De Volksrepubliek China heeft de 200ste geboortedag van Karl Marx met luister herdacht. Tenslotte beroept de Communistische Partij (CP) die de Volksrepubliek leidt, zich op Marx, Engels, Lenin, ook nog een beetje op Mao Zedong en sinds kort ook op huidig voorzitter Xi Jinping. Marxisme, dat is toch de analyse van een maatschappij, dat is de tegenstellingen binnen die samenleving ontleden? En die dus ook toepassen op de eigen situatie. Een marxistische analyse van de Volksrepubliek kijkt naar klassentegenstellingen en klassenstrijd. Een stakingskaart en een lijst van dollarmiljardairs geven al een indicatie.

Verrijk u

In Hongkong maakt China Labour Bulletin in de mate van het mogelijke een overzicht van de sociale conflicten in de Volksrepubliek, maar ze geven toe dat dit slechts een topje van de ijsberg is. Zo waren er officieel al in de provincie Zhejiang, nabij Shanghai, in tien maanden 1.700 kleine en grotere conflicten geteld. Onlangs staakten bij het elektronicabedrijf Flex in Zhuhai 6.000 arbeiders drie weken lang. Kraanarbeiders staakten begin mei in het hele land voor hogere lonen en een achturen werkdag. Stakingen tegen het te laat uitbetalen van lonen, tegen  onveilige arbeidsomstandigheden en tegen dreigende sluitingen zijn schering en inslag. Stakingen, dat maakt deel uit van de klassenstrijd.

Sinds de grote economische liberalisering die Deng X iaoping eind 1978 lanceerde met onder meer de leuze “Chinezen, verrijk u” en “rijk zijn is geen schande”, heeft China zich in een  hels tempo ontwikkeld tot een samenleving met hoge welvaart. Wat peilingen zeggen zal wel kloppen: namelijk dat de meeste Chinezen tevreden zijn met die snel opgebouwde welvaart en met de plaats die China daardoor in de wereld inneemt. Daarmee is de klasseloze maatschappij evenwel geen feit.

Shenzhen

Dengs hervormingen hebben compleet nieuwe sociale verhoudingen voortgebracht. De tijd dat één aardbewoner op vijf een Chinese boer was, ligt al twee generaties achter ons. China is zeer snel verstedelijkt, industrie en diensten werden veel belangrijker dan landbouw en er groeiden bijgevolg andere sociale verhoudingen.

In welke richting die zouden gaan, verduidelijkte de directeur van de Speciale Economische Zone Shenzhen, niet ver van Hongkong, ons in 1982. Shenzhen was toen één grote bouwput, bijna alleen bevolkt door bouwvakkers. De directeur ging ervan uit dat wij, een delegatie Belgische journalisten, een tribune boden naar mogelijke investeerders. Schrijf maar dat ze nergens anders zulk gunstig investeringsklimaat zullen vinden, zei hij. Lage lonen , geschoolde arbeidskrachten waaruit ze kunnen selecteren, goedkope gronden, repatriëring van de winsten, en – benadrukte hij – geen echte vakbonden.

Shenzhen heeft nu 12 miljoen inwoners, van wie volgens het Hurun Report 62 dollarmiljardairs. 62 van de 819  miljardairs die het land telt en van wie verscheidene lid zijn van de Communistische Partij. In de hogere machtsregionen zitten 104 van die miljardairs die fortuin maakten met winkelketens, vastgoed en communicatietechnologie. Ze moeten wel loyaal zijn aan partij en Volksrepubliek, maar waarom zouden ze dat niet zijn?

Kloven

Sommige arbeiders moeten rondkomen met enkele honderden euro per maand, wat al een idee geeft van de inkomensverschillen. Eén percent van de bevolking bezit een derde van alle rijkdommen, een kwart bezit één  procent, wat veel zegt over de eigendomsverschillen.

