van winst.

Iain Ferguson, Politics of the Mind, Bookmarks, december 2017, 160 pagina’s, 11,50€.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Socialist Review. Nederlandse vertaling: redactie socialisme.nu.