In zijn laatste boek, Hong Kong in Revolt: The Protest Movement and the Future of China, gebruikt de Hongkongse activist Au Loong Yu het beeld van de draak en de gans die de gouden eieren legt om het conflict tussen het Chinese regime en de bevolking van Hong Kong te symboliseren.

Dit laatste gebied speelt een sleutelrol in de financiële stromen tussen China en de rest van een planeet waarover Xi Jinping droomt zijn heerschappij te vestigen. In 2019 beleefde Hong Kong de grootste mobilisaties in zijn geschiedenis. Jongeren waren de belangrijkste drijfveren. Zij waren verontwaardigd over de wens van Peking om Hongkong in overeenstemming te brengen met de normen in de rest van China. De aankondiging van een wetsvoorstel om inwoners uit te leveren aan rechtbanken op het Chinese vasteland was de lont in het kruitvat.

Ondanks de dynamiek en de moed van de deelnemers had deze beweging te lijden onder twee grote moeilijkheden:

– een zeer ongunstig objectief machtsevenwicht: het Chinese vasteland telt bijna 200 keer zo veel bewoners als Hongkong, en het is een van de machtigste en meest repressieve staten ter wereld;

– het Chinese regime is in staat een formidabel doeltreffende strategie te ontwikkelen en  aanzienlijke materiële en personele middelen in te zetten.

De Hongkongse beweging heeft geëxperimenteerd met een opeenvolging van verschillende tactieken: massale geweldloze demonstraties, meer gewelddadige gedecentraliseerde botsingen, acties aan de basis in buurten, het presenteren van kandidaten voor lokale verkiezingen, het opbouwen van een groeiend aantal militante vakbonden, enzovoort. Tegenover de almacht van het regime zou een samenwerkend optreden van de bevolking van het vasteland en Hongkong nodig zijn geweest. Maar slechts een minderheid van de bevolking van Hongkong heeft in deze richting gehandeld. In feite heeft een veel machtigere vleugel met  een xenofobe houding ten opzichte van de bevolking van het vasteland, een dergelijke samenwerking nog moeilijker gemaakt.

Een groot deel van internationaal links heeft gefaald in zijn plicht tot elementaire solidariteit. Sommige Hongkongers hebben van hun kant steun gezocht bij buitenlandse regeringen, met name die van de Verenigde Staten, waardoor de propaganda van Peking dat de beweging te wijten was aan ‘buitenlandse inmenging’ makkelijker werd gemaakt.

Vanaf januari 2020 heeft de covid-19-pandemie de protesten nog gevaarlijker gemaakt en is het machtsevenwicht nog verder verslechterd.

Dit alles stelde Peking in staat een coherent tegenoffensief op te zetten. Op 30 juni 2020 werd een beslissende stap gezet met de afkondiging van een wet betreffende de ‘nationale veiligheid’, die nog repressiever was dan de uitleveringswet die de regering had moeten intrekken. De toenemende repressie treft vooral jongeren, maar ook academici, politieke leiders, vakbondsmensen, enzovoort. In 15 maanden tijd zijn meer dan 10.000 mensen gearresteerd.

Maar er zijn redenen voor hoop:

– Op 24 november 2019, toen de beweging na het demoraliserende einde van de bezetting van de universiteiten in een volledige impasse leek te raken, won de oppositie de plaatselijke verkiezingen met grote overmacht, wat aantoont dat de overgrote meerderheid van de bevolking nog steeds positief staat tegenover de beweging;

– rond dezelfde tijd verscheen een groot aantal nieuwe militante vakbonden. De vakbond van de openbare ziekenhuizen lanceerde begin februari een succesvolle staking van vijf opeenvolgende dagen, die de regering dwong om eindelijk een aantal basismaatregelen te nemen tegen de toen bloeiende covid-19-pandemie.

Er zijn dus elementen voor een strategie van verzet op lange termijn. Het blijft de taak van internationaal links om een bijdrage te leveren, met name door zich solidair op te stellen tegenover de repressie.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op International Viewpoint. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.