Maar met wat interpretatiewerk kan dat “marxistisch” worden ingekleurd. Marx beschreef toch hoe het kapitalisme de productieve krachten opstuwt en sociale verhoudingen creëert voordat aan een socialistische maatschappij kan worden gedacht? Mao had er blijkbaar behoefte aan trouw te blijven aan deze vulgair mechanistische interpretatie door de eerste jaren na de revolutie, officieel de bevrijding, als een  burgerlijke fase te karakteriseren.

Voor Mao gingen de klassentegenstellingen vooral tussen arme boeren en grootgrondbezitters, hij had zijn guerrilla gevoerd als een strijd om de steden te omsingelen, steden die hij veel minder belangrijk vond dan het platteland. Dat was deels een gevolg van het feit dat de communisten in 1927 door de Kwomintang in Shanghai en andere steden waren uitgemoord, zodat Mao er noodgedwongen een boerenrevolutie van maakte. Mao was niet de hele partij, de vleugel rond president Liu Shaoqi wou in de jaren 1950 een snelle industrialisering met een moderne arbeidersklasse. Mao voerde tweemaal de forcing door om zijn visie door te drukken. Tot Deng in 1978 het roer volledig omgooide.

Proletariaat

Met als resultaat dat China in 2018 een zeer talrijke arbeidersbevolking heeft waarvan een deel in kapitalistische ondernemingen werkt, een ander deel in overheidsbedrijven en overheidsdienst. Uit diverse informatie, ook van overheidsbronnen, kan men opmaken dat er jaarlijks tienduizenden sociale conflicten zijn, zeer veel daarvan omdat de patroons de lonen veel te laat of niet uitbetalen. Protesten worden soms gesteund door de nationale vakbondsfederatie, soms ook niet.

Dan zijn er de tientallen, volgens sommigen honderden miljoenen mensen die in steden en industriegebieden werken zonder er resident te zijn en daardoor zeer weinig rechten hebben. Marx zou spreken van een lompenproletariaat.

De inkomenskloof neemt toe, arbeid krijgt een steeds kleiner deel van de koek, kapitaal een steeds groter. Dit zijn sociale tegenstellingen van een nieuw type, waarbij een deel van de staats- en partijbureaucratie zich – vaak via verwanten – heeft gerecycleerd tot een kapitalistische klasse die doet wat kapitalisten geacht worden te doen: zoeken naar de grootst mogelijke winsten.

Les geleerd

Deze bureaucraten hebben lessen getrokken uit de implosie van het Sovjetsysteem. Daarin waren ook sociale tegenstellingen, met een nomenklatura die allerlei privileges had, verbonden aan hun functie. Marxistische analyse kon niet, dat zou die tegenstellingen hebben blootgelegd. Een deel van die bureaucratie deed haar eigen systeem imploderen om via plundering zelf kapitalist te worden, een “schoktherapie” die de bevolking in ellende stortte. Niet zo in China waar de partij na 1978 alles goed in handen hield, zoals in 1989 tegen de massabeweging die zich keerde tegen privileges, nepotisme en corruptie. De Chinese CP zorgde voor een ordelijke reconversie van bureaucratie naar bourgeoisie, zonder “schoktherapie”. Stabiliteit voor alles.

Het gaat allang niet meer om privileges alleen, het gaat om grootschalige kapitalistische productie gericht om maximale winst, om complexe sociale groepen met uiteenlopende en tegengestelde belangen.

Degenen die Marx wellicht kapitalistische uitbuiters zou nomen, zijn niet alleen bedrijvig in China. Veel van de grote ondernemers zijn ook actief in Pakistan, Cambodja, Laos, Centraal-Azië, Australië; ze investeren op grote schaal in Afrika, Noord- en Zuid-Amerika, de Balkan, Centraal-Europa, West-Europa waar ze bedrijven opkopen of een pak aandelen nemen. Ze doen dat niet uit de marxistische visie op proletarisch internationalisme, ze doen dat als actieve deelnemers aan de kapitalistische mondialisering.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers