Iran, een complexe dictatuur

Islamitische Republiek Iran. Een repressieve theocratie? Een militaire dictatuur? Een mix ervan? Om het regime van vandaag iets beter te begrijpen, loont het de moeite te kijken vanwaar die Islamitische Republiek komt en hoe die de voorbije 43 jaar evolueerde.

Februari 1979: het regime van sjah Reza Pahlevi, tot kort daarvoor nog bestempeld als het meest solide regime van de regio, stortte in elkaar. Ondanks zijn machtig repressie-appparaat, was het niet bestand tegen een massale volksopstand, met miljoenen mensen die de straat opgingen en staakten tegen een regime van despotisme, onderdrukking en uitbuiting.

Het regime van de sjah, dat was onder meer de Savak, de beruchte geheime politie met haar folterkamers – de rapporten van Amnesty International brachten meer en meer details over die martelpraktijken aan het licht. Dat regime had zich ook in de kijker gewerkt met de megalomane peperdure festiviteiten van oktober 1971 in Persepolis. Dat had bij veel Iraniërs kwaad bloed gezet.

Cento en coup

Maar de sjah kon op de onverdeelde steun van het Westen rekenen. Iran was dé pijler van de Cento. Dat was een militair pact opgericht in 1955 met Turkije, Irak, Iran, Pakistan en het Verenigd Koninkrijk. Het was een belangrijk onderdeel van de ‘Koude Oorlog’ aan de rand van de Sovjet-Unie, een aanvulling van de Navo. Het zou een maand na de Iraanse revolutie van 1979 ontbonden worden.

Voor het Westen was Iran dus erg belangrijk. In 1945 had de Sovjet-Unie al geprobeerd er voet aan de grond te krijgen met steun aan afscheidingsbewegingen in Iraans Azerbeidzjan en Koerdistan. In 1953 was er groot alarm toen premier Mohammad Mossadegh niet alleen sociale maatregelen invoerde, maar ook de olie-industrie nationaliseerde. Daarmee maakte hij een einde aan 50 jaar Brits monopolie.

Toen waren er vrije verkiezingen die een duidelijke meerderheid hadden gegeven voor dat beleid. Maar zo zagen ze het niet in Londen en Washington. De Amerikaanse CIA en de Britse MI6 organiseerden de “operatie Ajax”: ze huurden Iraanse militairen in om Mossadegh op te pakken; die werd door een krijgsraad tot zijn dood naar een afgelegen dorp verbannen. Het was meteen gedaan met de Iraanse democratie.

Volk en clerus

De grote sier van Persepolis contrasteerde fel met de benarde situatie van de meeste Iraniërs. Mossadegh had ook een landhervorming uitgestippeld, maar daar waren de grootgrondbezitters, onder wie ook sjiïtische geestelijken, niet mee gediend. De sjiïtische clerus van ayatollas en mollahs zou zich trouwens in 1963 tegen de sjah keren, toen die met zijn “witte revolutie” voor modernisering ook een landhervorming doorvoerde – wat in hun nadeel was. Sociale emancipatie is nooit hun ding geweest.

Evenmin als vrouwenemancipatie, want ze verzetten zich in 1962 fel tegen de invoering van stemrecht voor vrouwen. Ayatollah Ruhollah Khomeini riep toen op tot verzet en bedreigde politici die dat zouden doorvoeren. Sommige werden later vermoord. Het vrouwenstemrecht voor lokale verkiezingen werd toen ingetrokken. Maar de sjah drukte door en voerde in 1963 het algemeen stemrecht voor vrouwen in. De ayatollahs waren woedend. In 1964 werd Khomeini verbannen.

Ontploft

Terwijl de rapporten van diplomaten en correspondenten in Teheran het regime van de sjah tot in 1978 een baken van stabiliteit bleven noemen, zegden twee vriendinnen me na een reis door Iran : dat gaat daar ontploffen. Zij hadden gelijk.

In 1977 kwamen vooral studenten op straat. Tegen de tirannie, de repressie, tegen de VS. Sommigen hadden oor naar de oproepen van de verbannen Khomeini die zijn discours ‘anti-imperialistisch’ inkleedde. De sjah deed enkele toegevingen, zoals het toelaten van oppositiepartijen. Maar te laat. Op 19 augustus 1978 staken in de stad Abadan vier mannen cinema Rex in brand en blokkeerden de uitgangen. Ca 400 doden. Islamistische terroristen, zei de regering, die hadden eerder al cinema’s aangevallen als ‘uitingen van westerse decadentie’. Maar de meeste Iraniërs geloofden de beschuldigingen dat de Savak, de geheime politie, het vuur had aangestoken.

De massale protesten werden aanvankelijk zwaar onderdrukt. 8 september 1978 staat geboekstaafd als “Zwarte vrijdag” – er vielen rond 100 doden. Maar hoe meer repressie, hoe groter de woede en de massa. Bewegingen als de linkse Fedayin Khalq (volks-fedayin), de links-islamitische Modjaheddin Khalq, de communistische Toedeh, het liberale Nationaal Front en talrijke islamitische groepen die opkwamen voor een islamitische republiek onder leiding van Khomeini…

De arbeiders sloten zich aan, er braken overal stakingen uit om het einde van het sjah-bwind te eisen. De ayatollahs zaten niet op één lijn, de ene steunde eerder links, anderen hielden zich afzijdig. Maar het was banneling Khomeini wiens radicale taal ‘tegen dictatuur, tegen het Amerikaans imperialisme’ het meest aansloeg.

