Op 29 december werd de meest rechtse regering in de Israëlische geschiedenis beëdigd, waarbij Benjamin Netanyahu, Israëls langstzittende premier, weer aan de macht kwam. In tegenstelling tot de meeste recente regeringen ‒ er waren vijf verkiezingen in minder dan vier jaar ‒ heeft deze regering een stabiele parlementaire meerderheid, met 64 van de 120 zetels in de Knesset. Naast kabinetsposten voor leden van zijn rechtse Likud-partij, heeft Netanyahu hoge posten gegeven aan extremistische ultrareligieuze en ultranationalistische politici.

De beruchtste onder hen is Itamar Ben-Gvir van de extreemrechtse Otzma Yehudit-partij. Hij is minister van nationale veiligheid, een nieuwe functie die is gecreëerd door de uitbreiding van het ministerie van politie met de controle over de grenspolitie, die in de bezette gebieden actief is. Ben-Gvir was ooit lid van Kach, een partij die verboden is wegens het aanzetten tot racisme. In 1994 vermoordde een van haar leden, Baruch Goldstein, 29 Palestijnen die aan het bidden waren in de Ibrahimi-moskee in Hebron; tot 2020 hing er een foto van hem in Ben-Gvirs huis.

Een ander hooggeplaatst lid van het nieuwe kabinet is Bezalel Smotrich, leider van de Religieuze Zionistische Partij, die in 2005 werd gearresteerd op verdenking van een poging tot opblazen van een weg om Israëls terugtrekking uit de Gazastrook tegen te houden. Meer recentelijk heeft hij opgeroepen tot het scheiden van Joodse en Arabische moeders in kraamafdelingen. Smotrich is benoemd tot minister van Financiën, met een tweede post in het ministerie van Defensie, waar hij aanzienlijke macht krijgt over de goedkeuring van nieuwe joodse nederzettingen en het toezicht op de uitzetting van Palestijnen. En dan is er Avi Maoz van de Noam-partij, die heeft gepleit voor gendersegregatie en het verbieden van de Pride-parade in Jeruzalem. Hij heeft de leiding over een nieuw orgaan ter bevordering van de Joodse identiteit.

Liberale Israëli’s hebben twee grote angsten. De eerste heeft te maken met de versterking van de religieuze invloed op de politieke instellingen, waardoor de ultraorthodoxe gemeenschap, die al vrijstelling van staatstaken zoals militaire dienst geniet, nog meer macht krijgt. De tweede betreft de wetsvoorstellen voor de hervorming van het gerechtelijk apparaat die de minister van Justitie, Yariv Levin, heeft ingediend. Het is de bedoeling dat beslissingen van het Hooggerechtshof met een parlementaire meerderheid kunnen worden vernietigd.

Dat maakt het mogelijk dat wetgeving wordt aangenomen, zelfs als die in strijd is met de basiswetten van Israël, die het dichtst in de buurt komen van een grondwet. De regering zou ook effectieve controle krijgen over benoemingen in het hof. Samen zouden deze hervormingen de scheiding der machten tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht ondermijnen ‒ een bijzonder punt van zorg gezien Netanyahu’s lopende proces wegens corruptie, fraude en vertrouwensbreuk en de juridische problemen waarmee sommige van zijn ministers worden geconfronteerd.

Sinds het begin van het jaar zijn elke week tienduizenden Israëli’s in Tel Aviv, Beersheba, Haifa en Jeruzalem de straat opgegaan om te protesteren tegen de nieuwe regering; op 21 januari kwamen meer dan 100.000 mensen opdagen. Steun voor de zaak kwam ook van Joodse gemeenschappen in de diaspora, met bijeenkomsten in New York, Boston, Los Angeles en Londen. Tussen de Israëlische vlaggen en spandoeken kun je soms een paar borden zien waarop Palestijnse rechten worden genoemd.

Maar demonstranten die oproepen tot beëindiging van de bezetting worden afgezonderd van de hoofdbetogers, die ofwel hun inspanningen beschouwen als een afleiding van de werkelijke uitdagingen waarvoor de Israëlische democratie staat, ofwel onverschillig staan tegenover ‒ of zelfs hun steun geven aan ‒ het regeringsbeleid ten aanzien van de Palestijnen. Zoals de officiële richtlijnen van de coalitie duidelijk maken, maakt dat beleid het voornemen van Israël om de bezette gebieden permanent in bezit te houden volledig duidelijk.

Er zijn lauwe verklaringen van bezorgdheid over de nieuwe regering afgelegd door Israëlische bondgenoten, waaronder de regering Biden. In december zei Antony Blinken, de minister van Buitenlandse Zaken van de VS, dat de VS de regering zou beoordelen ‘op beleid en procedures en niet op individuele persoonlijkheden’. Al snel werden alarmerende beleidsmaatregelen en procedures aangekondigd, maar sindsdien is er geen enkele zinvolle reactie van Amerikaanse of Europese regeringen gekomen. Israëlische journalisten en publieke figuren spreken inmiddels over Israëlisch ‘fascisme’, maar bondgenoten in het buitenland hebben zich veel terughoudender opgesteld: Labouleider Keir Starmer beval een Labour parlementslid, Kim Johnson, zich te verontschuldigen voor het gebruik van het woord.

