Op 4 april was het precies 50 jaar geleden dat Martin Luther King Jr. werd vermoord. Maar al te vaak is de King die sindsdien zo gevierd wordt een geneutraliseerde en geliberaliseerde versie van de echte King. Keeanga-Yamahtta Taylor herdenkt King als de radicale strijder voor gelijkheid die hij was.

Martin Luther King Jr. was een man die door mensen uit verschillende delen van het politieke spectrum werd veracht toen hij stierf, nu 50 jaar geleden. Zijn populariteit nam scherp af nadat hij in 1964 de Nobelprijs voor de Vrede ontving.

Kings focus op de strijd om een einde te maken aan de Jim Crow-wetten en stemrecht voor Afro-Amerikanen in het Zuiden af te dwingen, maakte plaats voor een veel moeilijkere strijd om de diepten van racisme en discriminatie aan te pakken die ervoor zorgden dat zwarte burgers de slechtste banen, huizen en scholen hadden.

Kings strijd in het Zuiden bracht hem in conflict met een reeks machtige witte racisten. Maar zijn strijd tegen woningmarktdiscriminatie, gesegregeerde scholen en politiegeweld brachten hem in conflict met een ander soort tegenstander. Tegenstanders die vaak werden beschermd door de Democratische Partij en zwarte politici die de rol van poortwachters van de zwarte gemeenschappen speelden.

In Kings laatste maanden hield hij zich bezig met de voorbereiding van een enorme burgerlijke ongehoorzaamheidscampagne in Washington om de aanhoudende armoede aan de kaak te stellen en overheidsingrijpen te eisen. King zei: ‘Onze ervaring is dat de federale regering en in het bijzonder het Congres nooit in beweging zullen komen tegen maatschappelijke kwalen voordat de natie rechtstreeks en massaal geconfronteerd wordt.’

Kings heel openlijke plannen voor ‘massale ontwrichting’ in het hoofdstad haalde hem de woede van zowel federale ambtenaren als de liberalen op de hals. Roy Wilkins, de nationaal secretaris van de NAACP (National Association for the Advancement of Colored People), schreef een opiniestuk in de Los Angeles Times waarin hij Kings plannen voor burgerlijke ongehoorzaamheid ‘geen vrijheid van meningsuiting, maar een maffia-achtige dictatuur’ noemde.

Kings politiek bewoog verder en verder naar links toen hij de onbuigzaamheid van de federale regering confronteerde en de verbanden legde tussen de onderdrukking en uitbuiting van gewone mensen thuis en de oorlog in Vietnam.

De politieke conclusie die King trok tijdens het presidentschap van de liberaal Lyndon Johnson was dat het ‘racisme, militarisme en materialisme’ dat aan de basis lag van de crisis in het Verenigde Staten niet simpelweg een partijpolitiek issue was. Dat deze kwesties een systematisch karakter hadden leidde King tot de conclusie dat alleen een ‘radicale reconstructie’ van de Amerikaanse samenleving ze kon oplossen.

Dat was een positie die hem de spot opleverde van het hele politieke spectrum van de mainstreampolitiek. Maar niets in de 50 jaar sinds zijn moord heeft Kings berekening kunnen veranderen: noch de strategieën die hij volgde, noch de politieke conclusies die hij trok.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op socialisme.nu.