Naïef

Wat de sjah ook deed, het was te laat, ze kwamen met miljoenen de straat op met één centrale eis: de sjah en zijn bewind moeten weg. Het was een heilige alliantie, van de linkse Fedayin en Toedeh tot ultra-conservatieve mollahs en ayatollahs. Links en liberalen zagen geen graten in de rol van die clerus, ze waren zo naïef te denken dat ze na de sjah tot een democratie konden komen met steun van die clerus. Ik moet deemoedig toegeven dat ik tot zeker in 1980 ook dacht dat er na de val van de sjah een progressief regime uit de bus kon komen.

Bij de terugkeer van Khomeini op 1 februari 1979 bleek al wel dat deze ayatollah het laken naar zich zou toetrekken. Voor de conservatieven binnen de clerus was de sjah schuldig aan een landhervorming, aan een beter statuut voor de vrouw en aan onderwerping aan de VS. Maar Khomeini had het over vrijheid, over vechten tegen dictatuur en imperialisme en daar waren ze het allemaal over eens.

Tien dagen later stortte het regime van de sjah in elkaar. Het was vanaf dag één duidelijk dat Khomeini de touwtjes in handen had. Geen enkele andere leider was opgestaan, hij had vanuit het buitenland – lang in Irak tot hij vandaar naar Frankrijk werd verbannen – de oproepen tegen de sjah en de VS gelanceerd. De revolutionairen – Fedayin, Modjaheddin en anderen – koesterden de illusie dat Khomeini zich zou beperken tot de rol van een ‘spirituele leider’ – hij had eerder gezegd dat geestelijke leiders niet geroepen zijn om te regeren. Wat achteraf duidelijk misleidend bleef.

Masker af

Wie toen kritiek had op Khomeini werd nagenoeg eenparig afgedaan als een ‘agent van het imperialisme’. De Islamitische Revolutionaire Raad benoemde Mehdi Bazargan, een liberale democraat, tot premier om de indruk te wekken dat er een open bewind kwam. Bazargan botste echter voortdurend met Khomeini, tot hij in november – na de bezetting van de VS-ambassade in Teheran door studenten – ontslag nam.

Intussen waren de grondvesten gelegd van de Islamitische Republiek Iran en van de plaats van de sjiïtische clerus daarin. De regering bleek al snel geen echte macht te hebben, die was in handen van de Revolutionaire Raad, Revolutionaire comités, Revolutionair Tribunaal en de Islamitische Revolutionaire Partij. In mei werd ook de Revolutionaire Wacht (Pasdaran Enghelab) opgericht als militair tegengewicht voor de linkse gewapende groepen (Fedayin, Modjaheddin) en de restanten van het leger van de sjah. Naast en onder de Pasdaran kwamen de basij mostazafin (de ‘gemobiliseerde vertrapten’, de armste bevolkingsgroepen), een militie voor het handhaven van de islamitische orde die de voorbije weken bijzonder actief was.

In juni 1979 werd uitgepakt met de grondwet voor een Islamitische Republiek; de tekst was eerder in ballingschap al uitgewerkt, er was gewoon het geschikte ogenblik afgewacht dat het voor anderen te laat was om nog te reageren. Enkele lekenpartijen waren intussen al verboden, de rest zou volgen. Bezwaren van links tegen de grondwet, werden weggewuifd. Volgens Khomeini volstond de islam als richtlijn voor regeren. Een Raad van Toezicht zou erover waken dat verkiezingen en wetten aan die richtlijn beantwoorden. Die Raad bestond vooral uit aan Khomeini toegewijde sjiïstische geestelijken.

Met de instelling van de velayat-i-faghih, de hoogste sjiïstische gezagsdrager, werd de kroon op het werk gezet. Er kwam een bij algemeen stemrecht verkozen Majlis, parlement, maar de kandidaten en de werking van het parlement waren onderworpen aan de velayat-i-faghih en de Raad van toezicht. Er kwamen verkiezingen voor een president, maar ook diens bevoegdheden waren volgens hetzelfde stramien beperkt.

Gezuiverd

De zuiveringen die in 1979 waren begonnen, werden in 1980 verder gezet, onder meer op grote schaal aan de universiteiten. De Modjaheddin en de Fedayin kregen het hard te verduren. In februari 1980 werden Abolhassen Bani Sadr met grote meerderheid president gekozen, maar een jaar later viel hij in ongenade en vluchtte hij naar Frankrijk.

Tussen juni 1981 en maart 1982 sloeg de repressie ongenadig toe. Duizenden vooral zeer jonge aanhangers van oppositiegroepen, van 3400 zijn de namen bekend, werden geëxecuteerd na schijnprocessen, vele duizenden anderen gewoon vermoord. De communistische Toedeh keek ernaar en zweeg, tot later ook zij aan de beurt kwam. Alle kritische kranten en bladen werden verboden. Meer dan 20.000 leerkrachten werden wegens “te westers” ontslagen.

De vrouwen wisten snel hoe laat het was. Op 8 maart 1979 – internationale Vrouwendag – hadden al meer dan 100.000 vrouwen in Teheran betoogd tegen de nieuwe regels voor vrouwen, waaronder het verplicht dragen van de hijab.

Daarmee waren de grondslagen gelegd voor een in alle opzichten islamitische republiek, een theocratie met een licht democratisch randje aangevuld met bijpassende justitie en vooral repressieapparaat. De Iraakse agressie tegen Iran zou dat de jaren daarop nog versterken.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Uitpers.be.