De regering heeft weinig gedaan om haar extremisme te verhullen. Levin heeft gezegd dat de justitiële hervormingen geen minuut vertraging zullen oplopen. Een van de eerste stappen van Ben-Gvir als minister was een bezoek aan de Haram al-Sharif/Tempelberg, een zeer provocerende zet die bedoeld was om de status quo overeenkomst over Jeruzalem, die niet-moslims verbiedt religieuze ceremonies uit te voeren op het terrein, ter discussie te stellen. Het bezoek duurde dertien minuten en er werd niet gebeden, maar het ontlokte een heftige reactie: Koning Abdoellah II van Jordanië, normaal gesproken gematigd, verklaarde dergelijke acties tot ‘rode lijnen’ en zei dat Jordanië bereid was zich ‘in een conflict’ te mengen om de heilige plaatsen van Jeruzalem te beschermen. Ben-Gvir moet nu beslissen of hij een verzoek goedkeurt om rechtse activisten van de Tempelberg, voor wie hij eerder heeft gepleit (zijn vrouw is een van hen), toe te staan een lam op de plaats te slachten bij (het joodse feest) Pesach in april.

De regering van Israël regeert over veertien miljoen mensen, waarvan slechts ongeveer 60 procent stemrecht heeft. Alle Joodse Israëli’s, waar ze ook wonen tussen de Jordaan en de Middellandse Zee, hebben invloed op de samenstelling ervan. Van de ruwweg zeven miljoen Palestijnen die in hetzelfde gebied wonen, hebben alleen de 1,7 miljoen mensen met het Israëlische staatsburgerschap politieke rechten ten aanzien van de entiteit die hun leven beheerst. In 2021 publiceerden Human Rights Watch, Amnesty International en B’Tselem, Israëls belangrijkste mensenrechtenorganisatie, allemaal rapporten die het Palestijnse verhaal bevestigen dat Israël apartheid uitoefent tegen het Palestijnse volk.

De illusie dat Israël een democratie is of ooit is geweest, wordt in stand gehouden door de mythe van de tweedeling langs de Groene Lijn, die ‘het eigenlijke Israël’ scheidt van de Palestijnse gebieden die het na 1967 onder zijn controle kreeg. Opeenvolgende Israëlische regeringen hebben het voorwendsel dat Israël een liberale democratie is die op de een of andere manier verschilt van zijn bezetting, laten varen, ook al wordt dat idee nog steeds herhaald door westerse beleidsmakers en door Palestijnse functionarissen die aan Israëls bezetting zijn gebonden.

Maar zelfs van Palestijnse burgers van Israël kan niet worden gezegd dat ze echte democratische rechten hebben. Hun beleving van het politieke leven is beladen: er moet een evenwicht worden gevonden tussen hun gemeenschappelijke behoeften en hun strijd voor gelijkheid enerzijds en deelname aan een zionistische staatsstructuur anderzijds. De vorige regering van Israël, die regeerde van juni 2021 tot december 2022, was de eerste met leden van een Palestijnse partij, de islamistische Ra’am; Joodse Israëlische partijen zijn van oudsher tegen machtsdeling met Palestijnen, maar besloten dat deze keer wel te doen om Netanyahu buiten de deur te houden. Tijdens zijn korte periode aan de macht kwam Ra’am vaak in conflict met het regeringsbeleid: de partij steunde uiteindelijk niet de ‘gezinsherenigingswet’ die mensen verbiedt samen te wonen met Palestijnse partners die geen staatsburgerschap hebben. De val van de coalitie bevestigde opnieuw het feit dat de Israëlische staat uitgaat van het waarborgen van de joodse suprematie, zelfs als het de deur openzet voor de politieke participatie van een klein aantal Palestijnen.

Een voorbeeld van de werking van deze structurele discriminatie is de recente uitspraak van de rechtbank dat de stad Karmiel niet hoefde te voorzien in vervoer voor Arabische kinderen, wier aanwezigheid op Arabischtalige scholen het demografische evenwicht van de stad zou veranderen. Politici streven nu openlijk naar de ‘Judaïsering’ van de Naqab/Negev, Galilea en steden met een Palestijnse aanwezigheid. Dergelijk beleid wordt niet bekritiseerd tijdens de protesten, wat mede verklaart waarom Palestijnse burgers van Israël er nauwelijks bij betrokken zijn.

Palestijnen begrijpen dat Israël een democratie is voor Joden en een apartheidsregime voor niet-joden. Maar net als de Groene Lijn is dat een valse scheiding, omdat het Joodse democratische systeem zelf afhankelijk is van etnische uitsluiting en demografische manipulatie. De liberalen die de opkomst van het fascisme in de Israëlische politiek veroordelen, strijden voor de rechten van slechts een deel van de bevolking: een functionerend rechtssysteem voor Joden, een vrije pers voor Joden, rechten voor Joodse vrouwen en LHBTQ+ gemeenschappen. Om deze doelen te bereiken moeten hun medebewoners in het land doorgaans zonder politieke rechten blijven.

De Basiswetten die liberalen willen beschermen zijn dezelfde wetten die sinds 2018 Israël hebben gedefinieerd als de natiestaat van uitsluitend het Joodse volk. Het Hooggerechtshof waarvoor demonstranten de straat opgaan om het te verdedigen, is hetzelfde Hooggerechtshof dat de juridische grondslagen verschafte voor de onteigening van Palestijns land en eigendom en voor de uitbreiding van de nederzettingen van de staat in de bezette gebieden. Vorig jaar sprak het Hof zich uit tegen de evacuatie van ongeautoriseerde kolonisten die land in beslag hadden genomen en buitenposten hadden gebouwd.

Wat de demonstranten zorgen baart, is het vooruitzicht dat de fascistische ideologie waarmee de Palestijnen zo vertrouwd zijn, zich tegen Israëlische Joden keert. Eén nieuwe minister, Orit Strook, wil dat artsen kunnen weigeren LHBTQ+ mensen te behandelen. Anderen willen de immigratiewetten hervormen om Joden te weren die niet voldoen aan een strikt orthodoxe definitie van Joodsheid ‒ geen Reform Joden, geen Conservatieve Joden. De vorige regeringen van Netanyahu voerden een repressief beleid tegen liberale Israëli’s en mensenrechtenorganisaties en bestempelden hen als ‘verraders’ en ‘collaborateurs’. Nu heeft hij zijn kabinet bemand met ultranationalistische politici die hebben aangezet tot geweld tegen links.

Op 27 januari viel een Palestijnse schutter Israëli’s aan in de illegale nederzetting Neve Ya’akov in Jeruzalem, waarbij zeven doden en drie gewonden vielen. De volgende avond kwamen voor de vierde week op rij demonstranten bijeen in Israëlische steden. De sfeer was bedrukt. Onder de aanwezigen was Yair Lapid, leider van de centristische Yesh Atid-partij en premier tot afgelopen december. ‘Ik ben naar Jeruzalem gekomen om aan iedereen te verklaren dat we één volk zijn,’ zei hij terwijl hij een kaars aanstak. ‘De regering moet kiezen of ze tegen terreur wil vechten of tegen de Israëlische democratie.’

In de bubbel van het Israëlische liberalisme zou het je vergeven kunnen worden als je je niet realiseerde dat het Israëlische leger een dag vóór de schietpartij in Neve Ya’akov een inval had gedaan in het vluchtelingenkamp Jenin op de Westelijke Jordaanoever, waarbij tien mensen werden gedood. Of dat de aanvaller in Jeruzalem persoonlijk was getroffen door het geweld van het Israëlische regime, dat een week voordat hij Neve Ya’akov binnenliep een kolonist in staat stelde zijn grootvader ongestraft te vermoorden en een legerambtenaar een ander familielid van hem te executeren. Of dat alleen al in januari meer dan dertig Palestijnen door de Israëlische autoriteiten zijn gedood. Of dat in 2022, toen Lapid in de regering zat, meer dan tweehonderd Palestijnen werden gedood door Israëlische operaties op de Westelijke Jordaanoever, waaronder vijftig kinderen, waardoor het het dodelijkste jaar voor Palestijnen was in twee decennia, met uitzondering van de Israëlische militaire aanvallen op de Gazastrook.

Op 30 januari maakte Blinken een lang geplande reis naar Israël. ‘Het is belangrijk dat de regering en het volk van Israël weten dat de Amerikaanse inzet voor hun veiligheid ijzersterk blijft,’ zei hij tijdens een persconferentie. ‘Amerika’s betrokkenheid is nooit afgenomen. Dat zal ook nooit gebeuren.’ Hij had niets te zeggen over de voorstellen van de regering om een wet aan te nemen die de uitzetting van de families van verdachte terroristen mogelijk maakt en om wapenvergunningen voor Israëlische burgers te bespoedigen.

Kort voor Blinkens bezoek was de Palestijnse anti-apartheidscoalitie, bestaande uit politieke organen en maatschappelijke instellingen, bijeengekomen om de voortdurende ‘strijd om Israëls systeem van kolonialisme, apartheid en militaire bezetting bloot te leggen en te ontmantelen’ te bespreken en te coördineren. Voor veel Palestijnen is de nieuwe regering gewoon een extremere en nog repressievere versie van de regeringen die eraan voorafgingen. Dat is niet onbelangrijk: het brengt de dreiging van meer geweld, dood en ontheemding met zich mee. Het betekent echter niet dat wat daarvóór kwam democratisch was. Als democratie is wat ze echt willen, zouden de demonstranten in Israëlische steden het voorbeeld van de Palestijnen moeten volgen en moeten proberen het regime van suprematie dat ze in stand houden te ontmantelen.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op London Review of booksNederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.